Ik heb niks tegen de herfst, op voorwaarde dat de zon schijnt. En het 18 graden is.
De poetshulp zet het strijkijzer neer en kijkt op haar GSM. Ze zucht: “Niet te geloven, het is nog geen half vier en het is bijna donker.”
*Technisch gezien zei ze het niet zo, maar deed ze dezelfde boodschap in haperend Engels. Maar ik kan dat niet nadoen zonder knullig over te komen en een beetje gemeen omdat ik haar dan eigenlijk wat uitlach op het internet en uitlachen op het internet, dat is voor eurosong en als club brugge verliest in de Champions League.*
Ze had gelijk. Ik trek een bleh-gezicht en werk verder. Zij strijkt nog een jeansbroek en ik maak ons allebei een kop thee. Er mag een koekske bij.
Tien minuten later komt de dochter binnenwaaien en ze brengt de koude en vuile laarzen binnen. Als ik wat later naar de winkel stap, ruik ik de wereld in november: blaadjes op de grond en natte wol.
Op weg terug naar huis en weet ik: het is tijd voor Will, vanavond.
Aaah, Bonnie Prince Billy! Altijd goed, maar inderdaad nog net wat beter op koude herfstavonden!
Al moet ik toegeven dat ik deze morgen van enthousiasme bijna van mijn stoel gevallen ben toen ik zag dat “onze berg” besneeuwd was. En dat ik het stiekem wel heel fijn vond om wolkjes te ademen tijdens mijn wandeling bij valavond – 🙂
Mooi geschreven!
Voor mij moet het geen 18° zijn (al mag dat natuurlijk) maar die zon MOET schijnen.
Mooie muziek, ik kende het niet (arme ikke)