Het blijft een soort van baby.
Hij keek op, daar in zijn hok, toen hij mijn stem hoorde. Hij keek me aan, en maakte zijn geluidje.
Zijn geluidje is iets tussen spinnen en miauwen en hij doet het altijd als hij op mijn schoot springt of op het voeteind van het bed. Of als ik hem binnenlaat, ‘s morgens vroeg.
Het is bijna praten, dat geluid, en ik versta na acht jaar feilloos wat hij bedoelt.
Deze keer was het: woooohoew, gij zijt hier en ik mag naar huis. Eindelijk, mens. Eindelijk. Ik ben zo blij.
Hij was niet de enige die blij was. De dochter had donderdag al een gigantische huilbui gehad toen ik vertelde dat Boogie bij de dokter moest blijven slapen omdat hij iets aan zijn tandjes had en daardoor heel hard kwijlde. Ik probeerde nog een verhaal over dat hij met andere katten mocht spelen, daar bij de dierenarts, en dat hij eerst pijn had en nu geen pijn meer zou hebben, maar zij kwam niet verder dan: “Hij is daar helemaal alleen zonder ons en hij heeft pijn en hij gaat ons missen. Ik mis hem.”. Eén nacht werden er twee, ze vroeg naar hem, ik suste en ontweek wat. Zei dat alles in orde was en hij bijna naar huis mocht.
Ik suste ook mezelf, want vrijdagavond op weg om hem op te pikken, had ik na een telefoontje van de dierenarts even een gigantische krop moeten wegslikken. Ze zei dat het erger was dan gedacht. Ze had zes tanden moeten trekken en hij bloedde nog een beetje en hij had veel pijn. En dat ze hem graag nog een nachtje wilde in de gaten houden.
“Is hij erg zielig?”
“Ja, eigenlijk. Ik denk dat hij morgen veel beter zal zijn, maar nu heb ik er toch wat compassie mee.”
Hij was veel beter, vandaag, gelukkig. En hij mocht mee naar huis. Hij schrokte als een leeuw zijn zachte voorgeschreven voeding binnen. Hij liet zich aaien door de dochter, en kroop bij ons in de zetel. En subiet mag hij mee naar het voeteind van het bed.
Want katten die net zes tanden zijn getrokken, die mogen niet buiten in de kou slapen.
En dan gaat hij zo tegen je benen een goed plekje zoeken om zich lekker in te wurmen, zo lekker tegen je benen dat je je niet meer durft te bewegen omdat hij anders wakker wordt en een ander gezellig plekje gaat zoeken.
Ik ken het en vind het eigenlijk dikwijls zelf ook best gezellig.
Zo herkenbaar, ik word er een klein beetje week van 🙂
Onze katjes hebben een stukje status moeten inleveren met de komst van een echte baby, maar ze horen toch even hard bij ons gezinnetje als ervoren, we liggen nu gewoon met zijn vijven in de zetel. En er wordt al eens achter hen aangezeten door een kruipend peutertje, maar hij is al even gek van hen als wij van hem zo blijkt.
Oh, ik herken het, onze poes heeft het laatste jaar last van chronisch ontstoken tandvlees (auto-immuunziekte)waardoor we soms om de twee weken bij de dierenarts zaten. Nu bijna al haar tandjes kwijt en bij 70% blijft het goed ,bij 30% komt het toch terug. Hopen dat ze bij die 70% zit.
Begrijp heel goed hoe Mira zich voelde , ben zoveel ouder maar ik zag er ook vanaf.
Groeten, Martine
Zo poezelig kunnen zielige hondjes ook zijn. Voral als ze daarmee een plaatsje op het bed kunnen forceren. En dan maken ze het zich inderdaad gemakkelijk. En tegen ‘s morgens liggen ze héél gemakkelijk, want dan hebben ze je uit bed gewerkt… 🙂