De gebuur.
Elke keer als ik hem zie lopen, met die mevrouw aan zijn hand, glimlach ik in mijn hoofd. Ze is er nu zowat een jaar, hand in hand naar de bakker, in de voormiddag als ik met de Mini naar de zandbak trek.
Ik moet dan ook denken aan de matrassen op het eerste verdiep. En of die kamer nog net zo zou zijn. Ik vraag dat niet, natuurlijk, want ik zeg alleen vriendelijk goeiendag. Zo doet ge dat met gebuurs.
Twee zomers geleden liep hij daar nog alleen. Als hij in zijn voordeur stond te kijken, dan was hij alleen. Als hij zijn auto uit de garage voorreed, dan was hij alleen. Hij was altijd alleen. Ik weet dat, want hij had het verteld.
Dat was toen we hier pas woonden. We lieten toen een keer een nieuw dak leggen en ‘s avonds stonden we aan de overkant van de straat te turen hoe het eruitzag. Hij stond in zijn deurgat. Dat ge het goed kunt zien vanop zijn tweede, en dat we anders eens van daar mochten komen kijken.
Wat volgde was een groot half uur rondleiding in zijn huis en bijhorende verhalen. Over zijn vrouw die overleden was, en hoe hij sindsdien alleen was. Over het waskot dat eerst een koer was, maar dat ge beter zijt met een waskot, want ge kunt toch niet buiten met dat slecht weer altijd. Over de kamer, op de eerste verdieping met de vloer en muren van plastiek matrassen. Over de zoon, die daar vroeger woonde, en dat die zich dan geen pijn kon doen. Over zijn vrouw die ziek was geworden en hoe het zorgen voor de zoon toen niet meer ging. Over hoe nu andere mensen voor de zoon zorgden, professionelen. En over hoe hij nog meer alleen was sindsdien.
Wij woonden een maand in ons pas gekochte huis. Jonge mensen, aan het begin van een heel leven samen, popelend van al het geluk dat ons stond te wachten. Ik weet nog dat ik kapot was van het contrast, als ik hem daar zo zag staan. Alleen.
Als ik ze zie, hand in hand, op weg naar de bakker, dan zit er zon in mijn hoofd. Het is een schone zomer.
En dit is een zeer schoon stukje!
*smelt*
Ontroerend. Lief. Mooi…
PRACHTIG!
Ja ok, nog eens: 🙂
Ge smelt daar inderdaad van, van zo’n koppeltje! Bij ons op ‘t kerkhof heb ik ook zo’n romance zien ontstaan. Zij elke dag aan het graf van haar man en hij elke dag aan het graf van zijn vrouw. Amper twee zerken van elkaar gelegen. Ge ziet de genegenheid groeien tussen die twee bejaarde, verdrietige mensen. Eerst heel voorzichtig en een beetje onwennig maar nu komen ze steeds hand in hand hun beider geliefden gedag zeggen. Eender welk weer, als ik ze zie, begint bij mij ook de zon te schijnen!
Prachtig en heel herkenbaar! Fan
schoon
Mooi, mooi, mooi!
Je bent er weer in geslaagd ons te ontroeren en een beetje zon te brengen.
Schoon. Heel schoon. En dat er een krop van in mijn keel zit …
Ach zo schoon! Ik zou daar ook vreselijk slecht tegen kunnen, om hem daar zo alleen in zijn huis te zien staan.