Ge zijt rap afgekickt dan.
Deze voormiddag, in de pauze, stond ik met een kop koffie buiten in de ochtendzon. Ik stond wat te dromen over hoe heerlijk de vakantie was geweest: twee lange weken met de dochter, en hoewel ze nog maar twee uur van mijn armen naar de babyfabriek was verhuisd voor een drukke speeldag, had ik toch wat last van heimwee en gemis.
Op zo’n moment, daar in de rustige tuin onder een aarzelende zon, placht een mens de dingen al eens te idealiseren, jawel. Ik dacht dus niet aan hoe ze een kleine opstoot van drammerig neutgedrag heeft gehad, een paar dagen lang. Of over hoe een vakantiedag die om half zeven begint toch wel heel vroegskes is. Ik had haar zelfs die keer al vergeven dat ze de hele weg van bij de familie klijn tot thuis in de auto had getierd alsof ze mishandeld werd, terwijl ik gewoon vijf minuten te laat was met haar eten. Vijf minuten, ge zijt bijna negen maand: deal with it, daughter. Daar dacht ik allemaal niet aan. Ik dacht aan knuffels als ze pas wakker is, ik dacht aan hoe ze de hele living vrolijk overhoop kan gooien in nog geen halve minuut, aan hoe snel ze nu al rondkruipt en hoe ze mijn been als klimrekske gebruikt, de laatste dagen. Ik dacht aan hilarische lachbuien en aan boterhammen met plattekaas die ze in haar oor stopt.
Mijn glimlach werd ietwat bruut onderbroken toen ik weer moest gaan lesgeven, voor een net te volle en net te uitgelaten klas, waarna ik moest over en weer rennen, mails beantwoorden, vergaderen en voorbereiden voor een presentatie morgen. En dan is het ook opendeurdag, zaterdag, en er moeten studiefiches geschreven en volgende week geef ik nascholing. En en en en en.
Ik zeg u: ge zijt rap afgekickt van het schoon leven, azo.