reizen

Alles voor de condor – reisverhaaltje

Aangezien ik er een paar dagen niet ben, heb ik even mijn “drafts” overlopen en u raadt het nooit: daar stond toch wel een volledig afgewerkt reisverhaal van Peru tussen zekers. Het eerste van een reeks die ik nooit heb afgemaakt. Bijna een jaar na datum krijgt u dus alsnog het verhaal van hoe wij condors gingen bekijken en hoe ik dacht dat ik dood zou gaan. olé!

El Condor Pasa. U kent het wel, het voortkabbelende panfluitdeuntje dat zowat de soundtrack bij Zuid-Amerika is geworden. U mag er de talrijke Peruvaanse straatmuzikanten op kermissen en braadworstfestijnen in de Vloanders dankbaar voor zijn.
De condor uit het liedje is een imposant beest: een gier met een vleugelwijdte tot 3.20m. Dat is verdorie niet niks en het was dan ook van tevoren een uitgemaakte zaak dat we dat vogeltje zouden gaan bekijken, daar in Peru.

De uitgelezen plaats voor deze missie was volgens de reisgidsen “Cruz del Condor”, een uitkijkpunt in de Colca Canyon, op een paar uurtjes van Arequipa.
Na een dagje bekomen en relaxen van al dat transatlantische en binnenlandse vliegen, werd besloten een kleine expeditie in het wilde en onbekende te ondernemen.
Optie 1: georganiseerd met een busje naar Cruz Del Condor tuffen en daar meteen ook een tour doorheen de Colca Canyon maken. Er is daar immers meer te zien dan die grote beesten: de Colca is de diepste canyon (haha, eat your heart out, Grand Canyon!) ter wereld en een National Park met schitterende natuur. Wijle dus naar de reisbureaus in de buurt om zo’n ritje te boeken. Een idee dat al gauw werd afgevoerd wegens te vroeg opstaan: de georganiseerde tours vertrekken om drie uur ‘s nachts en wij hebben ons schoonheidsslaapje meer dan nodig. Bovendien trekt de gedachte om met 150 andere toeristen naar de vogels te staan staren ons niet echt aan: we are very snobbish about that.

Openbaar vervoer dan maar en dan kan je de hele zwik natuurlijk zelf plannen. Wij zijn daar duidelijk bijzonder goed in, want het gedoe verliep bijzonder vlotjes: een paar uur bus naar een van de dorpjes voorbij Cruz Del Condor (ha! geen toeristen daar!) alwaar de eigenaar van zowat het enige hostel in het dorp ons opwachtte.
“Hostel” is in dit geval trouwens een ruim interpreteerbaar woord: een kamer van vijf , waar zowel deur (kon niet dicht) als dak (ik zag de sterrenhemel vanuit mijn bed) enige mankementen vertoonden. Sanitair gemeenschappelijk en filthy as hell. Ons jeugdbewegingverleden speelde door de omstandigheden ietwat op en we voelden ons meteen zestien en op kamp met KSA/VKSJ/chiro. Dikke lol dus.

De eigenaar van onze hostel bleek ook de eigenaar van de enige resto in Cabanaconde, waar we ‘s middags de overweldigende keuze hadden tussen alpaca en trucha (forel) en ‘s avonds tussen trucha en pollo. Daarbij rijst en een groentenmengeling. J. beperkte zich maaltijdsgewijs tot droge rijst, een verstandige keuze na zijn misselijkheid en tourista van die dag en de nacht ervoor (de arme jongen had die ochtend al enige maaginhoud door het raam van de rijdende bus verloren).

Na een wandeling in de namiddag, wat uitkijken over de imposante Colca en het avondmaal lagen we om 8.15 in bed, een slapengaanuur dat we niet meer hebben gehaald na onze tiende verjaardag maar dat nu door de omstandigheden aangewezen was: we zouden de volgende ochtend immers van zonsopgang kijken doen en dat betekende om 4.45h opstaan.

De nacht valt in één woord samen te vatten: hels. J. moest zowat om het kwartier naar het toilet spurten, ik had barstende hoofdpijn door de hoogte en buiten hielden honden de hele nacht een verbale oorlog. Wel bery bery cool was de statische electriciteit. Mijn slaapzak (nylon) gaf zowaar licht tegen het laken (katoen). En toen J. voor de honderste keer die nacht zijn fleece aantrok om naar het toilet te spurten kwamen er vonkjes uit. Vuurwerk en diarree, meer moet dat niet zijn.

De wekker kwam dus eigenlijk als een verlossing en 10 minuten later stonden we met de hele meute te bonzen op de deur van de hosteleigenaar, annex restauranthouder annex -ja hoor, u raadt het al- taxichauffeur. De arme man kwam uiteindelijk uit zijn nest gestommeld en we konden hem gewoon zien denken: “stomme gringos. zonsopgang. wie wil daar nu naartoe?”. De jeep die als ons vervoermiddel zou dienen bleek ook de slaapplaats te zijn van twee dronken Peruvianen en het kostte multi-entrepeneur enige moeite om de jonge wolven in kwestie tot opstaan te bewegen. Uiteindelijk en eindelijk konden we toch vertrekken, voor een hobbelige rit van zo’n twintig minuten. Olé.

Cruz Del Condor bij zonsopgang. Er zijn nog geen souvenirmadammen. Er zijn nog geen toeristen. Wij eten broodjes en banaan, drinken yoghurt en cola en hebben het ijskoud. De wind snijdt op meer dan 4000 meter hoogte en zolang de zon er niet is om de kilte te verzachten, is stevige kledij aangewezen. Maar het landschap is imposant, de zon komt langzaam op en de condors vliegen. Het blijkt een kalme dag te zijn, we zien amper een tiental grote vogels. En om half negen zijn ze allemaal weg en ze komen blijkbaar niet meer terug. Laat half negen nu ook net het uur zijn dat de toeristenbussen arriveren. Om half drie vertrokken om geen condors te zien, het moet frustrerend zijn.

Condor

Wij lieten het niet aan ons hart komen en sprongen op de eerste bus weg van de toeristische veestapel, richting Chivay. De busrit: opnieuw adembenemend.

In Chivay, nog steeds in de Colca is het moment aangebroken voor maxi-relaxi. Het is er warm en zonnig en we trekken naar de warmwaterbronnen voor wat geneeskrachtige spiermassage. Boekjes lezen en rusten, een aangename afsluiter voor ons eerste uitstapje.
De terugtocht naar het stadje doen we te voet en dat blijkt net iets te veel van het goede voor i.: de hoofdpijn van die nacht komt opnieuw en veel heviger op. Blijkbaar een combinatie van hoogte, inspanning, zon en hitte. Mijn karakter toont zichzelve voor de eerste keer deze reis en ik stap door, om dan op de busrit terug naar Arequipa te denken dat mijn laatste uur geslagen heeft: anderhalf uur op en neer hossen op een aardeweg als je vergaat van de hoofdpijn is geen ideale combinatie. De pijn is zowat ondraaglijk en ik spendeer dan ook de helft van de rit stilletjes huilend met mijn ogen stijfdichtgeknepen.
Achter ons doen vriend J. en lief onnozel om me op te vrolijken en naast me kijkt vriendin M. af en toe heel bezorgd mijn richting uit en herinnert me eraan dat ik veel water moet drinken.
Ik kauw coca om de boel ietwat te verzachten, maar voor het eerst helpt zelfs dat niet.
Gelukkig brengt de bus ons ook naar de enige adequate remedie tegen hoogteziekte: lager gelegen gebieden. De pijn trekt langzaam weg naarmate we verder dalen.

Het is laat als we aankomen in Arequipa. We douchen, we eten pizza, we slapen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *