Check
opruimen. check.
stofzuigen. check.
stof afdoen. check.
dweilen. check.
boodschappen.check (lief).
strijk. check.
taartjes en brood besteld. check.
rekeningen betalen. check.
les-administratie. check.
foto van de dag klaarzetten voor deze week.check.
mails beantwoorden. check.
les voorbereiden. check een beetje (in hoofd ok, op papier: nog niks).
Rest ons nog: douchen, eten maken en twee feestjes.
en dan te zeggen dat ik eigenlijk ontieglijk lui van aard ben.
Checker de checker de check!