Author: i.

Ja!

Week 1. #circulatieplan

Ik schreef al op dag 1, maar Rome werd niet gebouwd in één dag, en al helemaal niet geëvalueerd na één dag.
Daarom: de aftermath na 1 week circulatieplan in Gent. Ik zal ook nog schrijven na een maand, heb ik me voorgenomen (remind me!). Want dan wordt het pas echt relevant, aangezien ik — en met mij de helft van Gent — volgende week pas echt aan het werk ga.

Maar goed. Ik reed en bewoog deze week op verschillende manieren door de stad. En ik had daar volledig onwetenschappelijke meningen over, dat is evident.

1. Met de fiets is het heerlijk in de stad. Fietsen is beduidend rustiger en veiliger op de meeste plaatsen, zo blijkt. Alhoewel er wel een moeilijk momentje was met plots stoppende en kaart-starende toeristen aan het Gravensteen. De combinatie met de dochter achterop en de tramsporen zal niet geholpen hebben voor mijn evenwicht, natuurlijk.
De volgende noodzakelijke fase wordt evenwel dat fietsers vanaf nu ook wel keer verkeersregels moeten volgen. Zoals stoppen voor het rood licht aan de nieuwe fietsoversteek aan de Duusdvuren (heet dat daar eigenlijk echt zo?). En bwoah, niet fietsen in de voetgangerszone en al.
Bovendien. Mensen zijn niet glow-in-the-dark van hun eigen, en natuurlijk is dat zoiets als dat smal bekken en groot hoofd: een fout van de evolutie. Maar het is nu zo en we moeten daar dan maar andere oplossingen voor vinden, nietwaar? Zoals bijvoorbeeld EEN LICHT GEBRUIKEN OP UW FIETS ‘S AVONDS.

Ik denk dat wat meer op toezien op al die dingen, het leven voor iedereen veiliger zou maken. Om nog maar te zwijgen van het belang om die perceptie van “ze mogen alles, die fietsers” te keren. Want die is er momenteel, getuige bijvoorbeeld de boze blikken van sommige mensen als ik wel een knip doorfiets en zij niet mogen met hun auto. Dat lachend zwaaien en wijzen is natuurlijk niet zo lief van mij, maar toch.

* Let the record state: dat laatste was een grapje.*

2. U met het openbaar vervoer in Gent verplaatsen is nog steeds vervelend. We gaan daar niet onnozel over doen, het openbaar vervoer in Gent is allesbehalve gericht op de reiziger. We’re talking afgeschafte haltes en belachelijk lange wachttijden, bijvoorbeeld. En ja, ik weet dat het geen bevoegdheid van de stad is, maar vlot openbaar vervoer zou hoog moeten staan in het lijstje “daar gaan we eens keihard over lobbyen”. Werkpuntje.

3. Met de auto ging het deze week euhm verbazingwekkend vlot. Ik reed de stad in en uit op een aantal verschillende tijdstippen, en dat ging elke keer bijzonder gemakkelijk. Zelfs in de spits. Zelfs op de Ring en de R4. Zelfs op de Dampoort. Zotjes. Het is natuurlijk geen wetenschappelijk onderzoek, maar ik heb geen problemen gehad deze week met de auto. Wel een paar keer moeten nadenken hoe ik moest rijden, maar dat is een kwestie van gewoontes. Oh, en toen ze op dinsdag plots de wegmarkeringen op de kleine ring moesten herschilderen, toen was ik even in paniek. Maar de file bleek dus louter daaraan te liggen.

4. Dit weekend was er behoorlijk wat volk in de stad, maar gisteren — toch een vakantiedag en prettig weer — was het bijzonder kalm. Dus ik vermoed dat de middenstanders gelijk hebben dat de mensen minder naar Gent komen, momenteel. De vraag is echter wat daar de oorzaak van is: het feit dat een mens iets meer moet nadenken voor ge naar het centrum vertrekt of het feit dat bepaalde strekkingen al maandenlang in elke gazet bleiten over hoe geïsoleerd Gent zou worden, waarmee ze — ik zeg maar iets — de mensen misschien een beetje bang hebben gemaakt.
Want eerlijk? Als ik de stad niet zou kennen, ik zou ook niet meer naar Gent durven komen nu. Of zoals mijn maat P. het zei, terwijl we een ijsje aten op de kade van de graslei “Ja, mijn collega vroeg mij hoe ze nu naar het rabot moest rijden vanuit Brussel en ik zei gelijk altijd en ze geloofde mij niet”. Al dat hysterisch gedoe in alle kranten, dat is volgens mij de echte oorzaak van dat inkomstenverlies.
Bij deze ook nog eens formeel, mensen van buiten Gent: de stad is bereikbaar. Niet doorkruisbaar, maar wel bereikbaar. En voor zover ik kan inschatten deden jullie dat vroeger ook al: rijden naar een parking en dan te voet verder? Kan nog steeds perfect, trust me. Kom het eens uitproberen.

5. Bron van vrolijkheid hier thuis en bij vrienden deze week, waren de plots herschilderde markeringen op een aantal moeilijke kruispunten, die stuk voor stuk een verbetering blijken. Dampoort: topoplossing, op deze manier. Kruispunt Drongense Steenweg: gigantische verbetering. Thing is. Die kruispunten zijn al zo lang we ons herinneren problematisch. Tientallen jaren al. Hoe komt dat, dat niemand ooit gezegd heeft: weet ge, we kunnen het ook eens anders proberen, hier is een pot verf. Mind. Is. Blown.

6. Tot slot. Ik voel mij momenteel blijkbaar medeverantwoordelijk voor de inkomsten van leuke middenstanders die de laatste maanden een positief verhaal hebben proberen vertellen. Ik doe dus nu mijn boodschappen speciaal bij hen, en ik fiets daar een eind voor rond. Dus ja, als ge niet te veel geneut hebt, dan hebt ge bij deze een klant gewonnen. En ik ben vast niet de enige Gentenaar die zo denkt.

En al

OJOZODEMAXMAAT.

Ik heb een zak vulling die zo groot is dat ik hem alleen met heel veel moeite gemanouvreerd kreeg naar de kelder. Er ligt vullingpluis overal op mijn terras. Het vullingpluis stinkt een beetje. Dat het doorweekt is, heeft daar voorzekers niet aan geholpen.

Het is een klassiek geval van hoe de dingen uit de hand kunnen lopen.

Het begon namelijk onschuldig op een een schone lentedag ergens in Malem.
Of neen: het begon in de Colruyt.
Of neen, het begon eigenlijk op FACTS.
Of nog beter: het begon met een goed rapport.

Want de dochter, zij had een goed rapport. Dat is erg flink van haar, en daarom kreeg ze een centje van mijn mama en zegden wij “je mag daarmee kopen wat je wilt”. We gingen de volgende dag toevallig naar FACTS, en het centje werd gespendeerd aan een Pikachu-knuffel. Niks groot. Gewoon, een knuffel.

De dochter was wild van de pikachu-knuffel, hij moest de volgende dag mee naar de colruyt, alwaar ze er een hele conversatie mee voerde, daar in de rayon tussen de pasta en rijst.
Deze schattigheid werd opgemerkt door een oudere dame die de dochter vroeg of ze van Pikachu hield en of ze er nog ene wilde. ‘t zal wel zijn, ja.

En zo stond ik een uur later, met een verfrommeld papiertje waarop — ter hoogte van de tomaat concassee — een adres was gekribbeld, op Malem. Voor de deur van een mevrouw die op haar zolder een MEGAGROTEOJOZODEMAXMAATPIKACHU had liggen van haar zoon. Die had het beest 25 jaar geleden gekregen en speelde er nu niet meer mee. Want jongens van 27 die met megagrote knuffels spelen: dat is een zeldzaamheid.

(behalve misschien op FACTS, geheel terzijde.)

MEGAGROTEOJOZODEMAXMAATPIKACHU verhuisde naar de Brugse Poort en bleek een beetje te stinken bij het openmaken van de zak waarin hij vermoedelijk al een tiental jaar had doorgebracht.

Dus MEGAGROTEOJOZODEMAXMAATPIKACHU moest in bad.

Wat blijkt? Stiksels van 25 jaar oud, die zijn geheel verstorven en komen los in bad. Redelijk rap ook.

En nu zit ik dus met een zak doorweekte, stinkende vulling. En een Pikachu-vel. En een dochterkind die over het vel aait en fluistert “niet wenen, Pikachu, mijn mama gaat jou herstellen en alles komt goed”.

Dat blind vertrouwen, dat is het schoonste aan die kindertijd.

Alles komt goed. Maar wel met vers niet-stinkend vullingpluis.

Ja!

Dag 1. #circulatieplan

In 2012, de dag na de verkiezingen, schreef ik:

Dus ja, ik heb op u gestemd, winnaars-van-gent, en nu is het aan u. Maak de schoonste stad van ‘t land nog schoner, de komende zes jaar. Luister naar de mensen, durf het evidente in twijfel te trekken. Verbied mij van met mijn auto in de stad te rijden, want ik ben lui van mijn eigen.

Het was dan ook met verwondering dat ik de heisa over het circulatieplan de laatste maanden volgde. Want we gaan eerlijk zijn: wat vandaag in voege ging, is wat letterlijk in het programma stond van het rood-groene kartel in 2012. Ge weet wel, dat kartel dat toen de absolute meerderheid haalde. Hadden we geen referendum in 2012? Dacht ik dus, een paar weken geleden, toen de jongens van de Sieg na maanden handtekeningen ronselen en afsmeken toch voldoende krabbels hadden.
Waren we dit niet sowieso van plan? dacht ik de laatste maanden, toen de kranten volstonden met onheilsberichten. Ik haalde mijn schouders op, kocht een fiets, en begon me langzaam aan te passen.

Er kwam betalend parkeren in mijn wijk, nu een maand of vier geleden. De reacties gingen van moord over brand tot best tevreden geluiden na een paar weken. En zo zal het ook gaan na vandaag. Moord en brand, maar nu, nog geen halve dag later, zijn er al hier en daar tevreden geluiden.

Ik moest naar de supermarkt daarnet, nam daarom de auto en voor het eerst sinds lang stond ik niet in de file om de wijk uit te rijden.

Of zoals die oude meneer daarnet op de Drongense Steenweg die zei: “Amaar ziet nu. Ge kunt op straat spelen als ge wilt. Dat heb ik in die 40 jaar dat ik hier woon nog nooit geweten.”

Het minste dat ge kunt zeggen van wat de komende maanden gaat gebeuren is dat het spannend is. En dat het alles gaat veranderen. En dat als er één plaats is waar het kan, dat het hier wel eens zou kunnen zijn.

Komaan, Gentje.

eten

Weekmenu, de achterstand.

Ik weet het, ik weet het. Ik heb een zware achterstand op weekmenugebied. Er is er eentje, van deze periode en van de vorige, maar als ik heel eerlijk ben dan zijn er aan de afgelopen weken wel wat werkpuntjes geweest. En bijgevolg wisselingen, bijsturingen en af en toe een schouderophaal. Er is _wel_ een rode draad: ik kookte bitter weinig. En als ik al kookte, dan was het meestal nog iets wat ik niet had gepland.

Dit was dus de theorie. Maar de praktijk was pure chaos. Die chaos had allerhande redenen.

Ten eerste: er was opeens een massa witloof op de boerderij, dus ik maakte dagenlang dingen met witloof. Ovenschotels, tarte tatin, slaatjes, pasta: you name it, I made it. Nu is het witloof op (wenen!), dus de chicory extravaganza kan stoppen.


(Rechtsonder witloof tarte tatin met slaatjes. Bovenaan is overigens een pasta uit de Veg!, gemaakt door mijn lief. Links een rijstnoodlesoep met een eitje. Man dat was lekker.)

Ten tweede: ik geraakte in een fase van chronisch te veel werk, en dus namen mijn echtgenoot en mama nogal eens over. En ge kunt nog altijd niet beslissen wat iemand anders gaat koken, nietwaar. (Alhoewel de man dat nog wel gemakkelijk vindt: een gij kookt gevolgd door pagina 58 in dat boek.)

Ten derde: krokusvakantiegewijs was de dochter enige dagen uithuizig, en wij sloten vervolgens aan bij haar aan zee. Dat, gecombineerd met de zware werkweken, zorgde dat wij terwijl ze weg was extra lang doorwerkten en dan uit eten gingen. Ook aan zee deden we vooral restaurants. Dat beviel nogal, en we besloten daar dat we wat minder veeleisend zouden worden voor onszelf wat betreft alles zelf willen doen. Dus aten we ook deze week al een paar keer dingen die niet door onszelf gekookt waren.

Gevolg evenwel: deze weekmenu’s lezen ondertussen bijna als een restaurantgids. En laat ik het dan maar meteen zo doen: welkom bij i.’s restaurant-tips voor dates en drukke dagen, deel 1! Ofte: waar ik de laatste weken zoal mijn eten haalde. (more…)

Ja!

De letters op de muur.

Artist in Residence.

Een artist in residence is een kunstenaar, academicus of curator die wordt uitgenodigd om tijdelijk een woon- en werkplek te betrekken los van hun bekende omgeving. Dit geeft kunstenaars de gelegenheid om onderzoek te doen, nieuw werk te creëren of tentoonstellingen voor te bereiden.

De school van de dochter heeft er eentje, sinds kort. Klaas, heet hij, en het is zo één van die mensen die al een tijdje af en toe mijn pad kruist. Begeleider van muzische stages van onze studenten. Buurman van een favoriete collega. Vorig jaar ook plotsklaps: mentor in een kleuterklas waar ik op bezoek was.

En nu dus artist in residence in de Feniks. Dat laat al hier en daar zijn sporen na. Als ik passeer aan het zwembad, bijvoorbeeld, dan zie ik opeens grafische werkjes met transparant papier. De dochter zegt dan “ah, een projectje van klaas”, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is.

(wat is het heerlijk op te groeien in een school waar zo’n dingen gedaan worden)

Maar het schoonst en opvallendst zijn de letters.

Klaas zette een brievenbus in de zaal. En legde op het podium uit dat iedereen zinnen de bus in mocht stoppen. Grappige, lieve, mooie zinnen. Dingen die de kinderen hebben gehoord. Of gedacht. Zowat elke dag leegt Klaas de bus, kiest een zin en plaatst die met een paar kinderen op zijn lat.

Elke keer als ik passeer, kijk ik even omhoog, meestal met een hoop gillende en vermoeide kleuters om me heen. Soms moet ik glimlachen, soms ben ik ontroerd, soms zie ik in mijn hoofd de zinnen gekozen worden.

De kinderen om me heen zijn uitgelaten en joelen. En ik word elke dag een beetje stil.

(Ellen schreef ook)