Gisterenochtend dronk ik koffie bij haar, mijn favoriete peuter op schoot en onder een dekentje. Er zijn niet zo veel mensen bij wie ik onder een dekentje kruip in hun zetel. Zij is er eentje van.
We hadden het over de eerste reacties, nu Het Boek bijna een maand uit is. En hoe lovend die zijn. Op de sociale media, maar ook in de recensies. Ik was niet verrast, zei ik. En ik bedacht dat ik nog eens moest schrijven hier. Het plan in mijn hoofd was eerst lezen, dan schrijven. Ik heb Noord namelijk gelezen een hele tijd voor verschijnen en dus ook een tijd voor de definitieve versie. In de boek-versie van nu zijn er personages gesneuveld, en allerlei verhaallijnen nog helderder gezet. Razend benieuwd ben ik, naar hoe het nu is. Maar de omstandigheden en zelf-discipline hebben bepaald dat ik het boek waarschijnlijk pas begin februari opnieuw zal lezen. Over die omstandigheden vertel ik u trouwens een andere keer.
Pas in maart vertellen over Noord, plots leek dat zonde. Want het boek leent zich zo goed voor leesavonden bij het schemer van een kerstboom, in uw comfortabele zetel, verdrinkend in de warmte van haar woorden. En we gaan daar eerlijk in zijn: de komende weken heeft u waarschijnlijk wel tijd voor boeken. Of u zoekt nog een cadeautje voor iemand dicht aan uw hart. Dus krijgt u vandaag het verhaal van 23 november 2017.
23 november was een schone avond. Om zo veel redenen: één van mijn beste vriendinnen stelde – eindelijk, eindelijk – haar debuut voor, al mijn favoriete maten waren er, en er was heerlijke blues-muziek.
23 november was ook de avond dat ik zachtjes stierf van de stress omdat ik zou gaan speechen. Na Mensen Die Kunnen Speechen, zoals ene Guy Mortier die ooit nog een boekske had en die best mondig is naar het schijnt. Spreken in bijzijn van Allerlei Mensen Die Goed Zijn Met Woorden, ook. Ik stierf dus stil de halve avond en nam uiteindelijk halfdood toch de micro. Omdat sommige mensen het waard zijn om angsten voor te overwinnen.
“Wat doet die vriendin Sien van u feitelijk?” dat vroegen mensen mij de laatste jaren zo af en toe.
Ik zei dan: ze bouwt een huis. Ze heeft net een kind op de wereld gezet. Ze doet copywriting. Of ook: ze haalt nog eens een diploma. Ze werkt als bouwvakker voor een aannemer. Ze studeert binnenhuisarchitectuur.
De laatste twee jaar zeg ik altijd: ze schrijft. Een boek. Want van bij het begin voelde ik dat het dit was: schrijven, dat is waarvoor gij geboren zijt en dat wordt het.
Zie ons hier nu staan zeg. Uw maten, en tegelijk ook uw bewonderaars. We hebben ooit allemaal hetzelfde meegemaakt: die dag dat ge chaotisch en met wapperende haren ons leven binnenwaaide, zeulend met kinders, intense gesprekken voerend, nachtelijk tooghangend, uit de losse pols vijfgangenmaaltijden kokend. Met uw onverwachte wendingen, uw intense vertellementen, uw standaard sms-ke dat ge wat vertraging hebt. Met al uw warmte en liefde en ideeën en zo onvoorwaardelijke en totale vriendschap en aandacht.
Bij elk van ons zijt ge ons leven binnengewaaid, en bij elk van ons zijt ge recht naar ons hart gestormd.Toen ik het dus mocht lezen, dat boek, deze zomer, ging ik kapot van de stress.
Ik ben een slechte leugenaar, en mijn grootste angst was dat ik niet van Noord zou houden zoals ik van Sien hou.
Ik las en ik las en ik las, tot ik uiteindelijk – na een dag of twee – dit bericht kon sturen.
“Het is uit. Het is perfect. Ik heb moeten wenen op het eind, maar niet heel hard. Een beetje verdwaasd nu. Maar, lieve Sien. Het is menselijk en helder en oprecht en doorleefd en romantisch en onstuimig en wild en zinnelijk en vreselijk meeslepend.
Gelijk gij dus.
Ik ben onbeschrijflijk fier op u.”
En dat zegt het allemaal. Ik vind bij deze dat u allemaal Noord moet lezen. Omdat Sien mijn vriendin is, jawel, en een fantastisch mens. Maar vooral omdat haar boek wild, warm, helder en prachtig is. En u het uzelf niet zult beklagen.