Zoals eerder al: losse flarden uit 3 studiemiddagen, uit mijn volgekribbeld boekje. Structuur en puntjes!
* Elk probleem was ooit een oplossing.
* De meest effeciënte manier om iets te kelderen is vragen “jamaar, wat is de precieze doelstelling” en als die uitgelegd wordt te luisteren en daarna te vragen, “jamaar, wat is de precieze doelstelling”
* Als er gezegd wordt dat 1/3 van de jonge leerkrachten uit het beroep stapt binnen de vijf jaar, worden daar conclusies in verband met de belasting van de job en waardering aan vastgehangen. Zijn er cijfers over hoeveel andere jonge mensen binnen de vijf jaar naar een ander soort job overstappen?
* We moeten opletten voor inzichten ingegeven door persoonlijke ervaringen.
* Ik moet Thinking, Fast & Slow dringend lezen.
* In onderwijskundig onderzoek wordt vaak teruggegrepen naar kwantitatief onderzoek. Misschien kan er soms interessantere data in kwalitatief onderzoek gevonden worden, misschien kan dat leiden tot beter inzicht.
En met drie uitroeptekens ernaast:
* De leraar als eenzame held. Er is een dominant beeld van de leraar als iemand die in essentie zijn of haar job alleen uitvoert. Een leraar staat alleen voor de klas, en lost problemen alleen op. Dat beeld staat echte onderwijsvernieuwing in de weg, want is het uitgangspunt van beleidsbeslissingen en de onderliggende premisse bij hervormingen. Alle onderwijsuitdagingen worden zo herleid tot uitdagingen van individuele leerkrachten.
Elk jaar is hetzelfde. Of elk jaar is twee keer hetzelfde, maar juni is erger dan januari.
Het begint met optimisme. Drukte maar energie. Ik werk dat hier efkes af en hopla.
Examens worden opgesteld, to do lijsten in een razend tempo afgevinkt. Ik begin vol goede moed en met een strakke planning aan het verbeteren.
Verbeteren gebeurt altijd in verloren uren, want er zijn ook stage-evaluaties, vergaderingen, bijeenkomsten, bachelorproeven, verslagen die gemaakt moeten worden, toezichten. De stapel examens groeit, maar altijd komt er iets tussen dat net iets sneller moet. Een deadline, een mail, een vergadering. Ik voel mij zielig wegens geen leven meer buiten werk, maar het lukt allemaal nog wel.
En dan komt De Dag Van De Paniek. Dit jaar was dat donderdag 12 juni.
Op De Dag Van De Paniek klopt de planning niet meer. De stapel is nog groter dan voorzien en opeens heb ik schrik. Ik begin na te denken over wat nog allemaal moet gebeuren en ik zie het niet meer.
Meestal vlieg ik dan eens onterecht uit tegen man en kind om een futiliteit. Waarna hij naar mijn wanhopige verhaal luistert over ik-kom-er-niet en het-is-te-veel en ik-zou-verdomme-gewoon-eens-moeten-kunnen-doorwerken.
Hij praat daarna, een lange monoloog die ik nodig heb om mijn focus terug te vinden. Hij vertelt over hoe ik er altijd wel geraak. Hij neemt dingen uit handen, maakt ruimte. Suggereert waar ik misschien mijn prioriteiten kan leggen en hoe we dit praktisch gaan oplossen.
Wij zijn al lang samen, he knows the drill. Bovendien was er een tijd dat hij hetzelfde had. Leerkrachten hebben allemaal hun eigen persoonlijke Dag Van De Paniek, in juni.
Daarna wordt alles beter. Er zijn een paar meevallers (geen inhaalexamens!) en ik doe dagenlang enkel dit. Mijn stapel examens, mijn vierkleurenstylo, mijn correctiesleutel en liters koffie. De stapels slinken, de eerste punten worden opgeteld.
Om half twaalf op zaterdagavond bevestig ik: ik ga er geraken. Hij glimlacht en antwoordt: ziet wel.
De laatste drie weken is het hier ongewoon stil, ik weet dat. Ik heb echter een goed excuus: ik ben bezig met het mooiste deel van mijn job, en op het mooiste deel van mijn job, daar is geen WIFI. Daar zijn geen computers en daar is geen tijd voor schrijven.
Op het mooiste deel van mijn job, daar zijn kleine stoeltjes en tekeningen aan de muur. Daar klinkt muziek en daar wordt gepraat over recycleren. Daar zitten twintig ernstige gezichtjes gebogen over oefeningen met de brug over tien.
Er zijn kleine toiletten op het mooiste deel van mijn job, en als ik een kleurige jurk aanheb dan komt er een plakmond vlakbij mijn oor fluisteren “jij bent precies een prinses met je mooie kleed.” Er zijn tranen, soms, en er is geworstel.
Er zijn moeilijke gesprekken, maar heel vaak is er simpelweg pure onversneden vreugde. Trots op creativiteit van mensen die ik wekelijks in de klas heb.
Bewondering voor die mensen die hen in hun klas, hun heiligdom binnenlaten. Hen bijsturen, overladen met tips. Coachen, vertrouwen geven en bijstaan. Die mij dan vertellen over hoe het gaat als ik er niet ben, en die dat vaak met zoveel doorzicht doen dat ik ervan achterover val.
Vrolijkheid in mijn hoofd, als ik toekijk in een kring en de concentratie voel. Als iedereen opeens zo opgaat in leren dat er geen wereld meer buiten de klas bestaat.
Soms zou ik stagedagen in een doosje willen doen. Om dan een beetje naar te kijken als het efkes minder gaat.
Er stonden zeker 60 stoelen in de zaal. Wit, in ‘t gelid. Er zaten 15 mensen in de zaal. Ik nam mijn koffie mee en keek — zo onopvallend mogelijk — naar de oude man vooraan. Hij rommelde wat met stiften en flipboards. Glimlachte elk van ons toe.
Hij leek de lage opkomst niet erg te vinden, maar mij irriteerde het. Hier stond een held, en mijn studenten hadden zijn naam niet reflexmatig aangeduid bij de programmakeuze. Soms lijken generatiekloven onoverbrugbaar en dat maakt mij een beetje droevig.
Hij schreef mijn allereerste Engelse boek. Daarom is hij een held. Ik las “Je moet dansen op mijn graf”, de vertaling, ergens in het eerste middelbaar. In één ruk, zonder de nuances, maar opgezogen in het verhaal. Een instant fan. Een jaar of twee later zag ik in de bibliotheek “Dance on my grave”. En ik herlas het, opnieuw in één ruk. Terwijl ik niet eens wist dat ik dat kon, lezen in het Engels. Van toen af wel, en daarom is hij mijn held.
Bijna 80 is hij, ondertussen. Een uur lang praatte hij met zachte stem en verbazende humor over kinderen aan het lezen brengen. Over de rol van ouders en leerkrachten. Daarbij maakte hij schema’s op het bord, vermeldde terloops zijn haat voor powerpoints, zijn liefde voor iPads, zijn angst voor luchthavens en hoe hij op zijn elfde pas ontdekte wat een bibliotheek was. 80 al. Ik durf niet te berekenen hoe groot de kans is dat mijn studenten hem ooit wel horen praten.
Vandaag was ik met mijn studenten op een studiedag, voor Mind The Book. Ik laafde mij, net als een paar jaar geleden, een uurtje aan het enthousiasme van de heerlijke Tine Mortier. Tine verpatste me een gesigneerd boek voor de dochter, natuurlijk (of liever, ik smeekte haar: hier neem mijn geld), en dat was aanleiding tot een wonderlijke conversatie deze avond. Daarover later meer. Ik zag oud-collega Sterre hele fijne dingen doen met gebarentaal en soundpainting. En ik luisterde naar Aidan Chambers.
Vandaag ben ik blij. Dat er zo veel te doen is rond de slechte score op algemene kennis van de studenten lerarenopleiding, dat er in elke krant over bericht wordt: dat maakt mij gelukkig. Het toont dat u met z’n allen geeft om onderwijs, en als lerarenopleider kan ik daar alleen maar vrolijk om zijn. Als het u collectief geen ene moer kon schelen, dan zou hier niet over gepraat worden, en ik durf me zelfs de samenleving niet voor te stellen die hierover zou zwijgen.
Edoch. Dit weblog zou dit weblog niet zijn, als ik niet een paar bedenkingen zou maken. Misschien kunt u er even over nadenken. Tien minuten tijd aan besteden. Misschien is dat nuttiger dan een kwisje van 92 vragen in te vullen op de website van Knack, om dan zeker te zijn dat u slimmer bent dan een leerkracht.
Ten eerste. De test in kwestie heeft weinig te maken met slim of niet slim. Ik beschouw mijzelf (en u mag dat stoeferig vinden, ik vind dat niet erg) als behoorlijk intelligent. Het is mij ooit gezegd door mensen met geijkte testen, dus het staat zelfs op papier, voila. En toch heb ik de Stille Oceaan verkeerd gesitueerd. FOR SHAME!
Geef mij wiskunde, logisch redeneren en taal, en ik durf mij meten met elk van u. Toon mij een foto van Rutten Rutte en ik vraag schouderophalend of dat soms een courreurcoureur (*) is.
Wetenschap: ook al niet mijn forté. Als mijn lief iets uitlegt over fysica, dan hoor ik na een halve zin alleen nog blahblahblahblah-oh-kijk-een-konijntje.
Als hij een kast tekent, dan snap ik niet meteen hoe dat in elkaar zit. Ik moet mijn hoofd eerst zodanig in overdrive laten gaan dat ik stekende pijn heb in mijn slapen. Maar aan de andere kant: ik schrijf geen dt-fouten in mijn facebookstatussen, hij wel. En toch is hij één van de slimste mannen die ik ken.
Om maar te zeggen: de test waarvan sprake in het onderzoek heeft niks te maken met slim zijn. De titel “Bent u slimmer dan een leerkracht”, en heel veel commentaren, laten uitschijnen dat leerkrachten debieltjes zijn. En dat, lieve lezer, dat maakt mij niet vrolijk. Want het is symptomatisch voor de houding die deze maatschappij aanneemt tegenover leerkrachten. En bij uitbreiding, als u mij toestaat, tegenover zowat alle andere mensen. Hahahahaha, kijk eens hoe fantastisch ik ben, koning tussen alle losers.
Dit gezegd zijnde: als men dergelijk onderzoek uitvoert bij eender welke groep studenten in het hoger onderwijs, zullen de resultaten soortgelijk zijn. Meer nog: toen ik 18 was, had ik waarschijnlijk ook slecht gescoord. Het gaat hier niet over resultaten van toekomstige leerkrachten, het gaat over resultaten van jongeren. Face it: misschien zijn de interesses van (sommige) jongeren niet die van u. Misschien kan het hen gestolen worden wat de exacte titel van Van Rompuy is. Mij interessert het ook niet zo heel erg, dus ik begrijp het wel.
Merk ik dat de instroom in mijn eerste jaar hoger onderwijs zwakker wordt? Misschien wel, ja. Studenten kunnen minder goed spellen, dat is opvallend. En een groep instromers heeft in mijn vakgebied een aantal basisvaardigheden niet. Een deftige mail versturen, bijvoorbeeld. Maar ook bestandsbeheer op de pc, om maar iets te noemen. Ik hoor hetzelfde bij collega’s. We zouden zwarte pieten kunnen doorschuiven naar het secundair onderwijs, maar dat is niet fair. Ook daar doet men zijn best om een antwoord te vinden op steeds veranderende vragen van de samenleving. Ik denk dat we daar allemaal verantwoordelijkheid dragen. Ook ouders en mensen die geen les geven.
Vind ik dat ontbreken van basiskennis bij studenten jammer? Zeer. Ik vind het zonde dat ik een deel van mijn contacturen moet opofferen aan het iedereen op hetzelfde basisniveau brengen. Terwijl ik eigenlijk bezig zou moeten zijn met de competenties die een leerkracht nodig heeft: als didacticus, als pedagogisch coach, als opvoeder, als innovator. Een ingangsexamen lijkt mij niet de oplossing voor deze problemen. Een langere opleiding misschien, maar daar zal vermoedelijk geen geld voor zijn.
Alleszins: wij van onze kant, als lerarenopleiding, hebben vandaag alweer een hele middag intensief met het hele team gewerkt rond een vernieuwde visie. Om antwoorden te bieden op allerhande nieuwe uitdagingen. Aan al wie dus aan de zijlijn staat te roepen over hoe wij als onderwijs onverschillig toekijken en onwetenden afleveren: misschien moet u er vanuit gaan dat u het volledige plaatje niet kent. Ik ook niet, trouwens, en ik ben daar al acht jaar voltijds mee bezig.
Tot slot nog dit. Dat de jeugd van tegenwoordig het slecht doet, ik heb dat precies nog al gehoord. Dus als u de drang voelt om het onderwijs van vandaag te vergelijken met dat van 20 jaar geleden, toen alles beter was: kijk dit filmpje. Kom daarna nog eens terug.