Neen!

Neen!

Het gaat nooit meer over, de sneeuw. Nooit meer. (/insert dramatisch gezicht)

Status: 462/978 (Net niet halfweg. morgen groepswerken, dat gaat sneller, die verbetering)

Als ik geen 57 uur weeën had gehad om de dochter ter wereld te zetten, en ze niet zo erg op mij geleek, ik zou denken dat het geen kind van mij was. Sinds onze week in dardennen is de mini namelijk hartstochtelijk enthousiast over sneeuw.
En u zou denken: de sneeuw is toch weg, en dus is het toch allemaal voorbij? But nono, the child, she is not letting go. Elke keer als ik zeg “Mira, ga je mee naar buiten?” dan piept ze vragend “sneeeeuw?”. Ze noemt het badschuim sneeuw, net als de suiker voor in de yoghurt. Sneeuw sneeuw sneeuw sneeuw sneeuw. Ik zeg het: ze heeft het niet van mij en ik hoop dat het niet tot volgende winter duurt, dat zagen.

En dat terwijl ik dus zelf enige matiging in mijn aversie begon te ontwaren, daar in dardennen. Het kwam als een even grote verrassing voor mezelf als voor u, lieve lezers, maar daar op mijn (overdekte) terras, met een tas koffie, een boek en een sigaret, vond ik het zelfs aangenaam om naar te kijken. Alles wordt ook gedempt, en ik heb het gaarne gedempt. En er is inderdaad veel licht, met al dat wit en weerkaatsen in de omgeving.
Door onze stille chaletwijk in de sneeuw stappen, met mijn als marshmellow verklede dochter in de slee achter mij, en mijn lief warm ingeduffeld naast mij: ik werd daar hoegenaamd niet ongelukkig van.

Conclusie: het is niet zozeer de sneeuw die me irriteert, het is al het ongemak dat er mee gepaard gaat als een mens erdoor moet om nuttige dingen te doen. Dus als we kunnen afspreken dat het vanaf nu alleen nog sneeuwt als ik verlof heb, dan kan ik er dus best mee leven. Redelijkheid, inderdaad.

Mijn volgende verlof is in juli, trouwens. Eens kijken of u het dan nog leuk en gezellig vindt als het van wintertype D is.

Neen!

Bleh.

Voor een rothumeur, hierzo. Today was not a good day. Een klein medisch akkefietje waarvoor ik vorige week naar de dokter moest hollen blijkt te verslechteren van zodra ik weer ga werken. Een gedoe met studenten werkte meer op mijn zenuwen dan ik eigenlijk wil toegeven — ja, ik pak de dingen op mij, soms — en heeft me bovendien veel extra rommel opgeleverd.

Enfin. In uw bedde, i. en morgen beter.

Neen!

Snow Snow Snow. Joepie.

Zeven uur in de ochtend was het. Mijn auto stond een paar straten verder geparkeerd, dus ik was — met mijn hoge hakken ja, voor de zoveelste keer IK HEB GEEN PLATTE SCHOENEN, BEHALVE TEENSLIPPERS EN STOPT MET MET UW OGEN TE DRAAIEN — al even aan het glijden door de verse witte smurrie en simultaan met het glijden aan het vloeken, zoals ik altijd doe als het sneeuwt. Tradities zijn er om in ere te houden. Mijn auto bleek onder een dikke laag sneeuw bedolven, dus moest er weggeveegd worden, en daarna met de krabber nutteloos werk verricht worden. En daarna moest er ook nog dankbaar een praatje gemaakt worden met een buurjongen omdat hij een emmerke warm water was gaan halen voor mij. Allemaal terwijl mijn voeten ijskoud hadden, ik probeerde recht te blijven en ik dus bedacht: hm, dat wordt moeilijk om op tijd op school te zijn.

Enfin, half acht zat ik dus eindelijk vertrekkensklaar in de auto en controleerde zoals altijd voor ik vertrok: portefeuille check – USB-stick met lesmateriaal check – gsm check. Hm, GSM niet check. Het ding was nergens te vinden en ik was zeker dat ik het nog had toen ik thuis wegging. De conclusie was snel gemaakt: ergens, onder de massa sneeuw, lag mijn telefoon. En ik ging hem dus niet laten liggen. Maar ik ging zeker ook niet beginnen graven om het ding te zoeken.
En dus moest ik wel terugkeren naar huis en het lief zijn telefoon halen en vervolgens mijn eigen nummer bellend de straat aflopen en Mac Gyver-gewijs een speurtocht door de ijzige kou starten.
Ik heb hem gevonden, ja. Ik heb er een dikke laag ijs moeten afkrabben, en ik was te laat op school. Allemaal de schuld van dat wit gedoe dat iedereen zo fantastisch vindt.

IK HOU ZOVEEL VAN SNEEUW, ECHT WAAR.

(En dan heb ik het nog niet eens gehad over de avond voordien, toen ik met mijn papa en klijn naar de voetbal ging. Buiten. Terwijl de centimeters sneeuw bleven toenemen en er zich een ijslaag op mijn gezicht vormde. Straks op Het Project meer daarover.)

Neen!

Nog een geluk dat ik zwijg.

De man heeft de macht, daar aan de andere kant. In mijn living is er enkel frustratie.
En dat ik moet zwijgen, zeggen De Mensen Die Het Kunnen Weten. Voor de toekomstige goodwill. Want de macht de macht.

Dat het ook relatief is. De mening van één — overigens niet bijster eloquente — man, meer niet. Iedereen mag meningen hebben. Ge moogt zelfs G. Hoste goedvinden. Ik neem dat de man dat persoonlijk niet kwalijk. Ge moet uw vrienden steunen, ik versta dat.

En ik moet zwijgen ja. Ook al breekt hij gratuit af waar een jaar hard aan gewerkt is, hier onder mijn dak. Met passie en bloed en zweet en tranen. En liefde van iedereen.
En dat “ik vond het niet grappig” een mening is, en \”de mensen moesten niet lachen\” een leugen: ik mag dat niet zeggen. Ook al hoort dat tweede eigenlijk niet bij het genre. Ik moet daarover zwijgen, want de toekomstige goodwill en de macht de macht.

Ik zwijg dus. Maar ik heb hem wel gedefriend op facebook. Daar heeft hij vast niet van terug.