Neen!

Neen!

I smell a rat.

Achter ons, in een oud fabrieksgebouw, is er momenteel een grote verbouwing aan de gang. Dat heeft zo zijn gevolgen: soms ruikt het buiten dagenlang naar azijn, omdat ze de ketels aan het ontmantelen zijn. Soms davert ons huis van de drilboren waarmee de muren en vloeren daar uitgebroken worden. Soms dwarrelt het stof op ons terras naar beneden, aan een tempo dat ik niet kan bijhouden qua opkuisen. En dan kindervoetjes op het terras, kindervoetjes binnen, gezucht van de moeder.

Kleine ongemakken, die we natuurlijk gemakkelijk verdragen, want het is in de essentie een fijn project. Oude fabrieksgebouwen worden gerenoveerd, en er komen wooneenheden in het oorspronkelijk gebouw. Bovendien kunnen we door het project binnen een paar maanden een echte tuin kopen (met poortje voor de fietsen!), want het gebouwtje aangrenzend aan ons huis wordt afgebroken.
Ook betekent dat: meer licht en openheid (geen gebouw meer!) en eindelijkeindelijk de vuile lekkende dakgoot die op ons terras overhangt en met zware gutsen regenwater mijn planten kapotmaakt weg.

Deze ochtend echter, nam ik een kop koffie en ging buiten een sigaret roken. En vlak voor mijn voeten, daar op mijn bloedeigen terras, flitste iets weg. Een rat, gedomme. Waarschijnlijk verstoord door de rioleringswerken hierachter die momenteel uitgevoerd worden. Maar ik kan daar dus niet mee lachen, peoples.
Een rat op mijn koer. En vooral: mijn kat die boven op het bed ligt te slapen, natuurlijk.

Neen!

Every single time.

Zullen we het eens over de colruyt hebben? Of bij uitbreiding elke supermarkt waar ik ooit een voet binnengezet heb? Zullen we het eens hebben over waarom u altijd de snelste rij weet te kiezen en ik eindeloos sta aan te schuiven? Ja?

Want echt. Verklap mij alstublieft uw geheim, want ik kan het blijkbaar niet: inschatten waar de rij wel vooruit gaat. Zoals vanmiddag. Ik had een rol vuilniszakken en een aftrekker nodig. Dat laatste is geen proper Nederlands, ik weet het, ik weet het. Maar ik ken het correcte woord niet, of ik ben het vergeten. Gebeurt wel vaker als het over huishoudtoestanden gaat. Alleszins: het is zo’n ding waar u uw poetshulp een dweil omheenslaat, zodat ze niet op haar handen en knieën uw vloer moet properdweilen, ocharme het schaap. Iemand? En terwijl u bezigbent: wat is eigenlijk het correcte woord voor een sjas? Om de wc door te sjassen?

Maar ik dwaal af. Bygones. We stonden in de supermarkt. Met een aftrekker en een rol vuilniszakken. Aan elke kassa zo’n drie wachtenden, en mijn strategie is dan: zoeken naar de karren met het minst boodschappen in. Want minder boodschappen, dat is minder lang scannen, en dus sneller bediend. Logica. Edoch: logica is niet van toepassing op supermarktrijen. Zoals deze middag.

Kar en klant 1: betaalt met maaltijdcheques. Altijd miserie.
Kar en klant 2: normaal. Maar kent kassierster en slaat uitgebreid geanimeerd babbeltje.
Kar en klant 3a en 3b: hoogbejaarde moeder en haar dochter. Boodschappen moeten op twee rekeningen geplaatst worden, en elk individueel apart klein item moet nog bediscussieerd worden “want van wie was dat nu weer”. En echt, ik zweer u dat ze elk een courgette uit het zakje met twee courgettes haalden om apart te laten wegen. Mijn ogen vielen bijna uit mijn hoofd van het rollen.

klant 4 was ik. Ware het niet dat er tegen dat 3a en 3b klaar waren er een mevrouw stond te wachten met twee kratten kattenvoer waarvan de kassadame blijkbaar een bonnetje van 20 cent korting vergeten in te brengen was. Vanmorgen gekocht. Weet ge’t niet meer. Neen, ik heb mijn rekening niet meer, maar ge weet toch nog dat ik hier geweest ben. (ook al is dit een supermarkt in een grote stad en ziet u waarschijnlijk honderden mensen per dag, dan weet u toch nog dat ik deze ochtend kattenvoer kocht). Ik was zelf al aan het zoeken naar 40 cent in mijn portefeuille, maar de kassadame was mij voor. Het zal ook voor haar een lange dag geweest zijn, denk ik.

Een aftrekker en een rol vuiniszakken. 32 minuten aan de kassa. Zucht. U mag mij altijd vertellen hoe u dat doet, de snelste kassa kiezen, want het is duidelijk dat ik jammerlijk faal.

Neen!

Ik maakte mij eens kwaad.

Gisteren las ik in de gazet verschillende artikels over man-vrouw-ongelijkheid. Over de loonkloof. Over die topjobmevrouw die heel fel verkondigt dat het allemaal ons eigen schuld is. Over de draagkracht van vrouwen ook, en de investering in je gezin. Over armoede ook, over armoede bij vrouwen. Schrijnend, zowel het gekibbel als de cijfers.

Het zijn cijfers, maar er zitten zo veel verhalen achter. Als ik aan die verhalen denk, dan word ik ongelooflijk kwaad. En droevig. En dan weer kwaad.

Na de vorige keer, en de impact daarvan, heb ik even geen zin om mij nog eens online boos te worden. Mijn mailbox is nog maar net stil, en ik hou voorlopig wel van die stilte. Maar lees de highlights van het rapport, als u vijf minuten tijd hebt. Vloek misschien eens, maar alleen als u het meent. We zijn dan al met twee.

En 8 maart is het vrouwendag, dat ook. Ik kan u nu al adviseren die dag niet met dezelfde boutades af te komen als vorig jaar. Het is niet omdat ik mij niet online boos maak, dat ik uw neus niet kan afbijten in het echt.

Neen!

Misschien dat ik nog iets inhoudelijks schrijf ook, maar nu ben ik vooral kwaad. Pardon.

Hé, u daar met uw smartphone op twitter en facebook. U met uw iPad vol meningen en tijd om die online te verkondigen, tijdens en buiten de werkuren. U bent het die in de gazet van vandaag staat onder het kopje dat de Vlaming de staking niet moet. Gezien?
Ja inderdaad. De burger, die is tegen de staking. U las het – u volgt uw actualiteit, nietwaar – overal, en u heeft uw meningen knikkend bevestigd gezien. Daar in uw aangenaam warme huis (de thermostaat springt aan een uurtje voor het opstaan, dan is de kilte zo fijn gebroken) tijdens uw ochtendkoffie. U, de burger, bent goed bezig.

U bent de burger, zo blijkt. Niet de mama van twee die slechts deeltijds gaat werken omdat één van de kinders vaak ziek is en opvang niet gemakkelijk is. Die heeft geen tijd en geen geld om online meningen te hebben.
U bent de burger. Niet die gast die in ploegen aan den band werkt en elke maand moet scharten om rond te komen. U bent de burger, niet die 15% van de Vlamingen onder de armoedegrens. En ook niet het grote aantal procenten dat daar net boven zit, en dat ploetert om te overleven.

En mijn god: wat is dat confronterend, dat u het bent. U bent mijn tweeverdieners-eigenhuis-fijnejob-elkjaaropvakantie-peergroep en ik schaam mij diep over uw kortzichtigheid. Want de staking, het is een schande, zo hoor ik u roepen. Wij willen werken, wij nemen onze verantwoordelijkheid in tijden van crisis. Ik schaam mij diep, omdat u net geen verantwoordelijkheid neemt. U denkt aan uzelf, niet aan de anderen. En voor u luidruchtig protesteert: met anderen bedoel ik niet “mensen die het even goed hebben als u” maar mensen die het minder goed hebben dan u.

U hoeft van mij niet te staken. Dat doe ik tenandere ook niet, want het zijn examens. Dus gaat u vooral werken, als u dat wilt. Maar ik zou het bijzonder fijn vinden als u zou stoppen met clichématig te schelden op mensen die wel staken. Mensen die wel actie voeren. Omdat het water hen aan de lippen staat en de nieuwe veranderingen hen wanhopig maken. Want 30 januari is het verheffen van een stem, door een groep mensen die dat niet doet op forums en twitter en facebook. Probeer daar verdorie eens wat respect voor te hebben.
Ik las het ergens, en kan het niet beter verwoorden dan dit: De bovenkant van de middenklasse vecht met de onderkant er van. Ondertussen lachen zij die de crisis niet voelen met ons.

Voor de rest zijt ge heel flink, lieve burger. Met uw profielfoto’s van “Ik staak niet” (kijk eens, meester, hoe verantwoordelijk ik ben. Toe, geef mij een schouderklopje.) en uw gevatte sarcasme. Ik ben er zeker van dat uw baas u zeer dankbaar zal zijn.

Neen!

Toemme.

Ik heb een kan thee, en een kerstboom op de achtergrond. Een trui met een kap, een deken en een kaars of twee. Ik heb vijftig zakdoeken, waarvan 45 nat. Mijn ogen prikken, mijn lippen doen pijn en mijn keel voelt als vreselijk clichématig schuurpapier. Ik zit in de zetel, zo dicht mogelijk bij de verwarming. En ik weet het: er zijn erger dingen, en eigenlijk is het zelfs niet ziek zijn. Morgen ben ik flink en ga ik werken, want verkouden thuisblijven is te gek, zeker in de laatste week van het semester. Maar vanavond mag ik even zagen en zielig zijn, nietwaar?

Man, zo’n kopvalling, dat is lastig zeg.