En al

En al

Voor echt.

Gisteren deed mijn lief een dvd-opname, hier om de hoek bij De Vieze Gasten. Dochter en ikzelf gingen eerst avondeten met de crew (piewpoew, belangrijke vrouwen zijn wij, mijn dochter en ik): dat is een voordeel van een podiumvent — ge moogt altijd mee-eten en dan moet ge niet koken. Luiheid. Oorkussen. Blahblah. Mira ging van arm naar arm, en met haar hand in de spaghettisaus.

En toen kwam de babysit — gerecruteerd uit de voorraad die Casa Murphy steeds voorhanden heeft — en ging ik kijken naar de voorstelling. En was ik onder de indruk. Niet alleen van het lief zelve, die natuurlijk uitstekend speelde (de adrenaline, meneer), maar ook van de immense fuss die daarbij komt, bij zo’n opname. Mannen met camera’s en microfoons, een regisseur, mensen met een headset, kabelvasthoudende jonkies: zo’n 15 man in totaal. En ik dacht de hele tijd: nu is het voor echt, precies.

Dat is vreemd, want hij heeft vorig jaar al het televisieprogramma gemaakt, en dat was ook echt, schijnt.

Maar dit voelde anders: dit is zijn voorstelling, zelf geschreven en eigenhandig in elkaar geknutseld, hier op onze zolder en in de jeugdhuizen en cafés overal in dit taalgebied. En die speelt hij dan in een uitverkochte zaal, vol mensen die anderhalf uur lachten met zijn lollekes. En binnen een paar maand ligt die voorstelling dan in de winkel, op een schijfje. In een doosje, met een boekske erbij (In dat boekske gaat hij mij trouwens bedanken, ik voel dat.)

Trots dat ik ben zeg. Nu is het voor echt, precies.

En al

Keihard.

Vreemd toch, hoe ge mensen zo keihard uit het oog kunt verliezen. Het blijkt al zeven jaar geleden dat ik mijn rugzak pakte en met S. door Bolivië trok. Ik kende hem nauwelijks van tevoren. Café-kennis. Maat van Peter en Lien. Een keer samen koffie wezen drinken en een ticket geboekt, zo simpel was dat nog in die tijd.
Toen we vertrokken had hij een muts op, dat weet ik nog. Mijn ouders brachten ons naar Gent Sint-Pieters en eens de trein vertrokken had bleek hij zijn haar afgeschoren te hebben die nacht. Zomaar, omdat er een feestje was, geloof ik.
De reis was het meest roekeloze wat ik ooit gedaan heb. Avontuurlijk op elk vlak, niet in het minst het menselijke, en toch ging het precies vanzelf. We logeerden bij familie van een Gentse kameraad, en vierden daar carnaval met een hoop mensen die we nooit eerder hadden ontmoet. Er zat een gekko op mijn kamer en luiaards in de bomen op de plaza.
We bleven een paar dagen bij vriend B., die toen in Potosi woonde. We scheurden met een jeep over een zoutvlakte, samen met twee Walen, terwijl de beegees hun ding deden op de radio. Ik werd bijna overvallen in La Paz, we zaten nachtenlang op café en ik keerde alleen terug naar huis, terwijl S. naar Peru trok. Ik ging nog langs bij de mensen van het carnaval en daarna ging ik gewoon alleen naar de luchthaven. Geen idee of ik het nu nog zou durven.

Toen S. een paar maand later ook terugkeerde, waren we maten, dat spreekt. We hingen een tijdje vaak samen rond, keken een seizoen 24, en zaten — alweer — lange nachten op café. En toen kreeg hij een lief, en ik ook. Hij verhuisde naar Brussel, ik bleef in Gent. We hadden nog een maandelijkse quiz-afspraak, maar toen kwam er een paar keer na elkaar iets tussen en ook dat verwaterde. Eigenlijk nooit over nagedacht.

En nu krijgt hij een tweede kindje en realiseer ik me dat ik het eerste nog nooit heb gezien. Keihard. Uit het oog verliezen. Het is wat.

En al

Van rolluiken en een avontuur.

Klijn zegt in de commentaar dat het in de prak rijden van mijn ex-lief-overbuur één van haar persoonlijke favorieten is, uit onze jeugd.

Ze zou zij beter wat minder lachen, zij. Ik herinner me bijvoorbeeld levendig die keer dat ze — zoals alle stoere kindjes in die tijd — uit haar raam zou kruipen om te kunnen uitgaan. (Ikzelf heb dat nooit gedaan, dat spreekt: mijn raam zat bovenaan een steile muur, er was geen plat dak, ik mocht sowieso al behoorlijk veel uit en ik was niet stoer. En daarbij, mijn ouders lezen mee.)
Bij klijn was dat ontsnappen nauwelijks een avontuur te noemen, eigenlijk. Ze woonde in een gelijkvloersbungalow, haar kamer had een raam tot op de grond. En ze woonde op wandelafstand van het jeugdhuis, dus erg veel fysieke inspanning kwam er niet aan te pas. Het was een kwestie van rolluik omhoog, raam open, buitenstappen, 3 minuten wandelen en pintje bestellen. Easiest escape ever.

En dus stond ze op een avond ver na haar thuiskomstuur terug in het jeugdhuis. Jammer genoeg hadden wij in die tijd slechte vrienden. Zo van het soort dat van zodra ze binnenwas om de drie minuten riep: Klijn, uw pa is daar., waarna er sprake was van enig in elkaar geduik van haar kant. En daarenboven begon J. een verhaal over hoe hij dacht dat haar mama ondertussen wel al zou gezien hebben dat ze weg was en gewoon de rolluik naar beneden had gedaan zodat ze niet meer binnenkon. En dat ze zou moeten aanbellen, en dat ze nu al op haar aan het wachten waren. Het zou vonken geven, en al. Iedereen knikte beamend.

Na twintig minuten is klijn terug naar huis gewandeld en braaf in haar bed gekropen. Ze kon de stress van het avontuur niet aan.

Good Times.

En al

Niet over het sjaaltje.

Iemand in blogland haalt momenteel haar rijbewijs. Ze zal er u ten gepasten tijde wel zelf kond van doen, ongetwijfeld, eens ze geslaagd is. Alleszins: rijlessen, daarover ging het daarnet op een niet nader genoemde mailinglijst. Fight Club.

Het deed me denken aan die keer dat ik zou gaan rijden. Het was de lange zomer voor we naar de universiteit zouden gaan. Een zomer die voornamelijk bestond uit op het terras van K. zitten, een bal gooien en wachten tot zijn twee honden de bal terugbrachten. En dan de bal weer weggooien. Ledigheid was onze middle name in die tijd. Tussen al dat ballengooien door leerden we het groene handboek voor rijlestheorie uit het hoofd en legden op het eind van die zomer met glans examen af. We wisten het toen nog niet, maar het zou zowat het enige glansexamen van dat jaar zijn, trouwens.
Wat u ook moet weten voor dit verhaal: kort voordien was het uitgeraakt met mijn toenmalig lief. Die toevalligerwijs ook mijn overbuurjongen was, want ik zei het al: ledigheid was mijn middle name en een lief recht over de deur is verrekte handig. Aniehoew. Einde relatie, en niet echt in vriendschap, om het eufemistisch te zeggen.

En toen kwam de dag dat ik met mijn vader voor het eerst mocht rijden, met een kanjer van een L op de achterruit. Er was een uitleg over pedalen aan vooraf gegaan en ik vertrok vol goede moed. Klein beetje draaien aan het stuur om de auto van de berm te halen, en dan hopla de weg van onze rustige woonwijk op. Althans, dat was het plan. Het “klein beetje draaien” werd door uw dienaar namelijk verkeerd ingeschat en werd een scherpe bocht. En het daaropvolgende “remmen, i.” van mijn vader zorgde voor pedaalverwarring en een flinke duw op het gaspedaal. De auto schoot vooruit (als een straalvliegtuig, zo leek dat toen) en ramde — u voelt me komen — de auto van het ex-vriendje, netjes geparkeerd aan de overkant van de straat.

Aaah, het trauma. Jaren later nog werd elk nieuw lief door mijn zogenaamde vrienden gewaarschuwd voor mijn wraakzucht als het ooit uit zou raken. En in het jeugdhuis werd ik dat jaar verkozen tot beste chauffeur in de poppol. Lachen. Het heeft drie jaar en ettelijke rijlessen geduurd voor ik opnieuw de baan opdurfde.

K. had ondertussen al lang een rijbewijs en een auto. Er hing een sjaaltje om het stuur om te verbergen dat de sleutel niet meer van het contact afkon. Maar dat verhaal is voor een andere keer, lieve lezertjes.

En al

Niet.

Kent ge dat, dat ge het even niet meer weet? Dat ge denkt dat alles best wel ok is, en ge dan met een rotklap tegen een muur loopt, waar ge gewoon niet doorheen kunt geraken?

Het is dat, momenteel. En daarom is het hier stil. Ge zult wel zien hoe lang het duurt, maar intussen: hou u in stilte een beetje bezig.

Met andere blogs, bijvoorbeeld. Of door kaarten te bestellen voor mijn lief zijn DVD-opname, op 10 december. Morgen beschikbaar via De Vieze Gasten.

En ondertussen: ik kom terug. I always do.