En al

En al

Op proef.

Vraagt Goofball in de commentaren hoe het eigenlijk met Santa Boogie is. Mjah. Wel. Niet zo heel super dus.

Weet u nog, die keer dat we een kattenfluisteraar lieten komen? Dat was ergens in juni vorig jaar, nadat de situatie de maanden voorheen geheel uit de hand was gelopen. We hebben onszelf toen keihard uitgelachen, maar hebben wel braaf alles gedaan wat die mevrouw ons heeft opgedragen. Beschutting voorzien aan de achterkant van het huis, beestje aan de prozac: the whole shebang. Langzaamaan zagen we toen verbetering: de kat blijft zichzelf hardnekkig kaallikken, dat wel, maar hij plaste niet meer in huis en de angstaanvallen waren over.
Toen de baby kwam, heeft hij zich eigenlijk behoorlijk voorbeeldig gedragen. Waarschijnlijk ook wel omdat wij zijn positie nooit hebben veranderd in huis: hij is altijd bij ons in bed blijven slapen, ook toen Mira nog op onze kamer lag. Ik ben daar nooit ongerust over geweest, want Boogie toont vooral een complete desintresse voor Mira. Omgekeerd is dat niet het geval, mind you: Mira vindt Boogie helemaal het einde. Ik zal daar eens iets over schrijven binnenkort.
Alleszins: we waren gestopt met de medicatie, en eigenlijk ging alles naar behoren. Behalve een zeer sporadische plas ergens in huis was Boogie een lief proper beestje.

Maar sinds een paar weken is het hek weer helemaal van de dam: we zagen de situatie dag na dag erger worden, met plasplekken overal in huis. Vier, vijf keer per dag. Soms zelfs terwijl we er gewoon op stonden te kijken.
Dus zijn we weer medicatie gaan halen. En is poes weer aan de drugs nu. We hebben hem op proef gezet: als hij binnen de maand niet opnieuw proper is, dan moeten we een andere oplossing zoeken. Het is gewoon te onverantwoord om een baby te laten rondkruipen in de kattenpipi. Maar terwijl ik dit schrijf “een andere oplossing zoeken” breekt mijn hart al, en krijg ik tranen in mijn ogen.

En al

Dokter internet.

Als ons iets mankeert, dan googlen wij dat tegenwoordig. Zo is dat. De hele medische wereld ligt open voor de gewone mens, en we moeten niet eens gestudeerd hebben om juiste diagnoses te stellen. Ik zag daar laatst een filmpje over, van een dokter die op een conferentie zei: ” en dan komen ze in je kabinet, met vier bladzijden afgedrukt vanop internet en ze zeggen: dit is wat ik heb, en nu moet u me die en die medicatie voorschrijven”. Het zou grappig zijn als het niet zo tragisch was.

Ik doe dat ook, versta me niet verkeerd. “Baby geen eetlust” bijvoorbeeld. En hopla, duizenden resultaten met de meest afgrijselijke ziektes die mijn dochter zou kunnen hebben. Resultaten met veel taal- en werkwoordfouten bij elkaar geschreven door collega-moeders op forums allerhande, natuurlijk. Ik zou u een bloemlezing geven, maar het wordt al snel zoiets als Idool, zo’n forum lezen: plaatsvervangende schaamte, en ooggerol over mensen die elkaar bekrachtigen in de zever die ze vertellen. En dan zap ik weg.

Ik probeer mij dus in te houden, om dokter internet te gebruiken. Maar ik bedacht vorige week dat ik dat eigenlijk vroeger ook al deed, dat opzoeken. Wij hadden thuis een “Grote Medische Gezinsencyclopedie” en ik weet nog goed dat ik als kind dan bijvoorbeeld de bobbeltjes op mijn been (muggenbeten, ongetwijfeld) vergeleek met de afzichtelijke plaatjes in het boek. En dan een paar dagen overtuigd was dat ik zona-schurft-psoriasis had. Tot de muggenbeten weg waren, en ik plots een pijntje had in mijn hoofd en dus een tumor-bloeding-hersenparasiet had.

Zo’n boek, dat was nog beheersbaar. Mijn ouders keken dan naar de bobbeltjes en naar het prentje, lachten mij uit en zeiden “doe dat boek weg, kind, en gaat een beetje in den hof spelen. Het zal rap overzijn.” Maar stel dat Mira mijn kinder-hypochondrie heeft overgeërfd. Zouden er eigenlijk medische firewalls bestaan voor op de computer?

En al

Pardon.

Pardon dat ik geen meningen heb vandaag. Mijn meningen zijn op, want ik ben een beetje moe en een beetje gestresseerd.

Lachen met dwaasheden, dat dan weer wel. Zoals breed grijnzend toen de studenten een super mario tune onder hun stop motion hadden gemonteerd. Of hardop met ene K. Fillet die de wereld facebooksgewijs geruststelt dat de redactie ons op de hoogte zal houden van belangrijk nieuws: het paard van Kris Peeters heeft niks. Stop de persen! En een beetje melig met de woorspeling een blogje kaas. Een blogje kaas, zeg. Dat is nog beter dan dat van die boren, Gudrun.

Ik lach daar allemaal mee, want het is over het algemeen een weekske voor te bleiten. Pardon dus. Uw meningen haalt u beter elders vandaag.

En al

Die keer dat ik nadacht.

Het is wat. Ik kreeg een uitnodiging voor een facebookgroep en ging even kijken waarover het ging. Dit artikel. Leest u het even. En deze reactie. Leest u ook even.

En nu zit ik daar dus over na te denken. Over hoe dat bij ons gaat. En over hoe het in de toekomst zal gaan. Want hoe het ging tot vorige maand, dat weet ik: de baby was my thing. Toen ik zwanger werd, lag seizoen twee al min of meer vast. Lief heeft bij het begin gezegd: ik zal er zijn vanaf maart. En ik heb mij daarmee akkoord verklaard. Nu het maart is, is het simpel: Mira gaat drie dagen per week naar de creche, de andere dagen verdelen we. Het lief doet heel veel, en helpt heel veel. Hij weigert zaken, wegens tijd nodig voor de baby. Maar eerlijkshalve moet ik ook toegeven dat hij de echt coole dingen niet weigert. Ook niet als dat eigenlijk niet past in de agenda. Dan zoeken we oplossingen, en die zijn er altijd.

Tot nu toe is er nog geen behoefte geweest aan de situatie herbekijken, want het is allemaal te combineren. En ik maak me sterk dat als de situatie verandert, dat ik even veel in de pap te brokken zal hebben als hij. Het is wat een kameraad-jonge-vader me onlangs zei: “we hebben allebei een lijstje gemaakt met de dingen die we willen doen om gelukkig te zijn. En dan hebben we besloten dat we die dingen enkel kunnen als de zoon een dag extra naar de creche gaat. Dus gaat de zoon een dag extra.”

Misschien dat het zo simpel kan zijn. Zolang ik kies om Mira vier dagen bij mij te hebben en dat kan bolwerken, blijf ik dat doen. Als binnen een paar maand blijkt dat ik het niet red, dan gaat ze een dagje meer naar de creche. En ik ga me daar niet schuldig over voelen.

En al

Dingen.

Als ge een baby hebt, en die baby is thuis, dan kunt ge (a) geen lessen voorbereiden (b) geen taken verbeteren (c) geen verslagen doornemen. Baby’s zijn namelijk slecht voor de concentratie. Niet alleen moeten baby’s om de haverklap eten en kunnen ze dat onmogelijk zelfstandig, ze moeten ook nog verse pampers (zelfs dat kunnen ze niet alleen). Huishoudwerk, dat lukt perfect, maar huishoudwerk dat is eigenlijk niks voor mij, dus veel zijn we daar ook niet mee.

Vandaag moest ik eigenlijk werken, maar het wilde niet vlotten met de babababababababa-gillende en rammelaar op tafel slaande dochter aan mijn zijde.

On the upside: een baby die zorgt dat ge niet kunt werken, dat is uitstekend voor het onderdrukken van schuldgevoelens. Als ge bijvoorbeeld na twee uur nog steeds gezellig in het Vooruitcafé zit, terwijl “rap iets eten” het plan was. Of als ge maar blijft tetteren met de toevallig aangewaaide kameraad op bezoek. Dat geeft niet, want er zou sowieso niet gewerkt worden.

On the downside: kwart na negen, baby in bed. Schoolwerk. Veel schoolwerk. Zucht.