En al

En al kinderspam

Ge pakt er gewoon eentje bij de hand, daar op het woodrowwilsonplein en ge zegt: hier, dat is die van mij.

Die middag, aan de lijn met het onovertroffen Gentinfo.

-Ik dacht, Wout, ik bel even van tevoren. Zodat ik daar niet voor niks sta aan de Zuid, om de KidsID en ik de helft niet meeheb.
– Dat is slim, ja. Ik herhaal nog even: 3 euro.
– 3 euro, check.
– pasfoto. Moet ge de afmetingen hebben?
– Neen, ik ga gewoon naar de fotograaf daar rechtover gaan en die weet dat wel. Pasfoto, check.
– oud identiteitsbewijs. Maar dat hebt ge de dus nog niet. Dus dat moet ge niet meenemen.
– check alweer.
– kind zelve, voor de identificatie.
– kind, check.
– En dat is het.
– Dat is het.
(…)
– Maar euh, zeg Wout. Als ik gewoon mijn dochter meeneem, en ik moet zo geen geboorte-akte ofzo meehebben. Dan kunnen die toch niet weten dat dat mijn kind is? Is dat niet wat — euhm — raar?
(…)
– Ja. Raar. Hm.

Wout heeft nog eens gebeld naar de Bevolking, voor de zekerheid, maar ze hebben dus niets extra nodig.

Volgens mij — en ik denk volgens Wout ook — is het systeem nog niet volledig waterdicht.

En al

Die keer met dat proberen verstoppen onder de passagierszetel omdat ge u zo keihard schaamt.

Hij haalde een alcoholstift boven en schreef resoluut een L op mijn ene hand en een R op de andere. Ik murmelde nog een zwak protest, maar ik wist diep in mijn twintigjarige hart dat hij gelijk had. Het was belachelijk, jaat, en het zag er niet uit, maar de afgelopen zes weken rijles hadden bewezen dat ik links en rechts hoegenaamd niet van elkaar kon onderscheiden. Het is niet anders. Als iemand zegt “hier linksaf”, dan moet ik nog altijd een paar seconden nadenken. Dat is behoorlijk zielig, ik weet het, maar iedereen heeft zijn mankementjes en dat links-rechts gedoe is ook mijn *enige* gebrek. Voor de rest ben ik welopgevoed, vriendelijk en proper op mijn eigen.

Aniehoew, ik zou dus rij-examen doen, en ik had grote letters op mijn handen staan. Op het eind van mijn overigens tot dan vlekkeloos (ik parkeer als een echte vent, ik) examen zei de examinator “en bij het volgende kruispunt mag u dan rechts afslaan, we rijden terug naar het examencentrum”. Mijn hart maakte een sprongetje, want ik wist dat ik het goed had gedaan. Van al dat inwendig huppelen vergat ik echter op mijn hand te kijken, deed de richtingsaanwijzer aan en reed hopla hop linksaf. Alsof dat de normaalste zaak van de wereld was, dat een rij-examen eindigt in een containerpark waar mannen met een sigaret in de mondhoek vanalles bij het brandbaar aan het gooien zijn.

Ik blokkeerde volledig, voelde een zweetdruppel langs mijn slaap naar beneden druppelen en hapte naar adem. En toen deed ik wat ik vaak doe als ik dingen heel zwaar heb verkloot: ik werd een beetje gelaten. Shit happens, het is gebeurd, que sera sera enzovoortenzoverder. Ik glimlachte een beetje schaapachtig naar de examinator, gooide mijn voiture in achteruit en reed het containerpark uit. Dit keer wel richting examencentrum, maar dat was op dat moment al bijzaak. Aldaar aangekomen stapte ik uit, zette mijn zonnebril op, stak een sigaret op en leunde tegen de auto. Ik was soms gigantisch cool als twintigjarige, moet u weten.

De examinator bleef een beetje aarzelend naar mij kijken. Ik staarde nog steeds cool en licht grijnzend voor mij uit. De man doorbrak echter de magie van het coolheidsmoment met de woorden “juffrouw, wilt u uw papier voor uw rijbewijs niet ofzo? U zou mij dan namelijk even naar het kantoor moeten volgen.” En toen lachte ik keihard, want ik dacht echtig oprechtig dat hij een mopje maakte, de kapoen. Niks daarvan, zo bleek. Ik citeer: “ik kan u enkel verwijten dat u links niet van rechts kunt onderscheiden. Maar daarmee heeft u dus geen enkele verkeersregel overtreden.”

En zo kreeg ik dus wel een schoon roze officieel rijbewijs. Zomaar cadeau. En ondertussen kan ik zelfs onthouden dat we in België aan de linkerkant rechterkant van de weg rijden.

(naar aanleiding van)

En al

:AAah: de dilemma’s van een moeder.

Buiten op het terras ligt de weekendkrant en staat een fles ijskoude cola. Ik kan het zien door onze grote ramen. Binnen heerst de chaos die eigen is aan een huis wiens eigenaren een te drukke week hebben gehad. Must wash. Must clean kitchen. Must tidy up speelgoedexplosie in de living.

Must. Must. Must. Ik ga dus eerst een beetje op het terras zitten, want van al dat moeten word ik zowaar een beetje depressief. En dat zou zonde zijn, op zo’n mooie dag. Toch?

En al

Ge zijt rap afgekickt dan.

Deze voormiddag, in de pauze, stond ik met een kop koffie buiten in de ochtendzon. Ik stond wat te dromen over hoe heerlijk de vakantie was geweest: twee lange weken met de dochter, en hoewel ze nog maar twee uur van mijn armen naar de babyfabriek was verhuisd voor een drukke speeldag, had ik toch wat last van heimwee en gemis.
Op zo’n moment, daar in de rustige tuin onder een aarzelende zon, placht een mens de dingen al eens te idealiseren, jawel. Ik dacht dus niet aan hoe ze een kleine opstoot van drammerig neutgedrag heeft gehad, een paar dagen lang. Of over hoe een vakantiedag die om half zeven begint toch wel heel vroegskes is. Ik had haar zelfs die keer al vergeven dat ze de hele weg van bij de familie klijn tot thuis in de auto had getierd alsof ze mishandeld werd, terwijl ik gewoon vijf minuten te laat was met haar eten. Vijf minuten, ge zijt bijna negen maand: deal with it, daughter. Daar dacht ik allemaal niet aan. Ik dacht aan knuffels als ze pas wakker is, ik dacht aan hoe ze de hele living vrolijk overhoop kan gooien in nog geen halve minuut, aan hoe snel ze nu al rondkruipt en hoe ze mijn been als klimrekske gebruikt, de laatste dagen. Ik dacht aan hilarische lachbuien en aan boterhammen met plattekaas die ze in haar oor stopt.

Mijn glimlach werd ietwat bruut onderbroken toen ik weer moest gaan lesgeven, voor een net te volle en net te uitgelaten klas, waarna ik moest over en weer rennen, mails beantwoorden, vergaderen en voorbereiden voor een presentatie morgen. En dan is het ook opendeurdag, zaterdag, en er moeten studiefiches geschreven en volgende week geef ik nascholing. En en en en en.

Ik zeg u: ge zijt rap afgekickt van het schoon leven, azo.

En al

procrastination 101.

Weet ge wat? Ik zou moeten werken, eigenlijk. Voor school, voor de Gentse Feesten, voor de eigen administratie. Maar de vakantie heeft zoveel schone dingen te bieden: niet alleen gingen we al eten bij fijne kameraden, keerden we terug naar onze roots, gingen we echt uit — in het oord der verderf en in de overpoort (18 jaar, iemand?)– en vierden we de paasklokken twee keer uitgebreid. Neen, er was er ook een comedymarathon, we kregen ook verschillende keren oude vrienden over de vloer (en ik kookte alles zelf, zonder traiteurhulp), we gingen bij andere vrienden op bootbezoek en we dronken koffie en wandelden in de lentezon.
De dochter, die is ook met verlof: de creche is dicht, en ze is thuis bij ons. Dus beginnen onze ochtenden om half zeven, zoals dat gaat met kleine kindjes, en gaan we volledig mee op haar ritme. Er wordt gespeeld en gewandeld, we maken uitstapjes en doen middagdutjes.

En weet ge wat? Tussen al dat vakantie houden heb ik bitter weinig zin om de boeken open te slaan en te werken. Morgen begin ik eraan. Eerst vandaag nog eens mijn metekind op bezoek en vanavond naar de voetbal met mijn papa. Maar morgen begin ik eraan. Echt.