En al

En al

VDK fair? #VDK #brugsepoort #gent

Ik draag de mensen van vzw Trafiek hier in de Brugse Poort een bijzonder warm hart toe. U zult misschien denken dat de reden daarvan hun uitstekende vegetarische spaghetti is (best in town, by the way, trust me), maar het gaat om andere zaken: hun engagement is ongebreideld, ze staan voor elke goede zaak zonder aarzeling op de barricades (remember De Zaak Meibloemsite), hun buurthuis is een warm nest waar iedere groep bewoners terecht kan voor vergaderingen en ander leuks én ze maken wel degelijk een verschil voor veel mensen — de soepbedeling op vrijdag in de winter is daar een schoon voorbeeld van.

Ik dacht hun brief eerst gewoon te delen op Facebook, met die handige share-button, maar toen bedacht ik dat ik met deze blog waarschijnlijk meer mensen bereik. En als ik het dan ook nog eens deel op twitter en op facebook, en u doet dat misschien ook: tamtam, kracht van sociale media en al. Hopelijk wordt dit een heel duidelijke roep om de stilte te doorbreken. Want: wat gaat het zijn, VDK?

Hieronder integraal: de open brief van Trafiek aan VDK. Neem tien minuten en lees hem. Deel het gerust. Op alle mogelijke manieren. Go internet.

OPEN BRIEF i.v.m. SLUITING VDK-KANTOOR BRUGSE POORT (more…)

En al

About Berlin.

1012708_10209047672938066_4971957070685835789_n

(Tekening door Randall Casaer)

Deze week geef ik vier keer een parallel-les in een opleidingsonderdeel over mediawijsheid, aan eerstejaars. Het gaat over beeldvorming in de media, over televisiejournaals, over breaking news, over commerciële belangen. Het is allemaal redelijk basic, want een mens kan niet zo diep gaan op anderhalf uur, maar ik probeer wat grote lijnen te schetsen. Mijn doel (*) is heel eenvoudig: dat ze zelf verder te denken. Dat ze niet alles te geloven wat ze zien en horen en lezen. Voorzichtigheid. Dat ze bewuster kijken naar nieuws. Dat ze bedenkingen maken, en weten dat er achterliggende mechanismen zijn die mee bepalen wat wij weten. Dat wat ze weten en hoe ze dat interpreteren, bepaalt hoe ze naar de werkelijkheid kijken.

(*) Als ik met de studenten die ik voor stage begeleid praat, dan zie ik ze soms denken “daar is ze weer met haar doelen”. Omdat ik daarover doorboom. Honderd keer herhaal. Watisjedoel. Watwiljebereiken. Hoekanjeziendatje datdoelbereikt. Ik besef dat ik doorboom. En dat ik in herhaling val. Maar ook dat heeft dus een doel.

De les is opgehangen aan voorbeelden die de studenten kennen. Het medialandschap en de actualiteit is een dankbaar onderwerp, natuurlijk. Reality tv. De verkiezing van Trump. En vooral sinds vorig jaar: de aanslagen in Brussel van 22 maart.

Ik gaf die les gisteren aan een klas, en vandaag stond er ook ene op de planning.

Gisterenavond vloekte ik, zoals wij allemaal, weer eens luid op de wereld. In mijn hoofd werd de parallel-les al helemaal anders. Want Berlijn.

Vandaag in de les hoorde ik mezelf zeggen “ik denk dat het niet onrealistisch is dat er een dergelijke situatie zal voorvallen eens jullie een eigen klas hebben. Dus we gaan het nu even hebben over hoe je kinderen op zo’n moment kan begeleiden.”

Want ik wil dat toekomstige leraren omzichtig zijn. Over breaking news en kinderen. Ik wil dat ze weten hoe ze kunnen filteren en hoe ze veiligheid kunnen bieden als er weer eens een aanslag wordt gepleegd. Een belangrijk doel. Dreiging kaderen.

Ik hoorde het mezelf zeggen en ik dacht tegelijkertijd: verdorie, ik wou dat we het hier niet over moesten hebben.

En al

Een preek over boekenwinkels. En al.

1.
Vorige zondag liepen wij op de bloemekesmarkt, en zoals altijd als we daar zijn, liepen we ook Paard van Troje binnen. De dochter en de echtgenoot zijn nog steeds aan het voorleesgebeuren en ik wilde Ronja Roversdochter voor hen kopen. Ik vroeg het meisje van de winkel of ze die hadden en ze liep met ons mee, haalde het boek uit de rekken en we babbelden wat over andere opties. Ik kreeg boeken voorgesteld en nam foto’s voor de kerstcadeautjes die ik binnenkort ga halen. Ik zei “En Moeyaert? Dat is nog wat vroeg zeker?” Het meisje antwoordde: “Dat mag je niet doen, die moet ze zelf kunnen lezen ooit” en ik begreep wat ze bedoelde. Ik zei dat de dochter niet zo graag zelf leest, het meisje deed “oooh, ik heb zo’n fijn boek voor beginnende lezers.”

De dochter is er wild van, van haar nieuwe zelfleesboek. En Ronja wacht op de nachttafel tot Sjakie uit de chocoladefabriek is.

2.
Mijn lieve vriendin Maartje heeft een boekenwinkel in Leuven. Boekarest heet die, en u moet daar eens binnenlopen als u in de buurt bent. Ik wou dat Leuven op tien minuten van Gent lag, maar dat is niet zo, dus ik kom er te weinig. Als Maartje echter een boek suggereert, dan geloof ik dat graag blindelings. Ze deed mij (en de rest van Vlaanderen) het fantastische Rivieren aan de hand, Us werd me bezorgd toen het net was verschenen en het was door haar dat mijn winter en mijn zomer grotendeels werden ingenomen door A Little Life (nu beschikbaar in verlating, trouwens).
Toen ze het vorige week had over een nieuw uitstekend boek — Noodweer van Marijke Schermer– gingen er een paar berichten over en weer en 24 uur later zat het boek in mijn bus. Met zorg ingepakt en vergezeld van een lief kaartje. Mijn dag was goed. Wat zeg ik, mijn week was uitstekend.

15196086_10154806820148223_5705663426541737088_o

3.
Als mijn man een cadeautje moet, dan ga ik naar de Epic. De meneer van Epic verkoopt me dan de volgende in een serie van comics die de man volgt. Want hij weet waar we zitten op dat moment, en ik hoef dat niet bij te houden. Of hij zegt dingen als “Dit gaat Henk graag lezen. Echt waar.” En dan koop ik dat boek, en dan is mijn man blij en ik dus ook.

Om maar te zeggen. Zal ik het eens over boekenwinkels hebben? En bij uitbreiding over kleine handelaars die hun job met liefde, zorg en passie doen? Want het gaat over meer dan enkel boeken, natuurlijk. Er is niets mooiers dan de groentenwinkel binnenlopen en dat de mevrouw spontaan zegt “er zijn peultjes. Belgische. Daar aan de zijkant.” omdat ze weet dat ik dat graag eet, maar geen Kenya-bonen koop.
Ik heb vanmiddag een fiets gekocht, en Dries zei bij het afrekenen “ik ga die code van dat sleuteltje hier noteren, als je het dan ooit verliest en je bent de code kwijt dan heb ik ze nog”.
Er zijn weinig dingen die zo lastig zijn om te horen als “uw poep is dik in die broek”, maar toch ben ik blij als die ene fantastische winkeljuf het durft te zeggen en me de broek niet verkoopt.
Of die andere die vorige week, toen ik twijfelde tussen twee truien zei “die groene staat u minder van kleur en die gele is u iets te groot. Spijtig maar ja.” Ik ging met lege handen buiten, maar het was niet erg.

Vandaag was Black Friday, blijkbaar. Overgewaaid fenomeen waarbij we aan kortingen bij de boldotcoms en zalando’s van deze wereld konden shoppen. Behalve wat ergernis deed het mij weinig. Ik heb een hele tijd geleden eens bijna een jaar niks gekocht, toen dat zo wat hip was in blogland. Ondertussen koop ik wel weer kleren en luxe en spullen en vanalles, maar dat jaar heeft wel veel veranderd. Van instant hebben naar meer nadenken over dingen.
Dus ik doe dat nauwelijks nog, kopen bij die grote spelers en die snelle klik-klik-besteltoestanden. Want het voelt niet zo juist eigenlijk. Het is gemakkelijk (joepie morgen op uw stoep) en het is vaak goedkoop, ja. Maar het is ook allemaal zo ontmenselijkt.

Het plezier van iets kopen, dat zit voor mij een groot stuk in de zorg die je eraan besteedt. En de wetenschap dat degene bij wie je het koopt ook zorg heeft besteed aan wat er in zijn of haar winkel ligt. Kleine handelaars zijn bovendien de smoel van uw stad. Het karakter van uw wijk. En die kleine winkels met karakter hebben het steeds moeilijker, zo hoor ik van overal. Steden vol ketens en overal hetzelfde te koop en te zien. Daar wordt een mens toch niet blij van?

In the spirit of christmasshopping: ge moet dat eens proberen, de komende weken, zo’n kleine handelaar. Volgens mij gaat ge daar content van worden.

En al

Ik heb niks tegen de herfst, op voorwaarde dat de zon schijnt. En het 18 graden is.

De poetshulp zet het strijkijzer neer en kijkt op haar GSM. Ze zucht: “Niet te geloven, het is nog geen half vier en het is bijna donker.”

*Technisch gezien zei ze het niet zo, maar deed ze dezelfde boodschap in haperend Engels. Maar ik kan dat niet nadoen zonder knullig over te komen en een beetje gemeen omdat ik haar dan eigenlijk wat uitlach op het internet en uitlachen op het internet, dat is voor eurosong en als club brugge verliest in de Champions League.*

Ze had gelijk. Ik trek een bleh-gezicht en werk verder. Zij strijkt nog een jeansbroek en ik maak ons allebei een kop thee. Er mag een koekske bij.

Tien minuten later komt de dochter binnenwaaien en ze brengt de koude en vuile laarzen binnen. Als ik wat later naar de winkel stap, ruik ik de wereld in november: blaadjes op de grond en natte wol.

Op weg terug naar huis en weet ik: het is tijd voor Will, vanavond.

En al

Een huisdier is een dier in huis.

MAMAMAMAMAMA, NU HEB IK EINDELIJK EEN HUISDIERMUISJE ZOALS NAOMI!

Ik had de voordeur nog niet dichtgedaan na een lange werkdag, en ze riep het mij toe van aan de tafel waar ze met haar vader zat te eten. Bestek werd neergegooid en ik werd meegetroond naar het terras, waar een doos stond met een piepklein muisje erin. En wat toiletpapier als dekentje.

14797409_10154701289998223_1545150890_n

Het kleine muisje had opeens midden op de livingvloer gelegen, en er waren voor zover we konden inschatten twee opties: ofwel hadden we ergens een nest zitten en was het arm beestje daaruit verdwaald.
Ofwel had de inhuizige kater voor het eerst in zijn 12-jarige bestaan zowaar een muis gepakt en die binnengebracht.

Beide verklaringen leken weinig plausibel, eigenlijk: de kater is vreselijk lui en zijn jachtdrang beperkt zich tot hysterisch miauwen naar vogels. Voor de andere optie: we hadden nog nooit ergens signalen gezien van muizen in huis. Hoewel ik dus eerlijk durf toe te geven dat ik de volgende dag mijn bureau heb opgeruimd just-in-case.

Ik trok een vragende wenkbrauw naar mijn echtgenoot en hij haalde zijn schouders op.
De muis bewoog. Een klein beetje. De muis was echt zielig en bijna dood. Dus werd de dochter alvast voorbereid: dat het muisje waarschijnlijk zou sterven, maar dat ze het mocht houden als het bleef leven. Maar dat het dus waarschijnlijk zou sterven. Echt.
We maakten een doosje met stoffeerwatte als nestje. We gaven het muisje wat melk met een pipet. En de dochter bleef kijken kijken kijken. Met moeite kreeg ik haar uiteindelijk in bed, met de belofte dat ik voor het muisje zou zorgen terwijl ze sliep.

Wat ik deed. Allez, neen, ik heb niet actief voor de muis gezorgd want ik zou niet weten hoe dat moet. Maar ik heb dus ook niet actief het beest om zeep geholpen. En ik heb af en toe eens gekeken. Drie uur later bijvoorbeeld, toen ik me genoodzaakt zag om droevig nieuws naar de man te sms’en.

14826243_10154701330203223_642923360_n

De volgende dag voor school was er een begrafenis. Het was schoon, met een rouwkrans van wilde hop uit den hof.

Edoch. We hebben nog steeds geen nest gevonden, nu twee weken later, dus dat betekent dat het luie monster dat hier op de zetel ligt te ronken in het diepst van zijn gedachten toch een jachtluipaard is. Wel voor mini-muisjes in plaats van antilopes, maar toch. Jachtluipaard.