En al

En al

En Alain?

Hoe zou het nog met Alain zijn, u heeft het zich de afgelopen dagen ongetwijfeld meermaals afgevraagd. Niet over mijn persoonlijke Alain, die eigenlijk een kloon is van de bekende Alain (vanaf 1 min! Dus lang genoeg kijken.) en die elke keer op reis meegesmokkeld wordt in de valies, samen met Monsieur Le President en de uitroep “Bonjour, Citoyens!”.
U wilt het eigenlijk niet weten, en ik heb het gelukkig ook niet over hem. Ik heb het over onze nieuwe Alain, vorige week geïntroduceerd als nieuw personage op dit weblog.

Alain dus. Van de sms-jes. Na vijf dagen en een aantal berichtjes per dag kreeg ik nog eens een bericht terwijl mijn verloofde naast mij in de zetel zat. “Lise, je moet maar keer bel, goed groetjes alain xx” Ik rolde met mijn ogen en sprak tot het lief: trrr, daar is hij weer, het begint op mijn zenuwen te werken.
Want zo’n eenrichtingsgedoe met veel spelfouten, dat is grappig de eerste drie keer. Maar zoals dat gaat met stylistische miskleunen hebben we het na een paar episodes wel gehad, eens we de puberteitsleeftijd voorbij zijn. Is het niet, Stephen King?

Enfin. Mijn lief die rolde ook met zijn ogen, en vroeg of ik Alain eigenlijk al eens een antwoord had gestuurd. Waarop ik moest ontkennen, natuurlijk, want ik converseer slechts zeer sporadisch met manvolk dat ik niet ken. En ik reageer voorlopig nog steeds niet als u Lise roept, ondanks het anagram-gehalte.
Hij zuchtte, nam mijn gsm en schreef:
Sorry Alain, maar dit is niet het telefoonnummer van Lise. Groetjes, Bart.
Al die onbekende namen, ik begon het knap ingewikkeld te vinden, ik moet het u niet vertellen. Vooral toen Alain in zijn geheel eigen stijl antwoordde met de vraag of hij dan “lise haar gesm numer mag gepen”. I kid you not.

Het lief antwoordde kordaat dat wij hier geen Lise hebben en dus ook geen nummer, en vervolgens bleef het stil. Dus waarschijnlijk schuimt Alain nu het nachtleven af op zoek naar een glimp en denkt hij ik zie haar nooit meer terug. Met een beetje malchance gaat hij zelfs hardop praten in zichzelf en staat hij uren met zijn handen op de leuning van de brug.

Ofwel heb ik veel fantasie en te veel kleinkunst in mijn onderbewustzijn. Zou ook kunnen.

En al werk

De zen.

Deze zomer was, behalve de zomer van de dochter, ook de zomer van veel nadenken. Over mijn werk, over afbakenen en over wat ik nu wil, en waar ik naartoe wil. Existentiele vragen, quoi.

Zij was aanleiding, met een commentaar dat eigenlijk over iets anders ging. Zoek uwe zen, jong, zei ze. En ik realiseerde me dat mijn zen en ik precies de laatste vier jaar van dikke vrienden naar verre kennissen zijn gegaan. Schokkend, eigenlijk. Het is alsof ik de laatste jaren mezelf constant voorbijhol, om het met een cliché als een dikke duitser te zeggen. En waar een hels ritme en chronisch tijdstekort vroeger nog exemplarisch waren voor een boeiend leven met veel prikkels, voelde het alsof spanningshoofdpijn en gejaagdheid een stuk van mijzelf waren geworden.

En dus zocht en vond ik mijn zen. In mijn kleine. De allesopeisende peuter werd zo halverwege de zomer de reden dat ik het gewoon opgaf. Ik begon opeens mijn dagen zonder verwachtingen, zonder to do lijstjes. Ik stapte in mijn auto en reed naar zee als ik daar zin in had. Ik scharrelde een hele dag rond met de dochter in huis, als mijn stemming daarop stond. En opeens kreeg ik meer gedaan dan anders, en was ik ‘s avonds content over kleine verwezenlijkingen. Ik gaf mezelf pluimen als ik tegen de avond al één keer mijn mail had opengedaan die dag, bijvoorbeeld. Of als ik de was had opgevouwen. Dikke duim voor mezelf.

Met het nieuwe academiejaar in het vooruitzicht werd ik wat angstig. Dat ik mijn zen weer moest afstaan, net nu we onze vriendschapsband zo hadden hernieuwd. En dus dacht ik na over verandering. Het vorige jaar was slopend. Emotioneel was ik begin juli een leeg vat, want het was echt niet fijn geëindigd, en ik was daar kapot van. Opeens had ik de weerslag van jarenlang keihard werken, perfectionisme en constante onzekerheid. Dat ik het allemaal niet zo goed meer wist, eigenlijk.

En dus begon ik dit jaar met een schone lei. Met een leeg hoofd, gulzig maar zorgvuldig wakend over grenzen. Praktisch, in bijvoorbeeld een aparte mailbox en niet opstapelen, maar ook emotioneel. Ik besloot mezelf af te sluiten als ik dat nodig had, en bewuster te genieten van fijne momenten.

En zo komt het dus dat ik vandaag een slopende vergaderweek — met verschillende keren een duidelijk “howla, maakt u niet druk, het is maar een vergadering” tegen mezelf roepend in mijn hoofd — afsloot met een vakgroep vol gelach, en daar veel deugd van had.

Mijn zen, die is er nog altijd. Volgende week komen de studenten, en ik ben er klaar voor.

En al

Het is dat, met Alain.

Alain stuurt mij smsen, sinds gisteren. Lieve smsen, waaruit blijkt dat hij mij nog maar pas heeft leren kennen. Dit weekend waarschijnlijk. Dat hij mij een toffe vindt. En dat hij graag nog wel eens de toffe ik zou terug zien. En dat hij blij is dat ik mijn nummer heb gegeven.

Spijtig dat ik niet uitgeweest ben, dit weekend. En dat ik geen telefoonnummers heb uitgedeeld. En al helemaal niet aan een Alain.

Wat ik wel heb gedaan, in de tijd dat ik nog geen verloofde was van een meneer, is mijn nummer aan jongens gegeven op café. Allez, 9 juiste cijferkes en 1 verkeerd. Dat klinkt gemeen, maar ge werd daar minder moe van dan van “mag ik u eens bellen? neen jong, ik ben niet geïnteresseerd? Allez toe? Neen zeg, ga weg…”, en ik was ook tien jaar geleden al een lui meiske.

Het is dat wat Alain is overkomen, ik ben het zeker: een lui meiske. Spijtig voor Alain.

En al

Damn you, stupid birds. *zwaait vuist*

Kijk. Ik versta dat, dat zelfs mijn beste vrienden vinden dat ik overdrijf als ik zeg: doe dat niet, lief. en vervolgens: laat hem niet, J.. Het lijkt ook onschuldig, zo in een huis in Frankrijk, tijdens middagdutten van kinderkes, vragen aan vriend J. “of hij dat ook eens mag proberen, die angry birds”. J. en klijn rolden dus met hun ogen, dat het geen kwaad kan, en hij kreeg de iPhone.

Daarna heb ik nog een kleine maand volgehouden dat dat voor Android toch niet bestaat. Gisteren heeft hij zijn eigen uitstelgedrag overwonnen en op de Market bewezen dat ik ongelijk had. Een download en een uur gefascineerd met de dochter varkens kapotmaken later, was ik het die met mijn ogen rolde.

Maar ik overdreef dus niet. Dat bedacht ik toen we gisteren gezinsgewijs pannenkoeken zaten te eten op een terras aan zee en hij zijn berichten even wou lezen. En ik twee minuten later een vogelke hoorde roepen op zijn walki-talki.

Really.

En al

Week.

Ik word daar wat week van, van die groeiende kinders. Die van mij, dat valt nog mee, alhoewel ik daar ook af en toe misselijk naar adem moet slikken, omdat ze al zo groot wordt. Maar ik weet ook dat ze nog jaren een kleintje blijft: niet meer mijn baby, maar wel mijn peuterke, en mijn kleuterke.

Maar als ik lees van die kindjes die ik als kleuterke heb gekend, en die nu naar de Latijnse gaan met een grote boekentas: pffffiew. Henri heeft schoenmaat 40. Zelie heeft een eigen gsm. En Anna, kleine Anna, die ik heb helpen flesjes drinken toen haar moeder en haar borsten weer moesten beginnen werken, die zit in het eerste leerjaar.

Week. Ik moet het u niet zeggen, zekers.