En al

En al

En ondertussen tussen haakjes.

En ondertussen is het zaterdag 23 juni en stelt uw dienaar tweedezits op, na een (wat heet) eerder hectische week.

Er werd een vloer uitgebroken en uitgegraven (de papa en wij), examens afgenomen en verbeterd (ik), gevloekt op een bouwput (ik), een houten vloer afgeschuurd (hij), rioolbuizen vervangen, een WC en een hoop radiatoren afgekoppeld (de professionals), een gang geplakt (ook professional), vijf bachelorproeven verdedigd (de studenten, ik luisterde), PMV-projecten getoond (nog de studenten, ik beoordeelde), een houtenvloer in de loog en de olie gestoken (ik), een beetje gehuild (ik), try-outs voorbereid (hij), try-outs gespeeld (hij), een chappe gelegd (professional, zijt ge zot, dat kan ik niet), punten ingevoerd (ik), nog een beetje gehuild (ik, weeral) en gedroomd van hoe dat ook al weer voelde, een proper huis (iedereen). Ik heb ook zes machines was gedraaid omdat mijn mama gezegd had “zal ik anders eens een strijk doen”. En tussendoor heb ik (soms eens) geademd en (af en toe eens) een paar uur geslapen.

De komende dagen zijn er van deliberaties, proclamaties en feedback, maar ook: uit met de oude badkamer, leve de nieuwe badkamer. En nog meer stof. En nog meer plakwerk. En misschien ook een vloer. Maar zeker: een bleiting of vijf. Misschien zes.

En al

Loslaten.

Zondag was het alle hens aan dek, hier deze kant van de Brugse Poort. Toen we naar de bakker wandelden bleek er op het eind van de straat een hele hoop politie te staan, veel zorgelijk kijkende mensen, geagiteerde kinderen en af- en aanrijdende fietsflikken. We wandelden door want op zo’n moment kunt ge mensen beter hun werk laten doen en niet in de weg lopen, maar bij navraag achteraf bleek dat er op dat moment een meisje van zes zoek was. Vier uur waren ze haar kwijt, en ze is uiteindelijk teruggevonden, zonder erg.

Ik ken het meisje. Ze is één van de vrolijkerds die altijd in het parkje en de straten daaromheen speelt, recht tegenover haar huis. Het park waar wij met Mira ook in de zandbank gaan wroeten. Ik weet niet wat er precies gebeurd is, maar kan er me wel iets bij voorstellen: één van de kinders gaat elders spelen, ze gaat mee en vergeet de tijd, zoals alleen kinderen dat kunnen.
We hebben het ook nog meegemaakt, lang geleden: neef S. was in onze jonge jaren een expert in zoek geraken. Ik herinner me een avond dat de hele buurt hem liep te zoeken tot laat in de avond, waarop hij plots rustig kwam aanfietsen. Computerspelletjes gespeeld bij T., vergeten dat hij eigenlijk nog geen avondeten had gegeten. En dus al van de middag wegwas.

Het hele gedoe houdt me bezig, nu. Ik weet dat het nog veel te vroeg is om zo’n bruggen te nemen, wegens mijn kind is ontegensprekelijk te jong, maar het gaat zo snel dat ik er toch al eens over nadenk. Hoe dat zit met dat loslaten.
Toen wij (En met wij bedoel ik niet “bij ons thuis” maar “bij iedereen bij ons in het dorp”) klein waren vertrokken wij in de vakanties na het middageten thuis. En we werden om zes uur terug verwacht om te eten. In tussentijd was de enige richtlijn: gedraag u, zijt voorzichtig, en niet over de Grote Baan.
Natuurlijk gedroegen we ons niet, waren we behoorlijk onvoorzichtig, en reden we de Grote Baan over als de middag dat vroeg. En onze ouders wisten eenvoudigweg niet waar we zaten.
En ja, wij hadden in ons dorp een Grote Baan en dat is wat de naam zegt: de grootste baan van de gemeente. Stopt met lachen.

Enfin. Loslaten, en hopen dat alles goed afloopt, dat was het, denk ik. Ik ben blij dat ik zo opgegroeid ben, het heeft mij gemaakt tot wie ik ben: een durver, zelfzeker en zelfstandig.
Ik heb altijd gezworen dat ik het met mijn kinderen ook zou kunnen, dat loslaten, maar als ik eraan denk dan keert mijn maag. De tijden zijn veranderd, zegt iedereen, maar de vraag is: is dat wel zo, en indien wel, is dat zo in die mate dat we het andere uiterste moeten kiezen en onze kinders alleen nog in de achtertuin mogen laten spelen? En kweken we zo geen generaties bange mensen, die niet buiten komen omdat ze nooit anders geweten hebben?

Ik zie dat bij mensen in mijn omgeving ook, die nood om de kindjes dicht te houden. Wij willen bijvoorbeeld graag dat de kleine later in een jeugdbeweging gaat, omdat we dat allebei heel graag hebben gedaan vroeger, maar als ik dat vertel krijg ik vaak de reactie: zot, en die leiding die zijn maar een jaar of 18 en die kunnen toch nooit voor zo’n troep koters zorgen op een veilige manier. En dan gaan die op kamp, en dan hoort of ziet ge niks gedurende 10 dagen.
Dat is waar, denk ik dan. Ik bel nu vier keer per dag als de kleine uit logeren gaat, wat zal dat dan zijn met mijn hart als ze ooit op kamp gaat? Dat gaat voorzekers tien dagen bloeden van de ongerustheid. Maar betekent dat dan dat ik ze niet moet sturen? Dat ik haar die vrijheid mag ontzeggen voor mijn eigen gemoedsrust?

Moeilijk allemaal, vind ik. Ik zal nog veel moeten nadenken, de komende jaren.

En al

Verlangen.

Het was bij hem dat ik het laatst las. Dat er vroeger precies van die periodes op het werk waren dat alles wat rustiger was en een mens eens wat kon recupereren. Ook hier is dat de laatste jaren niet meer zo.
Vroeger zei ik altijd: “mijn eerste semester is pokkezwaar, maar vanaf februari is het rustiger”. Ik zeg dat nog altijd, maar het klopt niet echt meer. Ik vind ondertussen dat eerste semester beter te doen: een vol rooster, maar vooral lesgeven. En lesgeven is intensief, maar wel afgebakend.

Semester twee gaat van examens (januari) over naar drukke lesweken (februari). En dan naar stages (maart april), studiefiches (april mei) studiedagen en examens voorbereiden (mei) naar taken verbeteren (ook mei) tot examens afnemen en corrigeren, delibereren, proclameren en van feedback voorzien (juni). En ondertussen probeer ik af en toe naar adem te happen. Dat lukt nog net, maar het hele proces wordt wat bemoeilijkt door het laagje bouwstof overal hier in huis. *kuch*

Ik heb vakantieverlangen, mensen. Intens vakantieverlangen. Doe mij wat strand, een kindje dat ruikt naar zonnemelk, een curverbox water op mijn koer om in te spelen en een boekje. En lange avonden op mijn terras. Zonder trui en zonder wekker de volgende dag.

En al

Time spent with cats is never wasted.

Xander en Elien zijn hun katje kwijt sinds gisterenavond. Mijn hart breekt als ik erover lees.

Ik vloek op onze kat, dagelijks. Santa Boogie plast in huis, nog steeds. We hebben alles geprobeerd, tot een kattenfluisteraar toe, en we hebben overwogen om hem weg te doen. Nu zuchten we eens, vloeken, kuisen gelaten de zoveelste pipivlek op en zetten hem efkes buiten. Als straf. Hij verstaat dat niet, en krabt aan het raam, wat op zich al zo schattig is dat we hem weer binnenlaten.

We hebben ons neergelegd bij de situatie. Want hij is een deel van ons. Al sinds hij als klein bolletje pluis binnenkwam, toen we pas samenwoonden. Het is zo’n cool en vervelend beest tegelijk, dat we dat niet kunnen, hem wegdoen.

Santa Boogie

Weg waarheen? Of weg voor altijd? Ik word al misselijk als ik eraan denk. En wie gaat er dan ‘s nachts over mijn gezicht lopen als ik lig te slapen? Wie gaat er dan ‘s avonds op mijn schoot kruipen als het lief uit optreden is en de dochter slaapt? Wie gaat zich dan gewillig door het kind laten verkleden? Wie gaat de kleine dan popelend zoeken als ze thuiskomt van school? Wie gaat er vechten met de andere katers om ze van ons terras te houden? Wie gaat ons laten lachen door slapend van de zetel te vallen?

Ze gaf hem vriendschappelijk haar ketting voor het slapengaan. Hij vindt dat supertof, ge ziet dat.

Gisterenavond op de badkamer had ik hem horen miauwen. Buiten, dacht ik. Ik heb nog gesist: sjt, verdorie, straks maakt ge de kleine wakker. Later op de avond, toen we gingen slapen vroeg het lief opeens: hoort gij de kat ook? Waar zit die feitelijk? Het badkamerraam werd opengetrokken en we tuurden in de donkere Brugse Poort. Niks. En weer miauw, wat klagend. En toen begon het te dagen, met een grijnzend “dwaze kat” gingen we hem boven bevrijden: blijkbaar lag meneer te dutten die ochtend op het bureau van het lief. Het bureau dat we zorgvuldig hadden dichtgeplakt met tape tegen het stof van alweer een af te breken muur. Huhuh.

Er was sprake van dankbare kopjes voor de bevrijding, rap een beetje eten (plassen zal hij wel in het bureau gedaan hebben zekers?) en dan snorrend op het voeteind van het bed gaan liggen en in slaap vallen. Waar hij thuishoort.

Boogie is cool. Boogie blijft bij ons. Nah.

En al

Langs de Vlaamsche wegen.

Na anderhalve week stagebezoeken, in Oost- en West Vlaanderen, kunnen wij u enkele weetjes over het onze vlakke land aan de hand doen.

Bakkerij Van Hecke en bakkerij Aernoudt hebben werkelijk in heel Gent winkels. Meestal dicht bij elkaar, ook. Ziet u de één, binnen de tien minuten ziet u de ander.
– De N37 tussen Aalter en Tielt is veruit de vervelendste weg ooit. Vol landbouwvoertuigen en trage vrachtwagens en nét te druk om voorbij te steken. Dat resulteert in minutenlang telkens even uitwijken om te kijken of u voorbijkunt, en dan toch weer inschuiven in de rij. Als u er voorbijraakt is er een korte euforie. Tot u na een halve minuut achter de volgende tractor zit, natuurlijk.
– Uit witte camionetten wordt vanalles gekegeld. Papieren zakdoeken, sigaretten, bananenschillen of vanmiddag: een volledige zak MacDonalds-afval. What’s that all about, peoples?
– The Loop, aan de ikea, is voor mensen van mijn kant van de stad de beste uitvinding ooit. Leve de R4!
– Als er een bord staat dat u de baan niet mag kruisen, maar dat is de gemakkelijkste manier om naar de oprit van de autostrade te geraken, dan kruist de Vlamink de baan. Voila.
– Als u tegels, gordijnen, een auto, een velo, laminaat, bouwgrief, een koud buffet of tuinplanten nodig hebt: provinciale wegen zijn uw way to go. Ook voor meiskes achter de ruit, trouwens.
– Als u de dampoort moet passeren voor 9h ‘s ochtends of na 15h ‘s namiddags: reken een half uur extra tijd. Er is iets met beurtelings verkeer. En veel mensen die niet met de auto kunnen rijden.
– Ik ben zo blij dat ik geen vertegenwoordiger ben. Zo blij.