En al

En al

Iedereen heeft zijn grens, maar ook dat kan opgelost worden.

Ik ben in mijn moederschap tot veel bereid. Ik sta elke dag te vroeg op, jongleer met werk en huishouden om het kind op deftige uren van school te halen, duw zonder morren schommels op speeltuinen, laat mijn vloeren vol glitter gooien als dat toevallig bij de knutsel van de dag hoort en laat mijn living ombouwen tot kampement. Ik sta ‘s nachts op om bedjes te verschonen, maak al twee jaar geen witlof meer omdat zij het niet lust (terwijl ik niks liever eet) en weet nauwelijks nog hoe een café er vanbinnen uitziet. Ik hijs mijn kind op fiets of in auto en ze mag altijd overal mee. Ook als dat een chique restaurant is met leren stoelen waar haar botinnen krassen op kunnen maken. Ik ga naar dierentuin, pretpark en kindermuseum, luister naar CDs met zonzienzakkenindezee als ze erom vraagt, en zag al 2 jaar geen tv-journaal meer, omdat dat net voor bedtijd is en ze dan kinderfilmpjes kijkt. Ik ben tot veel bereid, en het voelt niet eens als een opoffering. Maar sommige dingen doe ik niet. Omdat ik weet dat ik er fysiek niet toe in staat ben om de boel vrolijk te houden, terwijl ik ondertussen het gevoel heb dat mijn hoofd met een botte bijl in twee wordt gehakt.

Gelukkig heeft mijn dochter heerlijke grootouders. En zo trokken mijn ouders deze middag met haar naar de Kaatje-show aan zee. Met Kamiel, Victor, een kroon op haar hoofd en een tekening in haar hand. Ondertussen haakte ik mijn arm door die van mijn lief, en wandelde met hem een paar uur op het verlaten winterstrand. Mijn laarzen werden nat, mijn haar had precies een storm doorstaan, maar ik kreeg er geen hoofdpijn van.

Twee uur later kreeg ik een vrolijk meisje terug, met verhalen over liedjes en een foto met de rosse heldin herself. Zij kreeg een rustig glimlachende moeder en een kalm hoofd. En iedereen kreeg een pannenkoek. Topzondag.

En al

Zonder.

Dit was een vreemde week. Een week van ongeloof en van verdriet dat precies achter een glazen muur zat. Ge ziet het, ge voelt het, ge kunt er niet aan. Verdriet in mijn hart ook, en veel herinneringen aan lang geleden. Ondertussen was er werk, en de mini, en sinterklaas, en de wereld die doordraaide alsof er niets was gebeurd.

Het is vreemd. Vroeger is zo ver weg. En zo dichtbij als tientallen kaarsjes op facebookwalls van de mensen die ooit mijn dagelijks leven waren.

En al

Krulspelden.

Toen ik een klein meiske was, en mijn ouders uit werken waren, waren wij bij mijn meme en pepe na school. Wij, dat is neef S. en neef T. en ik. Het brandstichtende trio, maar dat verhaal vertel ik u ooit nog wel.

Meme, die maakte vanillepapkes met speculoos tegen dat wij thuiskwamen. Heerlijk zompige speculoos in vanillevla met een vel: de smaken van mijn kindertijd. Als ik dit nu zelf maak (and i do), dan eet ik tot ik misselijk en weer acht ben.

Wij maakten ons huiswerk, speelden in den hof, gaven de konijnen eten. In den hof stonden rozen, azalea’s en stinkerkes. We mochten ze water geven, maar we mochten niet aan de bloemen van de bellekesboom prutsen. En die waren nochtans grappig.
Mijn pepe heeft mij confituur leren maken in de ketel in de keuken beneden, aan den hof. Toen ik vorige maand met de dochter aardbeien tot confituur kookte, en testte of het brouwsel klaar was door een beetje op een bordje te laten stollen, kreeg ik een flashback. Omdat mijn pepe dat altijd deed, op zo’n bordje, en omdat ik dan deed wat de mini nu doet: half afgekoelde confituur van het bord lekken.

Maar ik wilde het niet over confituur hebben. De keren dat ik alleen was bij mijn meme en pepe, zonder de neven, hield ik er van om te prutsen in de badkamer. De schmink vond ik toen al raar ruiken, maar die haarspullen: wild was ik daarvan. Ik probeerde altijd zelf krulspelden in mijn haar te draaien, en spoot heelder pullen Elnett leeg op mijn geïmproviseerde mis-en-plis. De krulspelden waren van metaal, met venijnig haar erop. En ze roken altijd een beetje spesjaal. Mijn meisjeshaar raakte altijd hopeloos verstrikt in de rollers, waardoor ik niet zelden handenvol haar gewoon uit mijn hoofd trok omdat die krengen weigerden los te laten. Want eigenlijk mochten wij niet met de krulspelden spelen, dus ik durfde geen hulp te vragen.

Het is mij nooit gelukt om een weelderige krullend haardos te krijgen, ik moet u dat niet uitleggen. Maar het blijft een stille kinderdroom om het eens te proberen. Klein detail: toen ik dit verlangen gisteren tegen mijnheer mijn verloofde vertelde, lachte hij mij keihard uit. En hij beweert dat zo’n krullen echt dagenlang blijven zitten. Terwijl ik er altijd van uitging dat het van “niet goed, kop onder de kraan en niks meer van te zien” was. De ctrl+z van de coiffure als het ware. Geef mij eens gelijk, mensen?

Enfin. Ik kan daar nog lang omheen draaien, interwebs, maar we weten natuurlijk allemaal waar dit op naartoe. Is er iemand in de zaal die krulspelden heeft, zo’n dingen kan en mijn haar eens wil komen indraaien, zodat ik het leer? En ja. Ge krijgt allemaal voor en na foto’s te zien, dat is evident.

En al

Het gaat altijd wat over uzelf.

Gisteren gingen wij voor het laatst samen naar het Filmfestival. Zij en ik, zoals altijd sinds ze gemeenteraadslid is geworden.
We gingen ook nu weer naast de rode loper, want we moeten geen van beiden van onze bekende kop leven en evenmin moet er iemand herverkozen worden.
Het voelde een beetje als het einde van een tijdperk, een tijdperk dat voor altijd dat zal zijn waarin ons leven voor altijd is veranderd. Het was in al die jaren de eerste keer dat we allebei tijd hadden gehad om ons haar te wassen, een jurk aan te trekken en die ook nog chocovlek- en peutersnotvrij te houden. Onze meiskes worden groot, meneer, mevrouw.

Drie minuten. Zo lang heeft het geduurd voor mijn hart de eerste keer brak. Ik wist dat het zou breken, want ik heb het gezien indertijd, het theaterstuk waar de film van is gemaakt. Toen lag mijn ziel na afloop in duizend stukjes op de grond. Ik heb een hele week nodig gehad om het samen te vegen.

Deze keer is anders. Ik heb geweendgeweendgeweend. Na afloop en een glas champagne ben ik naar huis gekomen, heb mijn pyjama aangetrokken en ben naast het bed van mijn kindje gaan staan. Ik heb naar haar vredig en bloedmooi gezicht gekeken, heb over haar slapende haar gewreven, haar deken goedgestopt en mijn lippen zacht op haar voorhoofd gedrukt. En ik heb nog eens geweend. Maar een klein beetje.

Deze ochtend, toen ze ver voor het opstaanuur al riep, ben ik niet humeurig geworden. Ik heb haar geduldig getroost, gepraat en gesust. Tot ze rustig was en nog wat terug ging slapen.
Deze avond, toen ik stikkapot thuiskwam van een lastige dag, ben ik niet ongeduldig geworden van eindeloos getreuzel. We hebben samen aan tafel gezeten, terwijl zij vertelde over een centje dat ze had gevonden op de speelplaats. En dat ze gevraagd had of het van iemand was, maar dat niemand het wist, en dat ze het dus mocht hebben. En dat ze het morgen mee gaat nemen om fruit te kopen in het kraam op school, voor alle kinders.
We hebben een bad genomen, en haar lange haar gewassen. We hebben een lijstje gemaakt van wie er allemaal eens moet komen slapen en komen spelen, in de vakantie. Ze heeft verleld over vrijdag, dat ze op het podium mag en een muis gaat spelen. We hebben in de zetel gehangen en daarna in haar bed een lang verhaal gelezen, hoewel ik had beweerd dat er alleen tijd was voor een kleintje.

We hebben fladderzoenen en knuffels uitgewisseld. Toen ik de deur van haar kamer dichtdeed riep ze: wacht mama, je bent iets vergeten. Toen ik terug binnenkwam: Kom eens zitten. En vertel eens hoe het op jouw school was vandaag.

Ik heb verteld, en ik heb daarna beneden geweend. Niet omdat mijn ziel in duizend stukjes op de grond ligt, zoals vorige keer, maar omdat ik keihard besef hoeveel geluk wij hebben.

Dus merci, Johan, Felix, Veerle en co. Voor het besef. Echt merci.

En al

Ohere.

Het was het uur tussen wolf en hond, de eerste lesweek bij ons. Terwijl ik tevergeefs de slaap en virale infecties allerhande uit mijn hoofd probeerde te verjagen (de dochter was ziek en sliep dus onrustig. De man was verkouden en snurkte dus onrustig. De vrouw sliep niet en vocht tegen virussen en nachtlawaai) op weg van de auto naar ingang, zag ik in mijn ooghoek de derdejaarsstudente ietwat onwennig neen schudden. Ik beantwoordde haar vragende blik toen ik passeerde en merkte toen pas het kleine meisje op de fiets op.

Een jaar of twaalf. Eerste jaar op de middelbare school, ziet dat van hier. Fluo-hesje, fluo-hoesje over de te zware rugzak. Een beugel en betraande ogen. Dat ze haar school niet vond, en niet wist waar ze was. Dat ze aan de Zuid moest zijn, en of we haar de weg konden uitleggen.

Nu moet u weten, van Ledeganck naar de Zuid, u en ik rijden daar blindelings naartoe, maar het kind was al eens verdwaald, en was duidelijk in paniek, dus uitleg genre “en dan is het de eerste of de tweede straat. Aan het tankstation, geloof ik.”, dat was precies geen goed idee. Ik brak mijn hoofd over hoe ik haar best zou sturen, aarzelde,…

En toen merkte ik het label op haar hesje op. Ik wees. “Is dat jouw school?” Bleek van wel. “Ik ken die school, dat is toch niet echt aan de Zuid?”. Ahneen, maar ze legde uit dat ze van aan de Zuid zeker de weg wist. Pubermeiskes, dat hangt na school voorzekers de hele tijd in dat shoppingcenter rond.

Enfin, lang verhaal kort: naar haar school was het wel eenvoudig uit te leggen, maar het kind was echt kilometers verkeerd gereden. Ik wees de weg, liet haar alles nog eens herhalen en legde het daarna nog eens uit. De studente en ik keken haar na, terwijl ze in het halfdonker de parking afreed met haar te grote rugzak. Verbeten en vastberaden.

Ik hoop dat ze nog op tijd was.