En al

En al

It wasn’t much of a plan, I just started walking.

Het is niet dat ik ooit gestopt ben met schrijven.

Schriften vol gekrabbel, word-files vol geraas. Het is er altijd geweest en het zal voor altijd zo blijven. Maar wat hierop kwam, in die actieve jaren (2004-2018, zo schat ik), was anders. Omdat er een publiek was, of althans kon zijn.
In mijn private navelstaarderij zonder toehoorders blijk ik slordig. Halve gedachten worden geen echte redeneringen als ik ze gewoon ergens nauwelijks leesbaar in een tof schriftje neerkriebel. Kronieken vervallen in steekwoorden, en die luiheid is nefast voor het ordenen van mijn gedachten. Zelfs mijn (te talrijke) meningen zijn minder doordacht als er niemand luistert of op zijn minst doet alsof.

Waarom ligt het hier dan op zijn gat en al zo lang? Door al die platformen waarop al die meningen kunnen. Met filters en hashtags en een mens heeft daar geen werk aan. Daartegenover: de complexiteit van dit systeem. Inloggen, schrijven, publiceren, fotooke erbij in een ideaal scenario. En delen ook natuurlijk. Op facebook en twitter en op andere plaatsen want de mensen verwachten dat gelijk en personal branding is een dingetje zo schijnt het. TEH PRESSURE. En dan oei. Ik heb al een week niet geschreven. Twee weken en mensen stellen vragen. Drie weken ik krijg mails van alles goed en ca va wel met u.

Wat blijkt. Als drie weken drie maanden worden dan stoppen de vragen en is de druk weg. Als drie maanden er zes worden dan vergeet je het zelfs een beetje. Publiek noteren kan immers in theorie ook in formats van 140 tekens of met een mooie foto in drie keer drie beelden op een grid. Bijna even goed, alleen vind je een jaar later je eigen gedachten niet meer terug. Ah.

Dat zij hier gewoon nog is, dat deed me gisteren glimlachen alsof het 2004 is. Omdat toeval niet bestaat, had ik bovendien een ongerelateerde conversatie deze ochtend waarin het woord wijvenweek viel.

Benieuwd waar dit allemaal gaat eindigen.

En al

Pale blue colored iris.

Ah. Hoe weinig kunnen mensen veranderen, ook al gaan er jaren over. Opvallend ouder, blonder (omdat grijzer niet goed was voor mijn ego), wat bedachtzamer, veel meer rimpels en hopelijk een pak minder streken. Maar toch nog altijd hetzelfde stramien: een onbeduidende aanleiding, wat opzoeken en dan opeens poef namiddag voorbij. 27 forever, dat zijn niet enkel loze woorden zo blijkt.

Het begon met iemand die een vraag stelde, ik die wist dat ik die vraag ooit min of meer had beantwoord op mijn blog-erf. En dus moest ik zoeken en er was een error en die moest natuurlijk weg en ik klikte ondertussen wat rond terwijl ik aan het wachten was op antwoorden van Iemand Die Er Meer Van Kent En Problemen Oplost In De Support-Chat Waar Ik Nog steeds Voor Betaal.

En toen bedacht ik dat ik daar wel blij van werd, van schrijven. En of ik mijn paswoord nog zou weten, dat was ook een interessante vraag.

Enfin. Het is 2024, mensen.

Degene die zonder googlen weet uit welk nummer (van 30 – JA DERTIG – jaar geleden) de titel komt, wint de kerygma-award 2021-2024. Want die bestaat weldegelijk sinds vandaag.

En al

Eric en Sanne.

“Maar mama. Hoe hebben ze elkaar dan leren kennen?”
“Wie, liefje?”
“Awel. Eric en Sanne.”

Ziehier een conversatie die bij ons werd gehouden, de voorbije dagen. Verschillende keren. In lichte varianten, telkens met een andere startvraag.
“En waarom vond Dag Allemaal dat zo interessant?” “Wat, schatteke?” “Awel. Eric en Sanne.”
“En waar was zijn vrouw dan?” “Wiens vrouw?” “Wel…”
“En zongen die dan samen liedjes?” “Wie…?”

(u snapt het stramien ondertussen)

Bij elke vraag heb ik geen idee waarover ze het heeft. Dat komt omdat de vragen altijd met een paar dagen tussen komen en niet ingeleid worden door een gelijkaardig onderwerp. Opeens is ze daar. De nieuwe Eric en Sanne-vraag.

Het houdt haar bezig, sinds die spotify-sessie ergens tussen de dolomieten en de alpen, toen de man en ik het over de jaren 90 en Tien om Te Zien hadden.

We hebben zelf ook al heel wat bijgeleerd ondertussen, dankzij haar vragen. Ze treden niet meer op, zo blijkt. Hij sukkelt met een hernia en hun dochter is actrice in een K3-film.

Ik denk dat de dochter nu klaar is om het verhaal van Willy en Isabelle te horen.

En al kinderspam

Zes dingen over afgelopen vrijdag.

Eén.
Er mag altijd maar één ouder mee. Ik snap het, maar dat is van het ergste, voor iedereen. Zij wil niet kiezen, hij wil het mij niet ontzeggen, ik krijg het niet over mijn hart om mijn plaats af te staan. En dan zit ge op recovery met kinderhandje in uw ene hand, en een gsm in de andere. Ge streelt het handje, en ge stuurt per tien seconden een bericht naar de vader aan de andere kant van de deur. Want daar zijn is nog erger dan hier zijn en hier is het al zo moeilijk.

Twee.
Het was nog vroeg toen we naar Ieper reden. Zoals sommige mensen de liefde volgen naar de andere kant van het land, zo volgden wij een dokter, van het UZ naar een ziekenhuis in Ieper. Het is niet anders.
Mijn nacht was kort geweest en voornamelijk woelen. En dat was al een paar nachten zo. Maar we deden flink, zij deed flink. Ze maakte grapjes en was vrolijk, tot ze dat operatiehemdje kreeg en ze met haar kleren ook haar moed uittrok.
Ik kon alleen maar bij haar liggen en wachten tot de pré-medicatie begon te werken.
Hij kan alleen maar naast ons zitten en zacht over haar hoofdje wrijven.

Drie.
De beslissing, die werd op de halfjaarlijkse controle genomen, voor de zomer. Ik vroeg wat ik elke keer vraag, al zes jaar: Als het uw dochter was, zou u opereren, dokter?
Voor het eerst in die zes jaar zei de dokter ja. Omdat haar ogen volgroeid zijn, omdat haar bril niet echt nodig is voor zicht, enkel voor het wegdraaien van dat oogje. Omdat er voor de bril rigoureus afgeplakt was. Omdat het er niet zou uitgroeien. Ja, ge weet het wel hé, dan. Maar het is nooit van harte, zo’n afspraak maken.

Vier.
Het wachten. Hels, tergend, vloekend wachten. Bladerend in een krant want een mens moet toch wat. Sociale media en tijdsverdrijf. Mijn man en ik, wij zwijgen niet vaak, maar dat uur dat ze wegwas, toen wisten we allebei niet wat zeggen. Omdat het maar over één ding kan gaan, en als ge daar te veel over praat op dat moment, dan gaat het opeens niet meer.

Vijf.
Toen ze terug op de kamer was, liet ik haar bij hem achter en ging alleen een broodje halen. Halverwege de weg naar de cafetaria kon ik nog net op tijd een toilet binnenvluchten, zodat ik een beetje ween-privacy had. Er zijn limieten aan elkeen zijn flink, zo blijkt.

Zes.
Het zijn van die dagen die een ouderhart aan stukken rijten. Stukken die gelukkig bij de opluchting al weer een beetje aan elkaar geplakt worden. Maar ge weet al van tevoren dat ge het altijd gaat blijven zien, die scheuren, ook al is alles in principe hersteld. Het zijn die dagen die ge nooit meer vergeet, omdat een hart maar een bepaalde hoeveelheid machteloosheid aankan. Eens daar voorbij, is dat gevoel voor altijd in uw lijf gebeiteld.

***
Deze brug is genomen, nu volgen druppels (teh drama!), herstel, controles, opvolging en dan hopelijk een positief verdict. Of opnieuw een operatie. Maar laat ons dat nog efkes negeren, voorlopig.

En al

Wat voorafging.

7 jaar en 11 maanden dierenliefde, dat ging vooraf. Haar eerste woord was POE, wijzend naar Boogie. Elke kever pakt ze op, elk vogelke heeft ze gezien. Ze speelt met spinnen, aait zonder vrees gigantische paarden en wacht geduldig bij een schaap tot het lammetje geboren wordt.
Ze was drie toen ik een keer zei: “kijk een eend” en ze antwoordde “neen, een waterhoen.”

Dat kind.
Treuzelt door het leven omdat ze het zo druk heeft met alles bekijken. Gaat op haar hurken zitten, maakt een geluidje en heeft er weer een nieuwe kat-vriendje bij, draaiend rond haar benen. Ordent haar herinneringen aan de hand van aanwezige beesten.

De boerderij van Scotta in ijsland, het huisje met Pluisje en Charcuterie in Frankrijk, de camping met Wortel, de camping met Tjoezepoeze. Ze weet van elk dier in haar buurt de naam, en als ze het niemand kan vragen dan noemt ze ze zelf.

“Weet je nog, mama, dat restaurant waar we op de parking die rosse poes zagen? Wel, daar had ik …”

5 jaar gezeur om beesten, dat ging vooraf. Mag ik een puppy? Waarom hebben wij geen hamster? Ik zou zo graag een paard hebben. Mag ik wandelende takken? Kippen? Nog een kat?

Wij zegden altijd neen, met argumenten. Te veel gedoe. De kat is al genoeg. Dan moeten we weer iets zoeken als we op reis zijn. Enzovoort, enzoverder. Volwassen argumenten, die natuurlijk het hart van een dierenvriendje niet vullen.

En toen werd ze acht, ergens op reis deze zomer. Ze kreeg een speelgoedcavia (ze was euforisch, toen al), en de boodschap: je krijgt er ook twee echte, als we thuis zijn.

Ze wees naar haar vader en riep: niet liegen hé papa. als dit een grapje is ga ik echt boos zijn hoor. NIET. LIEGEN.
Hij lachte dat hij niet loog.
Zij weende van geluk.

Dat was dus wat voorafging. Aan dit.