En al

En al

Zoem

Ik haat muggen en bij uitbreiding alle insecten.
Er zijn van die mensen die niet gevoelig zijn aan de beten van die rotbeesten, die enkel een klein rond puntje hebben als ze geprikt zijn. Ik ben daar jaloers op.
Als een mug nog maar naar me kijkt, begint mijn huid te jeuken en vormen zich allergische reacties in de vorm van grote bollen. En als we zeggen groot dan bedoelen we ergens tussen knikker en pingpongbal. Op een slechte dag een golfballetje of een kleine tennisbal. Het jeukt vreselijk, het ziet er niet uit en het haalt mijn hele humeur onderuit.

Vanaf mei tot ver na de zomer slaap ik onder een klamboe en dat is m.i. de uitvinding van de eeuw. Het is gezonder dan die brol die je in het stopcontact moet stoppen, het is efficiënter en minder werk dan muggencrème en het is gezellig want je slaapt de hele zomer in een soort tentje. Klamboes rule big time.

Overdag hangt de klamboe open voor verluchting en dat bleek gisteren niet zo’n goed idee. Een snoodaard van een insect had zich onzichtbaar en stil gehouden toen ik het net dichtdeed, met als gevolg dat er dus een vlieg binnen de klamboe zat. Nu hoor ik u zeggen: een vlieg dat steekt toch niet en daar bent u zeer juist in. Maar het gaat over het principe: onder mijn muskietnet geen beesten.
Tot half twee ben ik bezig geweest om dat vliegende geval te pakken te krijgen. Anderhalf bloody uur. Grrr….

En al

Moe-hoe

Moe-hoe. Doodmoe-hoe.

Een bijzonder actieve dag gehad. Om te beginnen op een -voor een zondag- ontiegelijk vroeg uur opgestaan (10h), dat eigenlijk al te laat was, aangezien we ter elver ure al in de heimat werden verwacht. Snel ontbijt, snelle douche, snel bloemekes halen, traag naar de suburbs gereden (discussie in de auto: rij toch sneller- ik mag hier maar zeventig- ge rijdt niet eens zeventig). Vervolgens een aaneenschakeling van moederdagvieringen : apero bij oma, middagmaal bij lief’s mama, koffie bij lief’s oma en dan drankjes en taart bij mijn andere oma, samen met mijn mama.

De dag afgesloten met een picnic voor de lichtbak, onderwijl enthousiast verontwaardigde opmerkingen en sandwichkes naar de kindjes van de star academy en vooral naar het ouderpaar uit supernanny gooiend. Over dat laatste zet ik nog wel eens een boom op, ten gepaste tijde, maar nu moet i. slapen. Moe-hoe.

En al

Huis. Of niet.

Ik betrek sinds een aantal jaar een stulpje in een appartementsgebouw in Gent-centrum. Wij hebben een centrale inkomhal in het gebouw: je komt binnen in een hal waar het belpaneel staat en die twee deuren heeft. Een deur-met-sleutel naar de lift en een deur aan de linkerkant naar het kamertje waar de postbussen staan.
Deze ochtend om kwart voor acht kwam ik beneden, nog half slapend zoals ieder normaal mens om kwart voor acht ‘s morgens. Ik sla de hoek om naar de postkamer en dan slaat de schrik me om het hart.
Er ligt iemand in de postkamer. De meneer in kwestie heeft streekkranten op de grond uitgespreid en ligt heel vast te slapen.
Ik ben verstijfd. Niet dat ik bang ben, integendeel, maar het is gewoon enorm verschieten als er iemand ligt waar je niemand verwacht. Ik laat – na even twijfelen wat ik nu moet doen- de meneer slapen en ga door naar mijn werk.

Eens een beetje bekomen, breekt mijn hart.
Zo erg! Ik lag een uur daarvoor nog drie verdiepingen hoger te slapen in een zacht bed. Ik ben opgestaan, heb een lange douche genomen en vervolgens een kop dampende koffie gedronken en een kom cornflakes met yoghurt opgelepeld.
Die meneer ligt op harde tegels in een kille hal, heeft geen douche of koffie bij het opstaan en moet dan de regen in.

En nu zit ik me af te vragen wat voor opvangmogelijkheden Gent eigenlijk heeft voor daklozen. Ik zou het zelf echt niet weten.

En al

Dag van de non-arbeid.

Gisteren was de warmste 1e mei sinds het begin van de waarnemingen, naar het schijnt. Een Zonovergoten dag van de arbeid, die ik – zoals het op de dag van de arbeid hoort- doorgebracht heb met een zeer gevarieerde mix van volgende activiteiten:
– liggen in de zon
– zitten in de zon
– boekjes lezen in de zon
– milkshake drinken
– bbqen

God i luv summer.

En al Ja!

Shoppen on the edge

Vorige zondag, onder het rustig flaneren door de Gentse binnenstad, liepen we tegen K. aan. Niet letterlijk natuurlijk, maar hij kwam van de ene kant van de straat en wij van de andere en dus kwamen we elkaar zowat midden de straat tegen. Dat was toeval, want K. woont helemaal niet in Gent.
Dat K. daar rondliep was bovendien een zeer gelukkig toeval, want deze jongeman is in het bezit van een ma die als wandelende encyclopedie over rommelmarkten, veilingen en tweedehandszaken mag gelden. K. wist ons, onder het genot van een Guiness op een zonnig terras, te vertellen dat het kijkdag was in DVC en dat er wel “wat schoon grief tussenstond”.

Wijle dus daarheen, en we werden er prompt verliefd op deze twee prachtige sixties-zeteltjes.

Nu ben ik een absolute leek als het op veilingen aankomt. Pas op, ik heb dat al gezien in de films en zoals iedere rechtgeaarde internetter heb ik reeds een paar aankopen gedaan op ebay. Maar in het echte leven is het fenomeen “openbare verkoop” me volkomen vreemd. Al die grote, volwassen mensen die zwaaien met bordjes en dingen kopen die ik me toch niet kan permitteren (kasten, kunst, een huis)…ik heb daar nix te zoeken, in zo’n veilingkot.

Edoch, nu lagen de kaarten anders. Het ging hier om De Twee Mooie Zeteltjes ( ja, we vonden ze zo leuk dat ze met hoofdletter geschreven moeten worden vanaf nu). Wij – lief, vriendin S. en ikzelf- trokken gisteren dan maar onze stoute schoenen en een ietwat overmoedige jas en snorden richting veilingzaal. Spannend!

Een behoorlijk volle zaal, zo bleek na aankomst. Veel bordenwapperende mensen en een ratelende meneer-met-microfoon vooraan “200 euro, 220 euro, 240, 260, iedereen voldaan voor 260 euro, iedereen voldaan voor 260, 280, 300 euro, iedereen voldaan voor 300 euro, iedereen voldaan voor 300 euro”*slaat met hamer op bankje*“verkocht voor 300 euro aan meneer”.

Het was even wennen, al dat gewuif en gezwaai en hamergeklop. Bovendien ging het wel erg snel: *zoef* daar was een kast en*zoef* vijftien seconden later was die verkocht, aan één van de honderdtwintig mensen die er op hadden geboden. Ik werd er zowaar een beetje moe van.

Desalniettemin voelde ik mijn ondertussen legendarische spenderingsdrang opkomen en moest ik bij elk nieuw lot steeds harder de neiging onderdrukken om mijn hand op te steken. Het heeft niet veel gescholen of we hadden een heel appartementsgebouw kunnen meubileren met mijn onbezonnen aankopen.

Gelukkig was ik er niet alleen en was er ook enig ander entertainment voorzien om me af te leiden van de goodies op het scherm. Het lief kreeg de slappe lach toen de veilingmeester een rood vaasje “een geschenk van het vuur noemde”, er was enige commotie over een kast die te weinig opbracht en met stijgende verbazing zagen we hoe lelijke art-deco beeldjes (postuurkes, zeggen ze bij ons) van eigenaar wisselenden voor absurde prijzen. Dames boden gezwind duizenden euros voor lampen die ik zelf bij het grof huisvuil zou plaatsen, waarna hun heren met de glimlach de bestelbon aftekenden. Vreemde mensen, die vijftigers.

De Heel Mooie Zeteltjes hadden de welluidende naam ” lot 272 “ toegekend gekregen en dat gaf ons gelukkig enige tijd om de concurrentie te bepalen. Een goede strategie leek ons immers een onontbeerlijk element om dit veilingspel te winnen. Omdat we op dat andere belangrijke element, zijnde het bezitten van bijzonder veel geld, iets zwakker waren moesten we het dus van onze intelligentie en concentratie hebben.
Na eliminatie van het art-deco volk (gegoede generatiegenoten van de ouders) en de kijkers (staan achteraan aan de toog een beetje te draaien), bleven er maar een paar bieders meer over. Veilingzalen zijn duidelijk niet de favoriete hang-out van het jonge volkje.

De concurrentie op een rij…

1- Jongen met bakkebaarden: bakkebaarden zijn een onmiskenbaar signaal van een voorliefde voor al wat oud en rokenrol is. Ik kan het weten, het lief is zowat de über-bakkebaard.

2- Opkoper: had ons bij het begin van de veiling al verwittigd dat hij op loten vanaf 250 kwam bieden. Grmpf. Ze zouden het moeten verbieden, opkopers. Die hebben veel te veel geld.

3- Jong koppel 1: bleek de broer van bovenvernoemde kameraad K. te zijn, zodat een praatje genoeg was om uit te maken dat zij niet voor De Hele Mooie Zeteltjes kwamen.

4- Jong koppel 2: te duchten vijanden. Kochten plastiek en kleurrijke toestanden. Hij: een dreadlock-kapsel, wat ik onmiddelijk een slecht teken vond. Dreadlocks schreeuwen nl. “tweedehands” en “coole meubels”. Zij: een flashy roze pulleke en een hippe bril. We hebben de hele avond voor hen geduimd zodat ze alles wonnen waar ze op boden, in de hoop dat hun geld tegen lot 272 op zou zijn.

Volgende stap in de strategie: de taakverdeling. Aangezien ik zonder twijfel de kalmste ben van ons beiden en het meest zelfbeheersing heb, werd ik belast met de taak van het bordje zwaaien. Lief en vriendin S. zouden mij flankeren ter morele ondersteuning. We bepaalden een maximumbudget (een aanrader op veilingen! Zeker voor mensen met een voorgeschiedenis van impulsieve aankopen…) en concentreerden ons ter voorbereiding van het grote moment.

Focus.
Focus is belangrijk.

“Lot 272. Twee zetels ‘Man’ en ‘Vrouw’ uit de jaren ’60, ontworpen door de Franse architect André-joseph Motte met typische vorm en afwerking, met fijne chromé-buispootjes en originele stof. ”

De rest, lieve lezertjes, is geschiedenis. Ik heb de volgende 15 seconden met een bordje gezwaaid als een coole madam die al jaaaaaaren ervaring heeft met dat soort evenementen. Ik wist niet of het bod aan mij lag of niet, ik heb gewoon gewuifd tot ik de maximum-prijs hoorde die we hadden vastgelegd.
En toen ben ik -ietwat- teleurgesteld gestopt met wuiven. *Snif*. Want iemand anders had ook onze prijs geboden. En daar gingen wij dus niet boven, principieel als we zijn.

“Iedereen voldaan? Verkocht aan de jongedame.”

De hamerman wijst in mijn richting.
(…)
Hé. De hamerman wijst in mijn richting. Vreemd. Iemand anders achter mij zal het gekocht hebben. De trut. Ik kijk achterom. Geen jongedame.
(…)
Het meisje met de bestelbon staat naast mijn stoel en wil mijn handtekening. Nou nou, dat is lachen.

Blijkbaar had ik dus -zonder het te beseffen- het hoogste bod uitgebracht. En zijn we nu dus eigenaar van de Twee Heel Mooie Zetels. Olé olé!