En al

En al

De langste vijf minuten.

Ze zat op tien meter van mij een klein hondje aan een leiband te strelen. Op haar hurk, en ondertussen pratend met de hondeneigenaars. Ik keek naar het uur en zei tot mijn gezelschap: “Tijd om de bus te nemen, want binnen een half uur heb ik drama’s met de juffrouw daar, als ik blijf.” Ik draaide, riep de naam van een kameraad een eindje verder, stak mijn arm omhoog en riep: “Tot de volgende!”. Ik draaide me weer naar haar toe.

Zo moet het gegaan zijn.
Dat duurde niet langer dan 20 seconden.
En zij was weg.

We waren op WildeMannenWoesteWijven. Topnamiddag. Veel bekenden, veel volk. Druk en chaotisch. De kleine was uitgelaten, ik was vrolijk. En toen was ze weg.

In dat laatste uur had ik haar al aan paar keer even niet gezien, maar toen kon ik altijd onmiddellijk de vriendinnetjes met wie ze speelde localiseren. Zie de vriendinnetjes, zie het kind, zo werkt dat.
Maar nu was het anders. De vriendinnetjes speelden elders, aan het podium, zij had alleen bij het hondje gezeten. En het hondje was ook weg. Ik ben normaal niet van het paniekerige type, maar soms schreeuwt mijn instinct keihard ALARM en dan is het all systems go.

Terecht, zo blijkt. De juffrouw was achter de mensen met het hondje aangelopen, omdat er ergens in haar kleinemeisjeshoofd een verhaal was ontstaan dat het hondje naar het asiel moest. Ze zou het in het geheim volgen en dan meenemen naar huis om het te redden. Toen was ze plots aan de andere kant van het podium en realiseerde ze zich dat ze was afgedwaald.

Ze heeft gelukkig het verstand gehad om terug te keren naar waar ze met het hondje had gezeten en waar ik naar haar had gezwaaid.
(“Als je mij kwijt bent, keer dan altijd terug naar waar je me het laatst hebt gezien.”)
Ze heeft gelukkig het verstand gehad om tegen een mevrouw met een kindje te zeggen dat ze mij kwijt was.
(“Als je mij kwijt bent, vraag dan aan een mevrouw of een meneer die zelf kindjes bijheeft om je te helpen.”)

Minder dan vijf minuten later huilde ze in mijn armen, ik wiegde haar en fluisterde dat alles nu ok was. Met elke streel over haar hoofd, slikte ik een stukje van de paniek in mijn keel door.

Ik heb gezegd dat ze heel moedig was. En superflink.
Ik heb verzwegen dat ik beter had moeten opletten.

En al

Over deuren die sluiten.

Allemaal goed en wel, die projectontwikkelaar die de meubelfabriek afsluit. Het is zijn eigendom, dus de wet zegt dat hij dat mag.
Ik ga niet zagen over hoe dat zonde is: al die ruimte die nu niet meer kan gebruikt worden, terwijl er nog geen concrete plannen zijn. Maanden van leegstand en inactiviteit in het vooruitzicht.
Ik ga zelfs niet mokken over hoe de projectontwikkelaar het alweer niet nodig vond om met de buren te communiceren, behalve dan met een briefje onder de ruitenwissers van auto’s.

Closing time.

Is hij wettelijk in zijn recht? Waarschijnlijk wel, ja.
Was het een goed idee om bij de start van deze nieuwe fase in het project al meteen het onbegrip van de buren te cultiveren? De tijd zal het uitwijzen.

Op al de bovenstaande zaken zal ik de komende dagenwekenmaanden nog terugkomen, dat is een zekerheid. Maar de afgelopen 24 uur denk ik alleen maar aan dit.

Aan de jonge mensen die gisterenochtend uit een deurtje kwamen vooraan in het gebouw. Aan hoe ik de mensen uit de struiken herkende. Aan het moeizame gesprek dat volgde, waarin het meisje in moeilijk Nederlands vertelde dat ze zo blij is dat ze daar kunnen slapen. En dat haar man soms kan werken, bij een boss, tegenwoordig.

Ik vroeg voorzichtig of ze wisten dat de poort zou dichtgaan, die dag. Ze begreep me niet, en ik kreeg het niet uitgelegd want ik spreek niet genoeg andertaals huntaals. Ik ben uiteindelijk doorgegaan want de boss belde.

En alles wat ik nu kan denken is: hopelijk hebben ze al een nieuwe plek om te slapen, nu het snel kouder wordt.

En al

Over de stilte.

Voor het eerst in mijn online leven maakte ik me zorgen over privacy, de afgelopen weken. En dat was een vreemde gewaarwording.

We zouden gaan trouwen, en opeens kreeg ik, een paar weken van tevoren, het gevoel dat niet de hele wereld daar alles over moest weten. Ik, de vrouw die zelden enige schroom heeft over een foto meer of minder, en die na al die jaren quasi zorgeloos balanceert op de soms dunne grens tussen wat delen en wat privé houden.

Dit was privé. Of toch grotendeels. En eigenlijk was dat raar, want ik merk dat mensen die veel minder online actief zijn net hun trouwfoto’s wel in het lang en breed en onafgeschermd online zetten. Ik ben een tegendraadse, blijkbaar, maar ik had weinig zin om de foto’s aan de hele wereld te tonen.

En dus vond ik een app waarin de gasten van de trouw alle foto’s kunnen opladen. En dus ging er een tijdelijk slot op Twitter en Instagram. En dus werd de restricted list op mijn Facebook zwaar uitgebreid. En dus schreef ik hier niks, bijna twee weken lang.
Dat was vreemd, en ik voelde meteen dat ik de sociale media instant minder leuk vond. Openbaarheid ligt mij blijkbaar beter, en dat is op zich een goede conclusie, want het betekent dat hoe ik de laatste jaren ben en doe online niet geheel absurd is.

It's done.

Ondertussen is het feest voorbij, het huwelijk voltrokken en heb ik bijna mijn stem terug. Alles is anders, en alles is als tevoren.

Het slot is weg, alleszins, en ik schrijf weer, ook hier. Maar die twee weken, die blijven toch van ons, als het voor u hetzelfde is.

En al

Liefde.

Al die liefde. Al die liefde. Ik weet niet waar te beginnen.

Of eigenlijk weet ik het wel: bij mijn echtgenoot, natuurlijk. Hij die de schoonste dingen over me zei tijdens de ceremonie, en daarmee de halve zaal aan het janken bracht. Present company included. De man die zaterdag geregeld in mijn hand kneep en grijnsde. Die mij in het passeren, toen we nog eens iemand moesten groeten of een cadeautje in ontvangst gingen nemen, diep in de ogen keek en dan knipoogde. Daar begin ik dus.

Dan naar mijn kleine, natuurlijk, die de hele dag straalde en huppelde, ook toen ze eigenlijk al zo moe was dat haar mini-benen haar nauwelijks nog konden dragen. Het enthousiaste middelpunt van een meute vriendjes en vriendinnetjes. Ergens halverwege getransformeerd tot een uitbundige kat door het beste grime-artiesten van het land. Er zijn vlekken op mijn kleed die er jamais nog uitgaan. Gelukkig moet ik het volgende week niet opnieuw aan.

Mijn en zijn ouders, bijna ontploffend van trots en de perfecte co-hosts van de dag. Onze families, talrijk, enthousiast en elke stap van de dag achter en naast ons.

Mijn getuige, die de hele dag geen centimeter van mijn zijde week en de beste speech ooit gaf. Zijn getuige, met zijn heerlijke vertellementen en filmkes en soms plastron.

De topcateraars, die bergen voor ons hebben verzet, en zo zorgden voor een feest dat precies was zoals we het hadden bedacht. Onze twee fotografen. Warme, getalenteerde, lieve mensen die perfect complementair zijn in hun kleur en zwartwit. De maten die een geluidsinstallatie aansleepten omdat ze vonden dat de aanwezige niet volstond. Deliveren.
De kameraden achter de draaitafel, die het dak van de zaal haalden en op simpel verzoek van gillende meisjes de foutste muziek oplegden.

En dan onze vrienden. Een prachtige, kleurrijke hoop oude vrienden, nieuwe kameraden, collega’s, maten van ver weg, buren van dichtbij. ‘s Ochtends met zo veel dat het stadhuis vol was, in de namiddag achter hun kinderen hollend, en eens de nacht viel transformerend tot de feestende massa waar we zo van houden. Onze vrienden die met elkaar praatten, alsof ze elkaar allemaal al jaren kenden. Die dansten tot de zaaleigenaar het echt wel genoeg vond, en die meerstemmig de schoonste nacht van mijn leven volzongen.

Al die liefde. Al die liefde. Ik ben de gelukkigste vrouw van de wereld.

En al

Ik weet het, ik kan nogal een eindje zagen soms.

Soms moet een goede dag van kleine dingen komen.

Zo’n dag na een onrustige nacht en een kind dat roept een half uur voor de sowieso al veel te vroege wekker moet afgaan. Een hoofd dat eigenlijk niet honderd procent staat op wat verwacht wordt en het gevoel dat ge meer hadt kunnen halen uit wat op het programma stond.

Een intensieve voormiddag, hoofdpijn en dan thuis een mail met een onverwachte afspraak de volgende dag. Een afspraak waar nog behoorlijk wat denkwerk aan vooraf gaat. Hoofdpijn.

Een kind dat doodmoe is na vier dagen school en bijgevolg de oren van uw kop zaagt over details. Op weg van school naar huis (vijfhonderd meter, mensen!) 83 keer “stap nu toch eens een klein beetje door jongske” moeten herhalen. En had ik al hoofdpijn gezegd?

Op zo’n dag moet het van kleine dingen komen.
Een stoel vinden in de kringloopwinkel voor mijn eerste stoffeeropdracht.
Een lief dat zegt: kom, we gaan naar de frietketel.
En de coolste buren ooit, die ook vinden dat we allemaal wel een aperitiefje en een barbecue verdienen na zo’n eerste schoolweek, morgenavond.