kinderspam

kinderspam

Het spoor.

Als het huis stil is, en de avond valt voor mij alleen, dan volg ik de sporen van onze dag samen. De resten van haar liggen doorheen het hele huis.

Er is een eettafel vol kleine plasjes water en een ijsblokplastiekding met drie bakjes gesmolten verdriet. De rest is leeg, en ik zie haar geconcentreerd drankjes bereiden voor ons twee. Water van het ene glas in het andere gietend, roerend met het chinese eetstokje dat ik opraap van de grond. Nog een ijsblokje mama? graag lieveke.

Op de salontafel liggen de stiften uitgestrooid. Behalve de groene, die staan op het aanrecht in een beker. Ze houdt niet van groen, de laatste week. De groene stiften mogen dus niet meer meespelen (de groene stickers en de groene blokken evenmin, trouwens) en worden in quarantaine geplaatst. Zelfs op haar hand tekent ze tegenwoordig enkel paars.

Onder de tafel staat een bord, met daarop scherpsel. Ik herinner me vaag een uitleg over een chronisch tekort aan scherpe punten. Ik was net koffie aan het zetten toen.

Ik veeg de kruimels van het browniesnijden weg, plaats een terrasplant weer buiten (ze had het koud, die arme bloem) en vis een deken uit een kartonnen doos. Dat was een bed voor de kat. Die werkte niet goed mee, jammer genoeg, en ik moet lachen bij de gedachte aan het drama dat daarop volgde. Achter de zetel staat trouwens een kom kattenbrokken verstopt. Ik weet dat, want boogie gaat daar liever eten vanavond, dan aan zijn gewone eetbak.

Ze slaapt boven. De slaap van een onschuldig kind, vermoeid van een dag spelen en haar moeder tegenspreken.

Ik laat een paar blokken liggen, zodat haar vader straks ook de sporen ziet.

kinderspam

Het drama (dat er geen was) (of toch maar een beetje).

Ze fietste weg, uitgelaten enthousiast, lachend. Ik nam afscheid van het nog steeds babyvierend volk in het park en keek terloops of ze niet naar de straat fietste. En toen opeens viel ze, terwijl ik keek.

Het is vreemd hoe je meteen kunt inschatten hoe ernstig de situatie is. Soms valt een kleuter, maar door de manier waarop zie je meteen dat het een val is die in een grijns zal eindigen. En dus praat je gewoon verder en roept vanop afstand: “alles ok, zoetje? Stelt u maar recht.”

Ze viel en ik liet alles vallen. Tassen en jassen die ik in het park had verzameld werden gegooid waar ze terechtkwamen en ik rende naar haar toe. Het lief, die 20 meter verder ook afscheid aan het nemen was arriveerde vijf seconden nadien.

We hielpen haar recht. Inspecteerden de schade, die misschien nog meeviel. Een elleboogschaafwonde. MIJN HAAAAAND. Een lelijke kiezelsteentjestarmakwonde in de muis van haar hand. Ik hapte naar adem. Een vierkante centimeter slechts, maar dat bloed aan mijn kind: dat is een stomp in mijn maag.

Ze werd getroost en luid gillend naar huis gedragen. Alwaar we verzorging en ontsmetting en plakkers deden. Het kindje voor tv werd gezet, met knuffel, om wat te kalmeren. Ze huilde nog steeds. En hield haar arm nog steeds krampachtig omhoog.

Wij natuurlijk wat ongerust. De mini weigerde resoluut haar arm te plooien want dat deed pijn. GRUWELIJKE PIJN, als we haar drama moesten geloven.
Wanneer beslis je naar spoed te rijden om foto’s te laten nemen?

Best niet te snel, zo blijkt. Want een kwartier later was ze wat afgeleid en deed de poes iets grappig. Ze lachte, ik vroeg haar te zwaaien naar de poes, en ze zwaaide.

Met de arm van de gruwelijke pijn. Die er niet is als ge met de kat aan het lachen zijt, blijkbaar.

Ja! kinderspam

Another first.

Nadat ik vandaag in de zuiderzon de kamperfoelie had gesnoeid (Alleen al dat! Zon! Snoeien! Ik heb het gezegd hé!) wisselden de dochter en ikzelf onze jurk met lange mouwen voor een exemplaar met korte mouwen en liepen naar het park. Voor een verjaardagsfeest. Een echt.

Niet dat ze nooit eerder op een verjaardagsfeest was, maar tot nu toe waren dat feestjes van kinderen van vrienden en familie. We zijn daar namelijk niet moeilijk over: onze vrienden zijn haar vrienden, dus ze mag dan mee als er iets te vieren valt. En sommige van die kinders zijn ondertussen zelfs grote vriendinnen geworden.

Maar dit was een feestje van een jongen die zij helemaal zelf heeft leren kennen. Niet eens in haar klas, zomaar op de speelplaats. Een paar maand geleden had ze het vaak over ene El, en ik ging er eerst van uit dat ze zich weer een imaginair vriendje had aangeschaft.

Daarvan gesproken. Als ze het ooit met u heeft over De Drakenjake: die is niet echt. Maar het is wel een sloeber, want zowat alles wat hier thuis gedaan wordt wat eigenlijk niet mag, is zijn fout. Wie heeft dat water gemorst? De drakenjake. Die koek gepakt? De Drakenjake. Op het tafelkleed getekend? De Drakenjake. De Drakenjake is krapuul.

El bleek niet imaginair te zijn. Ik ken zijn moeder van het interwebs (u weet wel, die magische plaats van vriendschap en identiteitsdiefstal) en op een dag kreeg ik van haar een bericht. Of onze mini een kanarie was, want dat haar El het altijd had over M, een kanarie. Enfin: linken werden gelegd, koffies werden gedronken in de daaropvolgende maanden. Playdate galore!

Vandaag was er dus het feestje. Haar eerste. Ik dacht, ik noteer het even, want het lijkt me wel een scrapbookmoment. Toch?

kinderspam

Hand.

Haar kleine hand in mijn hand. Ik vond dat al fantastisch toen ze nog niet eens zelf kon stappen en mij nodig had om zich recht te houden. En ik vind het nu, drie jaar later, nog altijd heerlijk.

Ze doet het niet meer constant, natuurlijk. Meestal huppelt of rent ze voor me uit, terwijl ze de wereld toezingt en luidkeels verhalen de openbare ruimte rondstrooit. Maar bij de straathoek stopt ze, rolt ongeduldig met haar ogen (een familietrekje) en wacht ze op mijn hand voor het oversteken. En hoewel ik het haar zelf heb geleerd (ingedramd, kapot geconditioneerd): Ik vind dat elke keer aandoenlijk. Elke keer.

Of daarnet. We hadden een bad genomen, en ze wilde natuurlijk haar nieuwe sloefen weer aan.

(Die sloefen zijn een verhaal binnen het verhaal. Het verhaal van een moeder met lichte hoofdpijn en een schoenenwinkel met te veel keuze in zomerschoenen. En met “te veel” bedoel ik: “ook felroze ballerina’s met een barbielogo”. Het verhaal eveneens van een kleuter die daar zo wild van was als Astrid Bryan van een diamanten postuurke in de vorm van een kat. Bovenop een ring. Ik ga het niet te lang maken, dat verhaal. Het komt erop neer dat ik haar heb omgekocht met furby-sletsen. Einde.)

En dan staat ze dus bovenaan de trap. Aarzelt. Zoekt stabiliteit met haar gigantische sloefen. Kijkt omhoog naar mij en tast naar mijn hand om de trap af te gaan. Stevig vast, die kleine hand in die van mij.

Totally made my evening, datte.

En al kinderspam

Onze flexibele mini.

*Ik moest nog gestoef overtikken uit mijn boekske! Voor de archieven, begin februari 2013.*

Mijn kleine, toen zij nog een kleinekleine was, dat was geen evidente baby: rap overstuur, nogal gevoelig, een slecht slaperke en veel huilen. Ge ziet dat kindje graag, dat is evident, maar ge kunt ook niet geloven dat het waar is wat iedereen zegt: dat het beter wordt.
Wel. Ik kan bijna niet geloven dat het .zo.veel. beter wordt. Misschien hebben wij ons deel van de minder evidente tijden gewoon wel gehad. Iets met karma en alles, want echt mensen, mijn kleine, dat is zowat de meest flexibele kleuter die ik ken.

Zo gingen wij dus naar Lanzarote en hadden daarvoor een vlucht om 6h10 op Zaventem. Dat betekent om 4h aanwezig zijn, en dus om kwart na drie vertrekken in Gent. Met een bang hart, en voorbereid op het ergste (gekrijs, gezeur, twee dagen ambetantigheid, ik had het allemaal gepikt en begrepen), haalden wij haar in het holst van de nacht uit haar warme nest, de ijzige februari nacht in. Na een 20 seconden waarin zij even stelde dat ze toch liever in haar bed wilde blijven verliep de dag alsvolgt: kijken naar de lichtjes op weg naar Brussel, spelen op de luchthaven, het helemaal spannend vinden bij de security check, geduldig wachten op boarden, vier uur boekjes lezen, tekenen, iPad spelen en filmpje kijken op het vliegtuig. Beetje spelen bij het wachten op bagage. Beetje spelen bij het wachten op de bus. Na korte aansporing van ons een half uurtje slapen op de bus naar het hotel. Geduldig wachten op check in. Lunch. Naar de kamer, badpak aan, zwemmen, spelen, filmke kijken terwijl moeder de valiezen uitpakt, in bad, en dan diner in het hotel. En daar, om half acht ‘s avonds, terwijl wij al zes uur onszelf schrap zetten voor een complete melt-down, zei de fantastische kleine simpelweg na een half bord spaghetti: en nu wil ik graag in mijn bedje.

Een verzoek dat wij natuurlijk met veel liefde en onmiddellijk ingewilligd hebben. Want zeg nu zelf: een driejarige die al anderhalve dag op is, en nog steeds niet hysterisch wordt, daar laat een mens al eens een dessertenbuffet voor staan.

Ze sliep tot de volgende ochtend, wij zeiden tegen elkaar: vandaag zullen we het krijgen, de weerbots. Maar niks. Nada. De dochter bleef de hele dag haar vrolijke zelve. En ging ‘s avonds weer vrolijk slapen, voor een ganse nacht.

De dagen, mensen, ze gingen daar open en dicht, alsof het niks was. En dat kwam door haar en omdat zij zo’n fantastisch gemakkelijk kind is.