kinderspam

kinderspam

Het is zover.

Het is zover. De dochter weet dingen die ik niet weet. Een deuk in mijn ego, want het kind is vier en laten we wel wezen: een vierjarige die u aftroeft in weetjeskennis, dat is redelijk triestig.
Ik kreeg gisteren dan ook spontaan visioenen van hoe ik in de Flair zit te bladeren en mijn nagels lak terwijl zij haar doctoraat in de moleculaire biologie verdedigt. Op haar twaalfde.

Het zit zo. We waren in Planckendael en ik had al een paar keer verwonderd gekeken toen ik dingen zei als “Kijk, een goudkopleeuwaapje” (gespiekt op het bordje, maar zwijgt dat) en zij met haar ogen rolde en “Dat weet ik, mama.” repliceerde.
Ik heb mij er trouwens ook al overgezet dat ze al sinds haar tweede verjaardag als ik enthousiast gil: “kijk, een eendje” verveeld antwoordt: “neen, een meerkoet.” Haar vader heeft voor zo’n dingen gestudeerd, en het kind neemt nu eenmaal zaken over tijdens lange natuurwandelingen op zondag. Ik kan daarmee leven. En dat zijn courante dagelijkse dieren.

(Hoewel ik nog steeds vind dat een meerkoet eruit ziet als een eend, maar dit terzijde.)

Op een bepaald moment staan we te kijken naar een paar zonnende katachtige roofdieren, daar in Planckendael. En ik zeg (want ik zie niet direct een bordje) dat ik niet weet of het een jachtluipaard of een jaguar is, dat beest. Waarop zij een blik op de dieren werpt en zegt: “Een jachtluipaard. Een jaguar heeft in de zwarte vlekken ook nog een bruin vlekje, een jachtluipaard heeft gewone zwarte vlekken.”

There you have it. Ik heb het net opgezocht en ze heeft nog gelijk ook. Het kan alleen maar bergaf gaan vanaf nu met mijn kennisautoriteit.


(Toen ze het niet hoorde zei het lief troostend: “dat is vast eens in een aflevering van Dora ofzo geweest.” Ik trek mij daar voorlopig aan op.)

kinderspam

Nieuw.

Het is wat anders, die onderbouw. Dochter studeerde in juni af als gele Kanarie, en startte het nieuwe schooljaar als Kookaburra (tweede en derde kleuterklas). De lachvogel, is dat, en u kunt zich dat niet voorstellen hoe toepasselijk dat is.

Een nieuwe klas, een nieuwe juf, een nieuwe horde die ze vrolijk nam, in gezelschap van haar posse van vorig jaar. Een kwetterende bende meisjes, een handvol wildebrasjongens erbij. Ze zijn niet meer de grootste van de klas nu, maar opnieuw de kleintjes. Hun mond is er precies niet minder fel van geworden, bedacht ik deze week.
Niet dat het allemaal zo ingrijpend is: oude klas en nieuwe klas liggen naast elkaar. De grote kindjes zijn de grote kindjes van twee jaar geleden. En de kookaburra’s en kanaries zijn in de opvang en over de middag één leefgroep. Ze zegt zelf blij te zijn dat ze nu weer bij een aantal oudere vriendjes in de klas zit.

Eén teleurstelling heeft ze, dat B. niet in haar klas zit. Haar vriend die haar al op haar eerste schooldagen hielp als ze viel of verdriet had. Hij was vorig jaar een lachvogel, maar is twee jaar ouder. Naar het lager ermee, dus, en niet meer samen spelen in de gang. Hem mist ze. Het zijn taferelen van zwaaien naar elkaar aan het raam die mijn hart doen breken.

Voor de rest is het vooral anders in wat ze leert. Mijn god, wat leert ze veel. En snel. Alsof ze elke dag een nieuw liedje kent, iets nieuws kan tekenen, of verder kan tellen. Ze wijst letters aan die niet in haar naam zitten en benoemt ze foutloos. Ze weet meer namen van dino’s dan ik. Vanavond aan tafel legde ze uit hoe olifanten eten met hun slurf en dat er binnenin een olifant ook vanalles zit. Een maag en longen en darmen, voor het eten en voor de lucht.

Kinderen. Vaatjes waar je allerlei weetjes in kan gieten. Love it.

kinderspam

De pauw.

Deze week was de kleine een dag bij haar oma. Toen we haar gingen ophalen vertelde die dat de mini had verteld over de pauw, en dat van de pauw je niet mag trouwen als je in de kerk woont. Het gevolg van een hele hoop gesprekken, de laatste maanden.

Eerst was er een vraag over de kerk, en mijn uitleg over dat het huisje van een club was. En dan de vraag of wij ook in de club mogen, en nadat ik had verteld dat we dat niet wilden, maar dat gelukkig zelf mogen beslissen kwam het onvermijdelijke “WAAROM willen wij niet in de club?”

Ik heb toen verteld dat we de baas van de club niet leuk vinden. Dat de baas van de club de paus is, en dat die allerlei gekke dingen zegt. Ik moest natuurlijk uitleggen welke gekke dingen. Ik heb één voorbeeld gegeven, en dat was voldoende voor het kind. “De paus zegt bijvoorbeeld dat meisjes alleen op jongens verliefd mogen worden, en jongens niet op andere jongens. En meisjes niet op andere meisjes.” Dat vond ze redelijk absurd, en ik dacht: ik doe dat hier niet slecht, met die vierjarige.

Vorige week passeerden we weer een kerk, en kreeg ik hetvolgende gesprek op mijn boterham.
“Woont de pauw dan in de kerk, eigenlijk?”
“De paus, liefje. Neen, dat is de grote baas. Die woont ver weg, in Rome, maar hij is wel de grote baas van alle kerken.”
“En wie woont dan in deze kerk?”
“niemand, maar de kerk heeft wel een pastoor. Dat is de kleine baas van deze kerk.”
“Oh. En heeft elke kerk een pastoor?”
“Ja, dat denk ik wel.”
“Of twee? Of drie?”
“Goh, dat was vroeger misschien zo, maar nu zijn er niet zoveel pastoors meer. Dus is eentje per kerk al meer dan genoeg.”
“Waarom zijn er nu niet veel pastoors meer?”
“Ik weet het niet goed, maar misschien wel omdat de paus die gekke dingen zegt en dat dat moeilijk is voor de pastoors. En dat daarom mensen geen pastoor meer willen worden.”
“Wat zegt de pauw dan?”
“De paus. Hij zegt bijvoorbeeld dat als je pastoor wilt worden, dat je dan nooit mag trouwen of een liefje hebben.”
“Wat? Waarom?”
“Ik weet het niet, zoetje. Ik weet het niet.”

Vijf minuten later, na een nadenkende stilte achteraan de auto.

“Van mij mogen de pastoors allemaal trouwen en zoveel liefjes hebben als ze willen, mama.”
“Ik zal het doorgeven aan het vaticaan, kind. Dankjewel.”

Een andere keer: het verhaal van die keer dat mijn lief moest uitleggen wat racisme was. Het eindigt met de prachtconclusie van het kind “Allez. Al een geluk dat ons vel wit is, hé, papa.”

kinderspam

Heldin.

Soms kan een ouderhart bijna verzuipen van fierheid.

Ik keek naar haar, klein meiske in de grote tandartsstoel, muisstil, haar minimond vol watte, boor en afzuigdarmpje. Hij vroeg \”Gaat het, Mira?\” en zij antwoordde duidelijk hoorbaar, met de gebruikelijke verbetenheid in haar hoge stemmetje, \”JaJa\”.

Krak, deed het moederhart. Ik slikte in hoog tempo, om de golf van trots weg te werken zonder dat mijn ogen aan het tranen zouden slaan. Als kleuterdochters flink zijn, dan mag dat op zijn minst ook van hun moeders verwacht worden.
Ik kneep met mijn ene hand in de bil van haar vader, mijn andere streelde haar blote enkel, net boven het bandje van haar sandaal.

Twee maand eerder, in het midden van de nacht, had ik tot een tweede opinie besloten. De avond voordien had ik afwisselend mijn linker- en rechteroog uitgejankt, omdat zij twee dagen later onder volledige verdoving een haar tandjes moest laten werken.
We wisten dat het nodig was, we wisten dat het niet onze schuld was en dat we wel goed poetsten. Dat ze gewoon een aandoening aan haar tandglazuur heeft, met dank aan vermoedelijk de vele oorontstekingen uit haar eerste levensjaar. Voldongen feiten, te geselen katten. En toch.
De ochtend daarop belden we de operatie af, kregen gouden tips voor een uitstekende kindertandarts en maakten een afspraak.

Nog twee maand eerder hadden we al een ander kindertandarts gezien, had die snel even in de dochtermond gekeken, een afspraak in het ziekenhuis vastgelegd en een uitleg gegeven over verdoving, en hoe dat allemaal niet zo erg was. Ons geloof in de deskundigheid van zorgverstrekkers wankelde nog niet, toen. Dat deed het dus pas in het holst van de nacht, maanden nadien.
Ons vertrouwen in anesthesie is jaren geleden al aan dingelen geslagen, misschien daarmee. Of hoe het verleden altijd mijn beslissingen zal blijven tekenen. De harde potloodlijnen zijn na al die jaren uitgegomd, weggehuild, maar de afdruk zal altijd zichtbaar blijven, zo blijkt weer.

Maar schier verzuipen in fierheid, daar had ik het eigenlijk over.

Wat een held, de nieuwe tandarts. Geen moment was het kindje bang, geen moment vertwijfeling. Nadien kreeg ze een boekje plaktattoo’s en wij een afspraak voor controle binnen vier maand. We namen haar mee naar de speelgoedboer en kochten parels voor haar, terwijl we haar ondertussen platknuffelden.

Wat een heldin, mijn dochter.

kinderspam

The times, they are….

Juli 2012
“Ik wil haar wel wat in de gaten kunnen houden, want hier zijn zo van die grote kinders die op die huisjes kruipen, en er dan afspringen. Zot.”

Juli 2013

jump.