(een dag te laat, wegens gisteren in zetel in slaap gevallen)
Lieve Mira
Je slaapt terwijl ik dit schrijf, boven in je bedje. Ik ben zo blij dat je daar bent: ik kan gewoon de trap opgaan en naar je slapende gezichtje kijken, als ik dat zou willen. Ik kan mijn hand op je haren leggen en ze zacht strelen. Ik kan muisstil naast je bed staan en luisteren naar hoe je ademt. Je bent maar een paar treden van me weg en dat is zo’n fijn idee.
Het valt me nu nog meer op hoe ik je nabijheid nodig heb om m’n onrustig hart te kalmeren, want dit weekend was je uit logeren, bij je grootouders. Je bent daar verwend, bepamperd, overladen met aandacht en hebt de hele dag gespeeld. Dat is zo leuk voor je en je doet dat graag. Maar ik heb je iedere minuut gemist. Zaterdagnacht waren we heel laat thuis, en je papa moest heel vroeg alweer vertrekken. Ik had afgesproken je ergens rond de middag op te halen, dus ik kon gemakkelijk nog een paar uur slapen. Maar ik had het te druk met dat missen van jou om dat te doen.
En dat, mijn lieve dochter, is wat ik volstrekt fout had ingeschat voor je er was. Ik dacht namelijk dat ik je zonder probleem aan de vaardige handen van babysitters zou overdragen als je daar de leeftijd voor had. Je zou misschien protesteren, maar je zou het ook wel leren. Alles zou wennen. Maar ik had er dus absoluut geen rekening mee gehouden dat ik dat misschien gewoon niet echt zou willen. Want hoe vermoeiend dat actieve en intense leven met jou ook is, ik tel de minuten voor ik jou en al je hevigheid weer mag afhalen. En hoe erg ik ook kan uitkijken naar een avond voor mezelf, na een paar uur verlang ik alweer naar jou. De baby. Mijn baby.
Je bent zeven maand nu en dat is best al groot, eigenlijk. Zo groot zelfs dat het bij momenten pijnlijk duidelijk is: soms heb je me niet echt meer nodig. Je hebt namelijk een piano met dierengeluiden en veel lichtjes, en die is minstens zo boeiend als je moeder. En je hebt boekjes waar je aan kunt frummelen, je hebt een plastiek krokodil waar je lange verhalen tegen kunt vertellen en oh-my-god-hoe-vreselijk-boeiend-is-die-lege-evian-fles-zeg.
Ik sta een beetje aan de zijlijn, te supporteren als je geconcentreerd probeert of je de zetel kunt versleuren. Terugpratend als je me vrolijk iets ingewikkeld probeert uit te leggen en snel ingrijpend als je -alweer- wilt proeven of de gazet lekker is vandaag. Je bent een ontdekkingsreiziger geworden, de laatste weken, en je vindt werkelijk alles bijzonder boeiend.
Dat impliceert evenwel ook dat je weigert te slapen in de auto, tijdens wandelingen en in de winkel vanaf nu (al die kleurtjes en bewegende dingen, waarom zou je ook?). En thuis is het helemaal een ramp: je wil spelen, spelen, spelen, tot je zo lastig wordt van de vaak dat je bijna omvalt en dan nog wil je spelen, spelen, spelen. We moeten je bijgevolg een beetje tegen jezelf beschermen en je op tijd eens in bed stoppen, wat je dan geheel verontwaardigd probeert te voorkomen.
Deze middag bijvoorbeeld, is er aan je middagdutje een pantomine van anderhalf uur vooraf gegaan, met hysterisch gekrijs (van jouw kant), gesus (van mij), hysterisch gekrijs (jij weer) en zelfs wat traantjes (wij allebei). Uiteindelijk heb ik gewonnen.
Ik hoop dat je snel door zult krijgen dat ik minstens zo koppig ben als jij. En dat we het deel waarin jij doet alsof in bed gelegd worden gelijkstaat aan zware kindermishandeling binnenkort achter ons kunnen laten. Neem uw balpen en schrijf op: mama is baas. En dat blijft nog wel een poos zo.
Tot slot nog dit: je schattigheid neemt nog steeds elke dag toe. Ik verwacht dat je binnenkort gewoon gaat ontploffen van schattigheid, want er moet toch ergens een grens zijn. Let je een beetje op, daarmee?
De ontdekking van de letter f en de letter s bijvoorbeeld, die waren hilarisch. Vooral omdat je twee dagen enkel woorden met f en s hebt gebrabbeld.
En dat je altijd luid gilt terwijl je probeert vooruit te kruipen. Dat je zo hard kunt lachen dat de buren waarschijnlijk denken dat je gek geworden bent. Dat je je armen naar me uitstrekt als je wilt gepakt worden. Dat je minutenlang hetzelfde voorwerp op tafel kunt laten vallen om te proberen hoe dat klinkt, telkens opnieuw. Dat je nu al zelf banaan eet. Dat je roept naar je vader op de lichtbak. Dat je doelbewust je sokken uittrekt, sneller dan ik het zelf kan, en zo’n honderd keer per dag. Dat je aaikes geeft als we erom vragen.
Het zijn hoogtepunten, lieve dochter. En ik noteer ze hier enkel voor jou, want voor mij is het niet nodig ze op te schrijven: ze staan al in mijn geheugen en mijn hart gegrift. Voor altijd.
zoen
je mama
Maand 1 – Maand 2 – Maand 3 – Maand 4 – Maand 5
Maand 6