kinderspam

kinderspam

I could just eat her, sometimes.

De dochter, die heeft zoals dat wel bij veel kinderen zal zijn, een nogal raar beeld van wat haar ouders om den brode doen. Bij mij valt het nog mee. Een juf, dat kent ze. En hoewel een juf voor kinderen die juf willen worden nogal meta is voor een driejarige, krijg ik het haar wel uitgelegd. Maar dat werk van haar vader, ik heb er echt geen idee van wat ze zich daarbij voorstelt. Ze vindt het evident dat er dingen op youtube staan. En dat hij plots ergens in een krant staat. Ze denkt waarschijnlijk dat dat bij iedereen zo is. Over het algemeen spreekt ze over gaan werken als “hij is in brussel”. En ze weet ook dat hij vaak boven werkt en daar een gitaar heeft.
Ze is een paar keer naar een optreden geweest, maar dat was altijd in de zomer, op festivals, wegens dat zulke optredens soms overdag zijn en toegankelijk voor kleuters. Want kleuters, die slapen liggen in hun bed ‘s avonds.

Vanavond.
– Waar is papa, eigenlijk?
– Werken.
– Boven in zijn bureau?
– Neen, muis. Hij is optreden. Ge weet wel. Podium, gitaar, mensen doen applaus.
– Ahja.
*stilte en na een minuut een paniekerige blik*
– Maar mama! Het is veel te koud in een tent nu! En is er daar wel een bedje? Want het is al nacht! Waar. Gaat. Papa. Slapen.

C to the ute, y’all!

Ze heeft hem dan vanavond aan de telefoon ook uitgelegd dat hij het tentje goed dicht moest doen, want dat het koud is. En ze was heel opgelucht toen bleek dat hij dus niet buiten moet slapen, maar gewoon naar huis komt straks.

Ik ook, hoor.

kinderspam

Core-business.

Weet u nog, dat babygedoe? Mijn dochter, het kleine wormpje dat de wereld tegemoet keek met een mengeling van onbevreesdheid, verwondering en woede? Hoe ik daar dodelijk vermoeid van raakte, vooral omdat ik het allemaal niet zo goed verstond bij momenten.
Als ik lees bij haar hoe haar baby is nu, dan word ik met een schok drie jaar teruggeslingerd. Ze lijken op elkaar, namelijk, die van haar en die van mij. Het verbeten volhouden om alweer iets nieuws te leren, de frustratie die daar bijhoort, de koppigheid en het afgeleid zijn. En, ohja. HET NIET WILLEN SLAPEN. Ik word al moe als ik eraan terugdenk.
Neen, baby’s, ze zijn misschien schattig en al, maar voor mij blijft het vooral een fase waar ge doormoet.

Dit. Dit is mijn core-business. Kleuters. (en bij uitbreiding ook al peuters, en ook het upcoming schoolkind).
Ik ken ze, ik weet hoe ze in elkaar zitten, ik versta ze. Kleuters en ik, we are zegmaar on the same level. Ik weet wat ze doen, en in 98% van de gevallen zelfs waarom ze het doen. Ik kan verklaringen geven en weet hoe ik moet reageren.
Op verzoek tover ik een theorie van Piaget of Kohlberg uit mijn binnenzak. In mijn mouw, daar zit altijd wel een activiteit klaar om een dode zaterdagmiddag te vullen als er toevallig een Mini is met verveelmoment. Eitje, die kleuters. Eitje.

En toch loopt het hier soms ongelooflijk uit de hand. Mijn persoonlijke Mini heeft nogal veel karakter, namelijk. Er zit vuur in haar hart, deugnieterij in haar hoofd en peper in haar gat. Ik weet niet van wie ze het heeft neen. Not a clue.
Ze is verstandig genoeg om mijn knopjes feilloos te localiseren en ze aarzelt niet om mijn tere punten zonder scrupules te gebruiken. Zoals mijn zwak voor kindjes die huilen, bijvoorbeeld. Ik kan niet tegen verdriet en ze weet het. Geef mij echte tranen en ik ben als was in uw handen.
Of mijn weke plek als een kleuter beweert ergens pijn te hebben. Ik zeg beweert, want dat is het: ze doet alsof ze pijn heeft en probeert zo haar zin te krijgen. Ik weet dat het gespeeld is, maar ik vind het nog steeds moeilijk om neen te zeggen op zo’n moment. Het wringt in mijn maag en ik word er zo droevig van.

Daarbij komt ook dat ik niet zo geloof in constant vechten met uw kind. Ge kiest uw strijd, en daar gaat ge voor. Maar ge vecht niet om alles. Zoiets. Het rare is echter dat ge bijna ongemerkt grenzen verlegt: eerst wordt er niet gesnoept, dan krijgt ze een snoep als ze flink gegeten heeft en hopla een paar maand later zeurt ze van zonsopgang tot zonsondergang om snoepen en koeken. Eerst vraagt ge beleefdheid, dan vindt ge die mondigheid die ze op school krijgen wel grappig en een paar maand later is ze van zonsopgang tot zonsondergang aan het tegenspreken.

Gisteren ontplofte de zorgvuldig opgebouwen spanning van de laatste dagen. Er werd ruzie gemaakt aan tafel, er werden sancties genomen in verband met koeken meenemen naar school en (ik geef toe: hulde aan de geduldige standvastigheid van mijn onwettige) er werd duidelijk gemaakt dat het ooggerol niet in ons huis hoort, tot de echte puberteit arriveert. Mini ging grienend naar school, ik voelde me een hele dag schuldig en slecht.

Tot ‘s avonds. Ik ging haar afhalen: een engel. Ze at aan tafel, maakte geen drama in de douche, stapte vrolijk de avond door, knutselde, hielp en ging slapen zonder gedoe. Deze ochtend stond ze op met een stralend humeur, protesteerde niet, zeurde niet, speelde speelde en at. En voor het eerst in een paar weken vertrok ze naar school zonder dat er een bleitinge van gekomen was. We laten in het midden of ik het over bleiting bij haar of bij mij heb.

Enfin. Als het een gevecht was, was het nu voorzekers 1-0 voor team ouders. Ik vecht niet, dus ik zou zoiets nooit beweren, maar wat een opluchting dat mijn supermini terug is.

kinderspam

Carpe blahblah insert cliché.

Soms val ik bijna om van bewondering voor de dochter. Ik kan oprecht stinkend jaloers zijn op het leven van een driejarige. Niet de woede-aanvallen, niet de lastige momenten, niet de extremen — want dat moet verdomd lastig zijn. Maar wel: dat onbevangen voluit gaan. In alles en altijd. Hoe ze valt over haar eigen voeten van enthousiasme als ze de kat achternazit. De minutenlange schaterlach als ze blij is. De onbevangenheid van een spel dat ze ter plekke uitvindt. In geval van mijn dochter: meestal iets met dingen in doosjes stoppen.
De immense concentratie, geen oog meer voor iets anders, als ze voor de achttiende keer in dat uur een blad nauwgezet in reepjes knipt.

Soms heeft ze het over herinneringen, of over wat we nog gaan doen. Maar meestal bestaat er geen gisteren en geen morgen bij kleuters. Alles is nu. Alles is eenvoudig. Alles is het moment.

Stikjaloers staar ik naar haar en dan naar mijn to do list. Zij neemt het 19e blad vast en knipt.

kinderspam

Het princiepsdoosje.

In ons gezin heeft iedereen recht op zijn of haar occassioneel drama-momentje. Dat is gezond en eens goed roepen, of een bleiting van tijd tot tijd: ik zou dat elk van u van harte aanraden.
Drama-momentjes worden hier dan ook met de mantel der liefde toegedekt en met sussende woorden vergeven, en tien minuten later is iedereen het vergeten.

Behalve. Deze nacht ben ik om één uur wakker geworden van de tuut die nog steeds in mijn oor zat. Courtesy: het oorverdovend gebrul van het minimonster, om zeven uur die avond. D situatie was precies wat uit de hand gelopen, bij haar drama-momentje.

Het zit zo. In het schof, in de –nieuwe. foto’s volgen nog, echt — badkamer, heb ik een princiepsdoosje.
Eerst was het een gewoon blikken doosje. Roze, met katjes erop. Vroeger zaten er pleisters in, ondertussen speldjes en klein prul dat anders rondslingert in de kast.
Als u op de link heeft geklikt, verstaat u het al: dit is het soort doosjes dat driejarige meisjes met een voorliefde voor roze absoluut het einde vinden. Zo ook de dochter, die het doosje een paar weken geleden vond, en resoluut stelde: ik wil dat doosje hebben.
Pech voor de dochter, want ze had die dag al veel kleine cadeautjes gekregen en net een keer te veel haar zin gehad, dus ik besloot (oh zinsverbijstering) tot een pedagogisch moment. “Neen, Mira, dat is mijn doosje. Jij mag er eens in kijken, maar daarna gaat het terug in de kast, want ik wil het houden.”

Oh boy. Ondertussen heb ik al wekenlang gezeur aan mijn hoofd, elke keer als het schuif opengaat en ze het doosje ziet. Maar ondertussen is het dus een princiepsdoosje geworden: ik heb neen gezegd, dus het blijft neen, en het doosje blijft van mij.
Normaliter legt ze zich bij de feiten neer na een tiental keer vragen en zeuren, maar gisteren was mevrouw-mijn-dochter dus moe. Doodmoe. En we weten allemaal wat kinders die doodmoe zijn doen, nietwaar? Neen? Ik vat het even voor u samen.

We gaan in bad. Iedereen vrolijk. Schof open. Ik wil dat doosje. Neen, dat is mijn doosje. Ik wil dat doosje. Neen, dat is mijn doosje. (herhaal 20x). Krijs. IK WIL DAT DOOSJE. Kind, ge kunt nu verderzeuren en uw pyjama aandoen en gaan slapen, of we kunnen nu gewoon in bad gaan en stoppen met zeuren en dan wordt het voor iedereen leuk. IK GA VERDERZEUREN. Meer gekrijs. Gesjor aan de pyjama om hem zelf aan te doen. Wel ok dan, maar we gaan je wel wassen, dus je gaat even in bad. NEEN. NEEEN. NEEEEEEN. De mini wordt bij mij in bad geplaatst. Gegil in mijn oor. Geweldadig gedrag van haar kant (ik wil niet klikken en kwaadspreken, maar er was dus wel degelijk sprake van fysieke acties en pogingen tot dentale aanvallen op mijn arm), ijzige kalmte van mijn kant (fier op mezelf, jawel). De mini gewassen, terwijl ze zich los probeerde te worstelen en krijste. Afspoelen. Meer gegil. Mini uit bad, handdoek eromheen en zelf rustig terug in bad, met een tierend kind op het stoeltje naast me.

Eens we beneden waren (45 minuten later) is ze kalm geworden. Maar zes uur later had ik dus nog steeds een tuuuut in mijn oor.

Princiepsdoosjes. Begin er niet aan, mensen.

kinderspam

Iemand leert haar proper Nederlands. Geen idee wie.

Froufrou, dat zeggen wij hier thuis tegen het stuk haar dat voor uw voorhoofd staat en ge af en toe moet laten knippen. Maar de mini heur vocabularium wordt blijkbaar ook elders uitgebreid. Zij het niet altijd met de correcte duiding erbij, zo konden wij vanavond vaststellen.

Ik lig met de Mini in de zetel, en staar uitgeteld naar Jake en de Nooitgedachtpiraten. De Mini heeft een heel grote crush op Jake, maar dat is een ander verhaal. Een verhaal dat ik uitgebreid en met woordspelingen plan te vertellen tijdens de speech van haar trouwfeest. Terwijl we druk liggen en kijken, wrijft en prutst ze in mijn haar. Alles naar voor, zodat het voor mijn ogen hangt.

Ze kijkt op, begint hard te lachen en gilt: mahahaha, mama, jij bent een pony!