Ja!

leutigheid

Ja!

De verrassing van de stad.

Ik ben opgegroeid in een dorp, in een typische verkaveling uit de jaren tachtig. Veel gezinnen van dezelfde generatie die allemaal rond hetzelfde moment daar kwamen wonen. Het leverde een gigantische camion vol speelkameraden op. Allemaal min of meer dezelfde leeftijd, samen opgegroeiend op straat en op de speelpleintjes in de buurt.

buurt

Hoewel ik er mijn beste vriendin aan overgehouden heb, bleken de meeste vriendschappen niet bestand tegen de volwassenheid. Dat is niet erg, ik zie hen sporadisch en toevallig, de buurtkinderen van toen, en dat is altijd leuk.
Maar het is ook en vooral schone herinneringen, aan buiten spelen en deugnieterij. Aan eindeloze gesprekken en eerste puberverliefdheid ook, toen we wat ouder waren. Ik heb er mijn grote mond aan overgehouden, en een groot deel van mijn sociale vaardigheden: hoewel ik over het algemeen niet zo’n mensenmens ben, kan ik makkelijk een uur praten met een hond met een hoedje op. En ik voel mij daar niet oncomfortabel bij.

Aniehoew. Good times. Onbetaalbare levenslessen ook. Toen wij beslisten in de stad te wonen, was dat één van de dingen waar ik veel spijt van had. Dat ik mijn kinderen dat nooit zou kunnen geven. Want steden zijn groter dan dorpen, en contacten zijn anders. Dacht ik.

De dochter zit op de buurtschool, dat wist u al. En door een speling van het lot zitten er in haar klas alleen al 3 kindjes die op minder dan 100 meter van ons huis wonen. Als ik de straal groter maak, naar ons huizenblok, dan zitten er een dertigtal kinders op dezelfde school. En dat heeft gevolgen: als we naar het park gaan, dan is daar bijna altijd iemand die ze kent. Als we gaan eten in de buurt, dan lopen daar altijd bekenden rond. Op straat wordt er gezwaaid, er wordt door brievenbuskleppen geroepen naar klasgenoten, en als vanzelf wordt onze eigen sociale kring hier in de buurt groter.

Sinds dit schooljaar zien we die bende keihard evolueren. Regelmatig krijg ik een sms op het werk van een andere buurouder “ik heb die van u meegenomen uit de opvang”. Als ik eerst ben om op te halen, heb ik meteen een paar extra kleuters rond mij “Mag ik ook mee met jullie spelen?”. Of zoals gisteren: wij kwamen thuis rond vijf uur, er stonden wat klaskindjes met ouders op straat en even later had ik er drie mee naar huis, in plaats van eentje. Nog een uur later zaten er vijf kinderen soep te drinken in onze living.

Kleuterinvasie! Alarm!

Ik vind het heerlijk, vooral omdat ik het totaal niet verwacht had. Binnen een paar jaar al zijn ze groot genoeg om alleen tot bij elkaar thuis te gaan. Of alleen naar het parkje. En nog later om eindeloos te tetteren, op de zulle op hun gat. Dat vooruitzicht maakt me gelukkiger dan wat ik in woorden kan omschrijven.

Ja!

Agnes heeft dat vanzeleven niet gekregen.

Ze staan samen in de self-bank. Geen koppel, dat zie je aan de ietwat beleefde manier waarop ze met elkaar omgaan.
Hij is oud, zij nog ouder. Waarschijnlijk buren. Zij staat aan het scherm. Hij kijkt mee over haar schouder en wijst dingen aan. Ze schuifelt wat ongemakkelijk heen en weer.

“Voila. En nu moet ge uw code ingeven, Agnes.”
“Code?”
“Ja, die vier cijferkes.”
“Ik weet van geen code”
“Ge hebt toch een brief gekregen, daar zat een code in.”
“Ik heb vanzeleven geen code gekregen. Er zat een brief bij die kaart, maar daar stond geen code in.”

Hij aarzelt.
“Normaal wel hoor. Hebt ge die brief nog?”
“Banienuk.”

Stilte.

“Ja. Zonder code kunnen we geen geld afhalen, Agnes.”
“Oh. Ah. Goh ja, ik zal morgen wel naar de bank gaan om mijn geld.”

Ik zeg u: dit soort scènes kunnen mijn weekend goedmaken.

Ja!

En dat komt dus allemaal terug, in gulpen, dankzij dat boek. #tijdvoor80

Toen ik klein was had ik een hond en een vriendinnetje. Allez, ik had meerdere vriendinnetjes, maar ik had een beste klasvriendinnetje en ze woonde bij ons om de hoek. We schrijven ergens halverwege de jaren tachtig, en we waren een jaar of acht. Het vriendinneke kwam vaak bij ons thuis, ik ging vaak naar daar om te spelen. Ge weet wel zoals dat gaat, als ge acht zijt. We speelden met de barbies, of met de lego.

(Van die Barbies gesproken: mijn mama heeft vorig jaar mijn allereerste Barbie aan mijn kleine cadeau gedaan. De Barbie waar ik zo lang voor gezaagd heb om ze te krijgen en waar ik zo fier op was. Het was een echte, en niet zo’n Cindy of watnogmeer. Ze had een balkleed en een fitnessoutfit. Appelblauwzeegroen, precies Jane Fonda, en een bandje in haar haar. Dit was de beste barbie ooit, ik zeg het u. Toen ik vorig jaar opwierp dat drie jaar te jong was om een Barbie te krijgen en al zeker te jong voor mijn lievelingsbarbie, kreeg ik te horen dat ik zo flauw niet moest doen en “het is niet alsof gij er nog mee speelt, toch” en “zie eens hoe content ze ermee is, dat schaap”. Ik heb toegegeven. Ondertussen zit het hoofd van de lievelingsbarbie los en wordt haar haar nooit meer gekamd. Maar ik wil niet flauw doen, ik.)

(Van die lego gesproken: de kleine heeft sinds kort ook haar eerste echte lego en daar is dus echt iets mee gebeurd. Ge moogt mij tegenspreken, maar vroeger was lego toch een bouwdoos en daar waren allerlei verschillende dingen die daarmee gebouwd werden? Nu is dat een doos en die doos kan precies één iets worden: een dierenwinkel, een bootje, een garage. En dan is het gedaan. En de lego is er nu ook in een meisjesversie. De lego van mijn dochter is roze. Hoe gaat ze ooit bouwkundig ingenieur worden met ROZE lego? Zeg mij dat eens, Scandinavië met uw progressieve systemen?)

Maar goed. Ik had ook een my little pony en een donkey kong-spel.

(Van die My Little Pony gesproken: die was dubbel zo dik als de huidige Applejacks en Bonbons. En ik heb tot mijn twaalfde gedacht dat het haar zou groeien als ik hard genoeg borstelde, omdat iemand mij dat verteld had en ik alles geloofde. Zie ook pipi in zwembad.)

(Van dat Donkey Kong-spel gesproken. ‘s Avonds, als ik gaan slapen was, dan speelde mijn papa daar altijd op. En dan verbrak hij mijn highscore. ‘s Morgens was ik dan boos, en als hij gaan werken was haalde ik de batterijen uit het spel omdat alles dan gereset werd en ik weer de beste score kon hebben. Iedereen dacht dat het spelletje gewoon soms mankeerde, maar euhm. Sorry papa.)

Enfin. Ik dwaal af. Spelen dus. Mijn vriendinneke had Een Troetelbeer. Ik schrijf dat met hoofdletters, want misschien weet u dat niet maar dat is een eigennaam, Een Troetelbeer. Halverwege de jaren 80 waren die dingen onnoemelijk hip bij kleine meisjes, samen met gommetjes die zo erg als een aardbei roken dat ge er wel moest in bijten. Die beren waren duur, en ik kreeg dat niet. Maar het vriendinnetje had er eentje en zij en de troetelbeer waren onafscheidelijk. Ze ging altijd met zoveel zorg om met die beer, en ze was er zo voorzichtig mee. Schoon was dat.

Halverwege de jaren 80 had ik een hond. Een puppy. En toen opeens, een moment van aandachtszwakte later, had de troetelbeer van M. een oor minder. Trauma’s van mijn jeugd, meisjesverdriet en tranentuiten.

Dat kwam dus allemaal boven, dankzij het fantastische boek dat ik kreeg van het Huis van Alijn, De jaren 80 in België. Koop het, als u van mijn generatie bent. Of bezoek de website en de expo binnenkort!

Ja!

Ah ja.

Ah ja, hoe gaat dat. Na jaren koppig weerstaan besluit ge toch om aan de instagram te gaan. Er is geen beter moment dan de Gentse Feesten. Omdat ge soms gewoon moet springen, zelfs al weegt ge nog niet de gevraagde “vanaf 15 kg”.

She jumps.

Ja!

Ja, we gaan dat uitvergroten hé.

De dagen gaan hier nog steeds open en dicht, alsof het nooit anders geweest is en nooit anders zal worden. Deze ochtend nog, bij een ontbijt van koffie, perzik, ahornsiroop en yoghurt, zuchtte ik tot man en kind: “ik wou dat het voor altijd grote vakantie was, en om half tien al 21 graden.” Ik zie nu al een knoert van een herfstdepressie aankomen.

Het is hier misschien wat stil, ik besef dat, maar ik zit voornamelijk in de tuin en in de zee en in het zwembad. En overal, behalve achter mijn computer. U vergeeft het mij ongetwijfeld.

Maar dat betekent wel dat ik u nog niet had bericht over die keer dat mijn lief aan het knutselen sloeg met zijn maat. En er opeens dit was.

Er komt gauw meer, en de antwoorden op de FAQ zijn: “ja”, “goh wie weet” en “omdat het plezant is”. In die volgorde.

Er is een website, een facebookpagina en een twitterieding. Want als ge een vrouw hebt die van internet doet en een streber is, dan wordt ge daartoe verplicht.