Ja!

leutigheid

Ja!

Het ritme van de stad.

Zaterdagmiddag.
Ik wandel met de dochter in het Zuidpark en merk voor het eerst dat de blaadjes aan de bomen zachter worden van kleur. Warm, zoals de chauffage die ik bij nachtelijke baby-intermezzo’s al eens durf aan te zetten, tegenwoordig. De zon schijnt, de stad gonst van Ode Gand. We hebben een sapje laten persen bij Zest en kijken samen verwonderd naar de kleuren van de fontein. Mira och-ocht en wijst zich te pletter, ik zit vooral met haar te lachen

Zondagochtend.
We wandelen naar de bakker en stoppen even in ons Pierkespark. Het wordt uiteindelijk koffie, de krant, gebabbel en daarna ook nog pasta pesto in het fijnste koffiehuis van Gent.

Zondagmiddag.
Op de fiets gaan we door het autovrije centrum en stappen af op de vrijdagsmarkt. We kijken naar hippe meubels en zwaaien naar bekenden. Daarna verhuizen we naar Sint-Baafs, voor een beklimming van de NTG-trappen. Een éénarige heeft soms niet meer nodig dan dat.

Zondag, vroege avond.
De ring is gevuld met enthousiaste fietsers, die de tegengestelde richting inpalmen. Wij wachten af in de auto in de tegenovergestelde richting en kijken naar hun vrolijkheid. Ik haal alvast mijn blauw-witte-sjaal uit mijn tas.

Zondag, later.
Overal is adrenaline en blauw-wit. Het gonst in mijn hoofd. Als we naar huis rijden, bedenk ik hoe fijn wonen in deze stad toch is. Met geen stokken ben ik hier nog weg te krijgen.

Ja!

Terug in den buggy, mama is ruzie aan het maken.

Zij had moeite met haar auto. Uit een parkeerplaats rijden op een parking, het is niet gemakkelijk blijkbaar. Wij hadden geen haast, de dochter en ik. De boodschappen waren meer een wandeling dan boodschappen, zij zat in de buggy rijstkoek te eten, ik stond fijn in de zon. Dus we bleven geduldig wachten. Ik geef toe dat ik aan het grijnzen was, maar het was ook grappig: in tien keer niet uit een rechte parkeerplaats geraken. Komt met de fiets, denk ik dan. Het is de bioplanet voor iets.

Enfin. Een paar minuten later was ze er toch uit. Ze begon wat te rommelen om aan haar gordel en ondertussen wandelden wij voorbij. Ze reed dus achter ons, en oh-my-gawd-we-reden-toch-wel-in-haar-weg-zekers. Want de buggy, die bevond zich tussen de parking en de weg. En tijd is geld, ook in bio-land. En dus kregen Mira en ik een nijdig getoeter naar ons toegegooid. Waarop ik mij omdraaide en een Wat?-gebaar maakte, inclusief ooggerol. En waarop zij dus druk bewegend ons vervloekte, vanuit haar auto waar ze niet mee kan parkeren. Ik heb gelachen. Luidop en hoofdschuddend, omdat dat haar nog bozer maakte. En als ik met de auto was geweest, ik was uitgestapt. Alleen maar om dan tegen Mira de onsterfelijke zin “Terug in den auto. Mama is ruzie aan ‘t maken” te kunnen zeggen. Het heeft niet mogen zijn.