Door al dat gedoe met de examens heb ik dus een gigantisch achterstand in de niet-schoolgerelateerde zaken. Zo moet ik dringend de foto’s van een cadeautje dat Mira van Oontje kreeg van mijn kodak halen, zodat ik kan stoefen. En diezelfde Oontje vroeg trouwens recent ook naar hoe een kind van de jaren 70 er wel mag uitgezien hebben. Awel, azo dus.
Weet nog, twee jaar geleden? Zij en ik hebben wel goesting ja, maar dan eens iets anders. En gij?
Soms voel ik mij zo’n achtergesteld kneusje, bij al die zelfmaakmoeders op het internet. Dat naait maar schone broekskes, dat bedrukt T-shirts en dat maakt popkes. Allemaal gelijk dat niets is.
Het werd nog erger toen zij daar een naaimachien kocht en hopla een paar weken later al een kleedje had gemaakt. Met een voor- en achterkant. Gaten voor de armen en een grote gat voor het hoofd en een Sophia die er als gegoten in past. Het lef zeg.
En dan heb ik het nog niet eens over juffrouw-ik-brei-elke-dag-wel-tien-pullovers. Of over een zekere moeder van mijn metekind die mutsen blijkt te kunnen haken. Mutsen die ge kunt dragen. Bij andere gelegenheden dan thuis voor uw televisie als niemand u ziet.
Ik word daar dus depressief van. Ik ben genetisch belast, weet u wel. Toen ik vroeger handwerk moest maken in de klas, nam ik dat mee naar huis en dan maakte mijn meme het af en kreeg ik veel punten. Ondertussen las ik een boekske of loste de wereldproblemen op, niks aan de hand. Ik heb mij daar namelijk altijd comfortabel bij gevoeld, dat ik handwerktechnisch gehandicapt ben. Ik had andere talenten: sport gezellig zijn en veel meningen hebben, bijvoorbeeld. Maar met dat stomme internet word ik dus dag na dag geconfronteerd met mijn tekortkomingen en alle coole unieke kleren die andere kinders van hun zelfmaak-mama krijgen. Ik bonk dan ritmisch een beetje met mijn hoofd tegen de muur als ik denk aan alles dat ik Mira ontzeg omdat ik bang ben van naaimachines. En van naalden. Alle soorten naalden, behalve die om bloed te prikken, dat doet mij niks. Dan kruip ik, nadat ik lang genoeg met mijn hoofd tegen de muur heb gebonkt, onder mijn donsdeken (dat in een overtrek zit die ik *kocht* in de *IKEA* — ge moogt met uw ogen rollen ja), ga ik in foetushouding liggen en huil zachtjes. Wat een ellende zeg.
Ik durf wedden dat ik mij veel beter zou voelen als mijn dochter ook zo’n coole door handige mensen gemaakte dingen zou hebben. Ze draagt een maatje 74, momenteel, trouwens.
Of ik eens iets wilde schrijven over S.O.S. Kinderdorpen, vroegen ze bij de reclameregie. Ik zou er zelfs een beetje centen voor krijgen, werd er meegegeven. En natuurlijk zei ik ja, en al meteen met het idee om dan die centen opnieuw aan de organisatie zelf te geven. Want ik schrijf daar met plezier over, over zo’n dingen.
SOS Kinderdorpen is een internationale niet-gouvernementele sociale hulporganisatie die al sinds 1949 bestaat. Kinderen die geen ouders meer hebben of in familiaal moeilijke omstandigheden leven, zijn de kern van hun acties, in maar liefst 132 landen en gebieden.
De filosofie is eenvoudig: elk kind heeft het recht op te groeien in een gezin. SOS Kinderdorpen brengt die filosofie op verschillende manieren in praktijk. Zo zijn er 523 kinderdorpen, momenteel. Een kinderdorp moet je je voorstellen als een soort minisociale woonwijk van een tiental familiehuizen. In elk huis woont een vaste groep van acht à tien kinderen (broertjes en zusjes blijven samen). Ze leven daar samen met hun SOS-moeder, die niet zomaar een opvoedster of oppas is maar met de kinderen in gezinsverband samenleeft.
Naast deze kinderdorpen zijn er ook familieversterkende programma\’s, die moeten bijdragen tot de zelfredzaamheid van families op lange termijn: dit is de enige manier om te voorkomen dat kinderen in de steek worden gelaten. De familieversterkende programma\’s richten zich, volgens de lokale situatie, tot specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld alleenstaande moeders, families getroffen door HIV/AIDS of die in grote financiële onzekerheid leven, vaak gepaard met problemen van verslaving, ziekte of sociaal isolement.
Er wordt samengewerkt met lokale organisaties, en de resultaten zijn heel goed: kinderen die anders een vogel voor de kat zouden geweest zijn, doen het later even goed als hun leeftijdsgenootjes.
En jawel, u kunt SOS Kinderdorpen steunen. Van spontane gift tot peterschap van een SOS-kind (30 euro per maand) of SOS-dorp (20 euro per maand). Alle info op www.sos-kinderdorpen.be.
Ik stop nooit met bloggen. Daarzie. Zwart op wit op het interwebs, zodat als ik ooit de aandrang voel om te stoppen, dat ik toch eens extra nadenk omdat ik weet dat ge mij anders allemaal keihard gaat uitlachen omdat ik dus gezegd had dat ik nooit ging stoppen.
Want het is in de mode, dat stoppen. Stevenn, die is al gestopt. En die mevrouw van de rozebril ook. En nu Annava ook. En dedie van de story, die dreigt er soms mee. Ik heb dat niet graag, dat mensen stoppen. Ik ben daar autistisch in: het internet moet blijven gelijk het is, zeker de dingen die ik lees. Wat is me dat nu zeg.
Ik stop dus nooit, ge moogt gerust zijn. En gij?