Year: 2016

En al

Erfgoed.

Ze fluit bewonderend en ze aait zacht de klosjes.
“Zo veel verschillende kleurtjes groen. Waarom is dat?”

Ik zeg dat ik dat niet weet maar dat ik denk dat meme misschien vaak groene jurken naaide. Ze kijkt me niet-begrijpend aan. Ik leg uit dat de doos met klosjes garen niet van mij is, maar van meme, haar overgrootmoeder. Die is ondertussen al meer dan twee jaar niet meer hier, maar dochter praat nog vaak over haar. Ze weet ook wat hier in huis uit haar huis komt: de kom met de mooie bloemen voor de salade, de koffietassen, die ene vaas, de soepkommekes. De taartenscheppers.

Van de doos met naaispullen wist ze het niet, zo blijkt. Ik leg uit dat toen we na de begrafenis het huis leeghaalden, dat iedereen al een doos vol naalden en garen en ritsen en knopen bleek te hebben. Iedereen behalve uw moeder, mijn kindje, die heeft zichzelf tot haar 36ste beholpen met een reisnaaikitje en een nietjesmachine.
Dat ik dus al het naaigrief had meegenomen. Omdat je naaispullen van iemand die naaister-van-beroep was niet kan weggooien.

Ze luistert aandachtig naar mijn verhaal. Rommelt wat in de blikken doos en glimlacht dan breed.

“Meme naaide ook vaak roze jurken, denk ik.”

***

Dit stukje hierboven schreef ik maanden geleden in een boekje, maar door het leven en de drukte geraakte het nooit hier. Tot ik het vanavond opzocht en overtikte.

***
Dit is de machine waarop het kleedske van mijn communie werd genaaid door mijn Meme. En ik heb ze aan de praat gekregen.

Ik dacht weer aan het stukje omdat ik eerder deze week eindelijk ook deze schoonheid bovenhaalde. Een erfenis uit dezelfde naaikamer waar ooit mijn communiekleedje werd genaaid. Ik spendeerde een avond onder een warm dekentje van melancholie terwijl ik ze aan de praat probeerde te krijgen. Ik stikte wat proeflapjes om te kijken wat ze aankon — zoals voorspeld: zeer veel. Daarna begon ik aan een jurkje voor de pop van de dochter.

Ik bleek naaigaren te hebben in precies de juiste kleur roze en kon niet stoppen met glimlachen.

En al

Alles van waarde is weerloos.

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd

– Lucebert –

1012708_10209047672938066_4971957070685835789_n

(Tekening door Randall Casaer)

Dagen als deze. Gisteren met verbijstering en localiseren en afschuw en woede en een hoofd dat dingen blokkeerde. Mijn hersenen susten mijn lijf: “Dit is erg. We moeten nu even wachten tot het voorbij is en we weer kunnen kijken.” en ik werkte zo goed als dat kon verder. Dacht na over wie ik moest helpen, en wat ik de pup zou vertellen. Ik dronk koffie met dierbaren en stuurde sms’en met scheldwoorden naar anderen.

Ik keek geen filmpjes, klikte geen foto’s aan. Ik keek het nieuws om zeven uur en zette daarna de tv uit. Ademde diep in en uit, en besefte dat mijn hele zijn sinds november in Parijs mechanismen heeft ontwikkeld om hiermee om te gaan.

Er zijn veel dingen die me kwaad maken vandaag en dat is er één van. Dat ik gisteren aan de dochter vertelde dat dit in het nieuws was omdat het niet vaak gebeurde. Dat ik daarna besefte dat ik zo rustig bleef omdat het te vaak gebeurde.

werk

Griepvaccin.

Op mijn werk mag ik spelen met scheerschuim. En gij?

“Oh, wat een fijn klein klasje” zei ik, rondkijkend naar de acht spelende kleuters in de hoekjes.
“Mjah. Normaal zijn het er 26.” antwoordde ze.

Griep was de rode draad in deze stageweek, en ik heb het in jaren zo hevig niet geweten als dit seizoen.
Ik kwam in klassen waar het ergste net voorbij was (“Elke dag komen er een paar terug nu”), in klassen waar de halve groep hoestte als een mijnwerker na 25 jaar in het stof onder de grond, en in klassen waar iedereen zich schrap zette voor een nieuwe aanval.

De Echte Griep, ik heb die zelf één keer gehad, jaren geleden. Twee weken echt ziek geweest — genre niet uit bed kunnen — en de zes weken daarna op 50% geleefd: moe, herstellend, bij het minste weer helemaal paraplu. Sindsdien laat ik me vaccineren, hoewel ik niet tot de risicogroepen behoor.

Mensen fronsen vaak als ze dat horen.

“Waarom zou je dat doen?” vragen ze. “Het griepvaccin beschermt toch geen 100%?” of “Ik las dat ze het virus niet juist hebben gegokt!”.
En mijn favoriet “Goh, dat kan geen kwaad hoor, als uw lichaam eens een griep moet doorstaan, dat is goed voor uw weerstand. Zo een gezonde jonge vrouw gelijk gij.”

Ik discussieer daar niet meer over, ondertussen. Ik leg al lang niet meer elke keer uit dat in 16 verschillende lagereschool- en kleuterklasjes komen op een week tijd mijn risico op besmetting wel een klein beetje verhoogt in vergelijking met een doorsnee bureaujob. Ik vertel niet over kindjes die niezen in mijn gezicht en hun handjes afvegen aan mijn trui.
Ik geef zelfs mijn argument niet over dat als ik uitval, dat mijn collega’s dan mijn stagebezoeken moeten opvangen.

En ik zeg niks meer over hoe ziek ik ben geweest, die keer met De Echte Griep. Ik haal mijn schouders op, en zwijg.

Maar toen ik daar dus zat, op dat kleine stoeltje, in die klas met die 8 kindjes van de 26, toen was ik stiekem best blij met mijn kunstmatig geïnjecteerde anti-stoffen.

Ik zou dat iedereen aanraden, geen griep krijgen.

Ja!

Ik kan nauwelijks wachten.

Ghost Rockers, kent ge dat? Neen?
Dan hebt ge naar alle waarschijnlijkheid geen kinderen in de leeftijdscategorie van 6-10.

Want Ghost Rockers, dat is het helemaaaaal momenteel, bij de lagereschoolkinderen van vandaag. Of toch alleszins in elke klas waar ik kom deze dagen: elk nummer wordt foutloos meegezongen, elke aflevering zeker drie keer bekeken. Mijn eigen pup heeft ook een muts zoals Milla heeft. Want ja.

Ik ga er — ik ben niet beschaamd, neen — allemaal nogal gewillig in mee. Want hoe commercieel het ook is, het is met gitaren en avontuur en het is ook voor het allereerst niet één of andere irritante tekenfilm waar ze wild van is. (JA DORA IK KIJK NAAR U MET UW DWAZE RUGZAKRUGZAK)

Dus gaan we naar de stad als we horen dat de nieuwe CD uit is, speciaal om die te halen. Dus bestel ik kaarten voor de inconcert-toestanden, binnenkort. Gewoon, omdat ik nog weet hoe het was om als kind zo wild van iets te zijn.

Vanavond was de seizoensfinale, en we keken samen. Alleen had ze vast te spanning niet aangekunnen, dus ik hield haar hand vast en suste haar onrust. Ze gaan vast niet dood, liefje, anders zou Studio 100 geen derde seizoen kunnen maken en Gert Verhulst is ook niet zot hoor.

Achteraf praatten we over films. Ik vertelde haar over alle dingen die ik herkende in Ghost Rockers en liet youtube-fragmenten zien. Van Speed. Van Dirty Dancing. Van Fame.

Ze keek met open mond naar John Travolta die you’re the one that I want zong, ik toonde wie E.T. en de Gremlins zijn, en er passeerde zelfs een fragmentje Top Gun. Ze hing aan mijn lippen, die altijd maar breder glimlachten. Ook omdat ik naar Tom Cruise met een pilootbril mocht kijken, natuurlijk, we gaan daar niet onnozel over doen.

Top Gun

Ik realiseerde me, door haar enthousiasme, dat ik heel binnenkort eindelijk een geldig excuus heb om mijn hele jeugd opnieuw te bekijken.

Wat is eigenlijk het AVI-niveau voor ondertitels?

Ja!

Gantoise.

Het grappigst zijn de verwonderde “Echt, meent ge dat?”-reacties van kennissen. De maten zijn het al gewend, maar mensen die mij minder goed kennen kunnen al eens een wenkbrauw fronsen als ik zeg “neen, die avond kan niet, want het is voetbal.”

Vaak volgt een schamper lachje. Ga jij naar _het voetbal_?
Oprechte verwondering is vaak de ondertoon, soms is het bewondering (“OOOOH, ik doe dat zo graag”) maar af en toe is er ook gemeend afgrijzen. Alsof de wetenschap dat ik een voetbalabonnement heb, mijn veronderstelde IQ plotsklaps een paar punten naar beneden haalt. Alsof.

Ik heb een abonnement van in dat seizoen dat we de beker wonnen. Mijn dochter was toen nog een mini-baby en nu schrijft ze vlotjes brieven naar de kat, als dat een beeld kan geven. Dat betekent dat ik geenszins een ancien ben te noemen, maar ondertussen wel een trouwe supporter.
Gezien het parcours sinds dat bekerjaar is er bovendien niemand die mij een successupporter zou durven noemen. Elk nadeel heb ze voordeel.

Bring. It. On. #gntoly #cobw

Vanavond is er voetbal. Zoals dat altijd gaat, zowat één keer per week. We zullen de auto parkeren, door de kou stappen, onszelf laten fouilleren, de trappen nemen naar de promenade, de vrienden dag zoenen en vragen hoe het gaat. De opstelling checken, praten over wie speelt en wie op de bank zit. Zitten, op de stoelkes die altijd de onze zijn. Links van mij mijn papa, rechts de BFF. Rond, naast, voor, achter ons: maten en bekenden, dezelfde als elke match.

En toch. Vanavond is er voetbal. Bijzondere voetbal. Champions League. Achtste. Finales. Als ik dat hier neerschrijf, dan kan ik dat nauwelijks geloven. Ik denk dan aan de play-off II-jaren, en aan die keren dat wij tegen elkaar zeiden “straks moeten we nog opletten voor degradatie, jong.”

Het is een fantastisch jaar geweest, hier in Gent. En gelijk hoe dat loopt vanavond, en gelijk wat er gebeurt: ik weet dat iedereen die daar staat straks zal voelen hoe bijzonder dat is.

Tot straks. COBW.