Als ik naar mijn foto’s kijk, ‘s avonds, dan heeft elke dag zijn eigen serie van hetzelfde: tientallen foto’s van haar waarbij je enkel haar rug en achterhoofd ziet.
Dat komt omdat ik zo vaak naar haar loop te kijken, zonder dat ze het merkt. Ze huppelt voor me uit het leven in, en ik kijk glimlachend toe. Ze speelt ergens in de marge van waar ik mee bezig ben, in mijn ooghoek zie ik haar dansen en springen.
Vaak denk ik “wat een mooi beeld”, en dan neem ik mijn telefoon en een foto. Duizend keer per dag.
Terwijl ze balanceert en op haar iPod speelt. Terwijl ze babbelt met de barvrouw in de cocktailbar. Terwijl ze met haar vrienden een dode muis begraaft in het park. Terwijl ze aan de hand van haar vader wandelt.
Het zijn maar vier beelden van vandaag. Een deel van wat op mijn gsm te vinden was daarnet. En slechts een minimale fractie van het aantal in mijn hoofd.