Year: 2014

En al

Progress.

Morgen ga ik werken. Voorzichtig en met een beetje angst dat het nog wat vroeg is, maar kom. Het is een week waarin ik redelijk wat zelf kan plannen, gelukkig: ik moet voornamelijk examens verbeteren, morgen een toezicht en woensdag een verdediging van een bachelorproef. Op hoop van zegen dus, en met het vaste voornemen om het nog een beetje rustig aan te doen.
Voor de rest is er sprake van wat vooruitgang. Te traag en te frustrerend voor mijn ongeduldig karakter, maar ik kan wel al iets meer heb ik de indruk. Iets minder pijn ook, en ik heb niet elke dag meer een middagdutje nodig.

Ik merk wel dat mijn — al zo goed als onbestaande — conditie flink achteruit is gegaan, en ook dat is wat frustrerend. Zo erg zelf dat ik overweeg iets van sport op te nemen, binnen een paar weken. IT IS THE END OF THE WORLD AS WE KNOW IT.

En al

Wij gingen naar Brussel #lovebxl

Post geschreven in 36 stukjes, zeg. En nu eindelijk gepubliceerd geraakt.

Ik kwam het al te zeggen: in de kerstvakantie trokken de man, het kind, mijn longontsteking en ikzelf naar Brussel voor wat de allereerste citytrip van de dochter zou worden. Ik hield het behoorlijk goed, gezien de omstandigheden, en met dank aan mijn vrienden brufen, dafalgan forté en shitload antibiotica.
Achteraf gezien was het misschien wel goed dat ik niet 100% was, want dat zorgde ervoor dat we eigenlijk een behoorlijk kindvriendelijk tempo van citytripping aanhielden. Veel rustmomenten. En ook veel momenten waarop de dochter speelde en rondhoste, en de moeder op een bankje uitpufte. Maar laat ik beginnen bij het begin.

Brussel is een stad die in mijn hart zit, sinds een jaar of vijftien. Vroeger leek dat gigantisch ver weg (ik durfde toen nog niet met de auto op een autostrade rijden) maar een jeugdromance met een Brabander en een vriendschap in de buurt van de Dansaert veranderde dat finaal. Bovendien is meneer mijn lief door zijn job nogal bekend met het hoofdstedelijk gebeuren. En zo komt het dat wij daar toch wel regelmatig komen, ik vooral voor concerten en toebehoren, hij voor vanalles en watnogmeer.

Toen de mensen van Toerisme Brussel aanboden om eens uit te testen of de stad geschikt was voor een uitstap met kindertjes, leek ons dat dan ook de ideale kans om de dochter voor het eerst mee te nemen op citytrip. Eens zien hoe ze dat zou verwerken. Spoiler: she loved it.

Op tweede kerst in de ochtend parkeerden we onze auto de parking vlakbij ons hotel, Novotel Brussels Centre Tour Noire, lieten de bagage in de auto en trokken te voet naar de Grote Markt. Want een mens moet toch eerst en vooral de Brusselse kerstboom zien, nietwaar? Ge zijt toerist of ge zijt het niet. De dochter zeurde de oren van ons hoofd voor brol op de kerstmarkt maar was net op tijd afgeleid “WOW DAT IS EEN SUPERGROTE KERSTBOOM ZO ZALIG”. (Ja, tegenwoordig kunt ge bij de dochter zonder probleem horen in welke stad ze opgroeit). Lang verhaal kort: behalve dat er net twee dronken meneren over het hek waren gekropen om pipi te doen tegen de boom was het heel schoon.

In een zijstraat van de Grote Markt vonden we onze eerste afspraak: het museum van cacao en chocolade.
Op zich wel interessant, maar nogal klein en met een duidelijk hoogtepunt op het eind: speculooskoeken die in een chocoladefontein worden gehouden, en daarna een demonstratie over pralines door een dame die de boel zonder problemen drietalig simultaan entertainde. Heerlijk. De dochter at drie gigantische pralines. Ik was op dat moment al misselijk omdat ik te veel van de chocoladevlokken met variërend percentage cacao overal in het museum had “vergeleken”, dus ik moest na eentje opgeven.

Van daaruit deden we wat mensen doen op citytrips: lunchen. Om niet in toeristenvallen te trappen had ik me van tevoren uitgebreid laten informeren door een Brusselaar met kennis ter zake, en die had me Houtspilou aangeraden. Inslaand succes, lieve lezers: heerlijke frietjes, uitstekende burgers, bakjes speelgoed op de venstertablet voor eindeloos kleuterentertainment en topsfeer. Een adres om te onthouden.

(more…)

En al

Neen. Toch niet helemaal.

Jeez, wat is dit frustrerend zeg.
Vrijdag was een behoorlijk goede dag, ik slaagde er zelfs in een paar uur examens te verbeteren.
Vrijdagavond was de première van vriend Steven, hier om de hoek, en ondertussen werd ik zowat gek tussen deze muren, dus ik nam overmoedig een paar uur een babysit en ging kijken naar de voorstelling. Uitstekend, goed gelachen, maar achteraf stikkapot. 10h geslapen, langzaam en rustig wakker geworden, met mijn heerlijke lief die koffie aansleepte en boterkoeken haalde. We reden met de auto even naar het tuincentrum voor vriesdoeken voor onze enthousiast in de knop schietende planten in den hof, en gingen daarna spaghetti eten in onze tweede eetkamer.

Deze uiterst minimale activiteiten vereisten achteraf twee uur zetelzitten en rusten. Daarna stapte ik nog geen kilometer, om samen met het lief de dochter even uit te laten op de klimmuur, waar ik toekeek op een trapje. Ik stapte de halve kilometer terug en toen was het voorbij. Ik haalde nog net mijn zetel en sliep meer dan een uur. Een paar uur later, om half negen ‘s avonds, was ik doodop.

Frustrerend, is dat, als je normaal het soort mens bent dat zeven uur slaap al flink uitslapen vindt. Het soort mens dat nooit middagdutjes doet en de hele dag doorraast. Het soort mens dat gewend is zowat alle boodschappen te voet te doen en altijd met honderd dingen tegelijk bezig te zijn.

Vrijdag dacht ik moedig dat ik misschien wel weer zou beginnen werken deze week. Nu denk ik dat ik de voorgeschreven week extra rust toch nog maar ga nemen.

Neen!

Zeuren? Really, De Standaard?

Het zou kunnen dat ik aan de beterhand ben, mensen. Het is dat ik vanmorgen de krant las en me kwaad maakte. Kwaad maken is altijd een goed teken, nietwaar, want het is een teken dat het algehele gevoel van vermoeide apathie begint af te nemen.

“Kleuterjuffen moeten niet zo zeuren” kopte De Standaard. Ik verslikte mij.

Aanleiding was de opmerking van een aantal mensen uit het kleuteronderwijs dat het grote aantal onzindelijke instappers het werk niet gemakkelijk maakt. Hoewel ik geen kleuterjuf ben, denk ik toch met enige kennis terzake te kunnen spreken. In november, bijvoorbeeld, zat ik een hele week bij 0-1Ktjes. Dat is jargon voor een eerste kleuterklas met peuterinstappers. Ik kwam in klasjes met kinderen in verschillende stadia van het zindelijkheidsproces. Sommigen waren al proper. Sommigen net, en met die moet je als leerkracht toch elk uur een keer naar het toilet, anders zijn er accidenten. En er waren pamperdragertjes. Pampers die door de juf verschoond moesten worden.
Ik heb geen enkele juf horen morren. Het hoort erbij, maar ik zie wel hoe dit het werk moeilijker maakt. Als je een kind verschoont, dan zijn er een 20-tal andere kindjes die op dat moment geen aandacht kunnen krijgen. Als er eentje in pampers is, ca va. Dan heb je een viertal keer 5 minuten werk per dag. Als je er vijf hebt, dan is dat al een uur dat aan luiers wordt besteed. En dan praten we niet over ongelukjes, die nooit op 5 minuten afgehandeld zijn. En ook niet over al die andere kindjes die natuurlijk ook hulp nodig hebben bij toiletbezoek. Denk broekjes uit en aan doen, denk billen vegen. Ik versta dat, dat het niet gemakkelijk is als leerkracht, als je merkt dat de verzorgende taken het grote deel van je opdracht worden.

Er was een mama die daarop reageerde op een blog, dat ze het wel geprobeerd heeft, maar dat de dochter niet zindelijk is en wel gestart is, en ze daarover geen schuldgevoel wil opgegoten krijgen. De Standaard publiceerde het stuk, en op zich is daar niks mis mee. Die mama mag natuurlijk vinden wat ze wil, en ik kan haar argumenten volgen.

Wat de Standaard ook deed, is experten aan het woord laten over de kwestie. Dat de kleuterschool ook over verzorgen gaat, niet alleen over leren. En ook die experten hebben gelijk. Want peuters hebben zorg nodig, net als alle kinderen trouwens. Maar wat de Standaard ook deed was in het groot koppen dat “Kleuterjuffen niet moeten zeuren”. Die titel is zo snijdend en zo tekenend voor hoe wij onze leerkrachten zien, dat mijn hart ervan bloedt.

De essentie dan. Mogen kinderen naar school als ze niet zindelijk zijn? Van mij wel. Schoolrijpheid hoeft niet noodzakelijk samen te vallen met zindelijkheid.
Mogen de kleuterleerkrachten opwerpen dat veel onzindelijke kinderen in de klas het werk moeilijk maakt? Van mij wel, zolang dat er geen maatregelen zijn die het voor leerkrachten draaglijk maken.

Want dit zijn de feiten: in crèches en dagverblijven moet er wettelijk een verzorger zijn per zeven tot tien aanwezige kinderen. Anders is het niet haalbaar, dat is algemeen aanvaard.
Een kleuterklas heeft, leert mijn ervaring, meestal tussen de 16 en 25 kleuters. En als een juf aangeeft dat het niet haalbaar is om die te verzorgen én dingen bij te leren, dan moet ze zo niet zeuren.

En al

Hoe het gaat.

Deze voorbije kerstvakantie was niet wat ik ervan verwacht had, neen. Na een semester vol werkwerkwerkwerk is het minste wat ge kunt zeggen dat ik aan het aftellen was tot de vakantie. Dat was buiten een bacterie gerekend die een paar weken voor de vakantie mijn lijf besloot aan te vallen. En zo voelde ik me voornamelijk mottig, die twee weken vrijaf, en deed met behulp van medicatie vooral mijn uiterste best om ervoor te zorgen dat man en kind nog iets aan de vakantie hadden. Ik sliep lang, elke dag, en deed dan uitstapjes met rust tussendoor.
Ik merkte nog maar eens dat ik de beste man, de beste ouders en de beste vrienden heb die iemand zich kan wensen.

Vandaag is bijna vier weken later. Ik begin aan mijn vierde kuur antibiotica. Ik heb geslapen van 23.30h gisterenavond, tot even voor twaalf deze middag, met een onderbreking voor ontbijt en kindklaarmakerij voor school.

Nog twee weken thuis, zei de dokter zaterdag. Ik kon wel janken, maar begon in de namiddag de examens te organiseren. Ik stuurde mails om me te verontschuldigen voor allerlei vergaderingen en toezichten, en deed wat volgens de huisdokter het belangrijkste is: aanvaarden dat het niet op een weekje over is, en rusten.

Dus mjah. Echt goed gaat het nog steeds niet. Ik hoop deze week beterschap te kunnen melden, en heb het voornemen om elke dag kort te schrijven.