Morgen is het één september, en dan gaan we terug naar school. De dochter, natuurlijk, maar dit jaar ook: uw dienaar zelve. Ik hoor u denken dat zulks nogal evident is als leerkracht, dat ge terug gaat naar school, maar dit jaar is anders. Ik word een leerling. En dat is geleden van die halfslachtige poging ergens rond 2003 om mijn Frans wat op te frissen. Die keer dat ik dacht: “ik kan geen Frans” en me inschreef bij de beginners. Ik bleek toch geen beginner, en na de 4e week vervoegingen van werkwoorden op -er, verveelde ik mee steendood en ging op café in plaats van naar de les. Einde.
Maar deze keer roep ik al jaren tegen iedereen dat ik een opleiding wil volgen, maar daar geen tijd voor heb.
Vorig jaar was echter zo impactrijk op werkgebied dat ik mijn hoofd met moeite boven water kon houden bij momenten. Toen werd ik ziek in de winter, en dat was precies het laatste roodgloeiend alarmsignaal dat ik nodig had. Een alarmsignaal dat bovendien maanden aansleepte en dus nogal moeilijk te negeren was.
Er werden mogelijkheden bekeken om minder te werken, ik polste bij ouders en lief voor het kindopvang-gedoe en kijk: ergens in juni geraakte ik na 3,5 uur wachten samen met een massa andere mensen die graag eens iets willen bijleren, ingeschreven.
Woensdag start ik. Ik ben al wat zenuwachtig en probeer me te herinneren hoe dat ook al weer was: in een klas zitten zonder de leerkracht te beoordelen. Hopelijk weet ik het tegen woensdag, want anders gaat dat wat onaangenaam worden voor de meneer die de lessen geeft, natuurlijk.
Enfin. Woensdag. Aan de slag met scharen en stof en een echte naaimachine en patronen tekenen. U kunt dus vanaf later deze week hier terecht voor een reeks over “hoe i. zichzelf pijn deed bij het leren meubels stofferen”. Dat wordt spannend.