Een tijd geleden had iemand het in een zekere facebookgroep die ik frequenteer over loombandjes en zuchtte hoe de hele school ten prooi was gevallen aan dat gedoe.
Ik antwoordde lachend in de commentaren dat ik mijn dochter en haar maten op de speelplaats had aangetroffen roerend met een tak in een put waar ze gras en keien in hadden gegooid. “Heksensoep” zeiden ze. Ik gooide er nog een “hippieschool hé, die zijn wat achter in die dingen” bij en ging verder zelfgenoegzaam wezen in mijn zetel.
Twee dagen later passeerden wij aan het plaatselijk vuil gb-tjen en opeens werd de kleine zowat hysterisch bij het zien van de sjiekenbak WANT DAAR ZITTEN VAN DIE REKKERKES OM ARMBANDEN MEE TE MAKEN IN. Ik gaf haar een euro, ze draaide een bolleke en ik dacht: nu ben ik ervan af.
Sindsdien zijn de dingen echter ietwat uit de hand gelopen.
En ja, ik geef dat toe, ik heb ze zelf voor haar gekocht die rekkerkes. In het kader van mijn lui ouderschap vind ik elke aankoop waarmee kinderen zich uren in stilte kunnen bezighouden een goede aankoop. Zeker met een autoreis naar het zuiden in aantocht.
Het loombandjes maken blijkt ideaal in elke omstandigheid. Zelfs als een tros kleuters efkes een schaduwpauze nodig hebben.
Ik kan het ondertussen ook, natuurlijk, want iemand moet die dingen afwerken als ze vastzit. Maar ik beperk mij dus tot een basisvisgraat. Vanavond echter, was ik eten aan het maken en zei tegen mijn aanstaande: “kunt gij haar efkes helpen, want ik moet dat hier in de gaten houden?”
Lang verhaal kort: youtube-tutorials, patronen en zo’n echt apparaat. De dochter is het zat voor vandaag en kijkt tv, momenteel. Hij daarentegen.