Zal ik u eens iets vertellen over schorseneren? Jaren geleden, toen de onwettelijke en ik nog maar pas samenwoonden, zaten er op een verloren dinsdag schorseneren in het groentenabonnement dat we toen hadden. Ik had die dingen nog nooit aangeraakt, toch niet in ongeklaargemaakte vorm, dus paniek.
Ik nam de boerinnenbond erbij, vloekte wat, had geen dunschiller, vloekte nog meer, en probeerde uiteindelijk een bechamelsaus omdat we dat vroeger zo aten thuis. De bechamel klonterde, we aten frieten van het frietkot die avond en ik had een week bruine handen.
Schorseneren en ik, wij gingen in ruzie uiteen en ik sprak met mezelf af dat ik ze nooit meer zou proberen klaarmaken. Een geruststelling voor iedereen.
Toen kwam de zelfoogstboerderij, zei de boerin “de schorseneren, die staan daar, neem er wat mee” en ik dacht: waarom ook niet, verdorie. Want schorseneren, wij vinden dat allebei ongelooflijk lekker en ondertussen ben ik nu toch al een kleine tien jaar kookervaring verder.
En kijk. Dankzij mijn dunschiller, dankzij mijn vader die mij plastiek handschoenen gaf zodat mijn handen niet vuil worden en dankzij de weergaloze Dorien, die in het boek over de moestuin van Zsazsa een recept heeft opgeschreven voor schorsenerengratin waar wij ons hier thuis compleet misselijk in eten, is het hier sinds kort grote liefde tussen mij en de schorseneren.
(Over dat boek gesproken. Ge moet dat bestellen, want het is echt schoon, en interessant, en het staat vol lekkere recepten. Niemand kan beter groensels met BVs vergelijken dan Kim. Niemand kan beter foto’s nemen waarop knieën op een blote poep lijken dan Els. En er is niemand die mij kan overtuigen om radijzen in spaghetti te gooien, maar Dorien dus wel. Bovendien: ik word _twee_ keer bedankt in het voorwoord, én in tegenstelling tot de vorige keer moet ge niet met zo’n ingewikkelde naaimachine kunnen werken om er iets aan te hebben. Topboek, nu al.)
Ik maakte de laatste tijd dus elke week gratin van schorseneren. Vorige week zeiden ze op de boerderij: “Het zijn de laatste schorseneren. Einde seizoen.” Ik huilde een beetje, en nam nog wat eindeseizoensstengels mee en dacht na over wat ik daarmee zou maken. Er kwam weinig inspiratie, maar vanavond opeens wel en hopla: boenk erop. Mogelijks de lekkerste pasta die ik ooit heb gemaakt. Mijn lief zegt het ook.
De truuk zit hem in het kookvocht van de schorseneren gebruiken voor de saus. Dat kookvocht is namelijk zo lekker dat ik soms overweeg om het in een thermos mee naar school te nemen en te drinken in plaats van koffie. Bij wijze van spreken, natuurlijk. Want geen koffie: stel u voor. Ik ben niet zot.
Maar ik dwaal wel gemakkelijk af, dat is waar. RECEPT!
Het was wat geïmproviseerd, vanavond, met wat ik in huis had, maar dat wil daarom nog niet zeggen dat het geen recept kan worden, nietwaar. Pasta met schorseneer, spinazie en kerstomaat. Alstublieft.
Nodig:
– schorseneren, in mijn geval gekuist het equivalent van een viertal grote
– verse spinazie, ik denk zo’n 200 gram
– een doosje kerstomaten (wat is dat, 250 gram, denk ik?)
– pijnboompitten
– pasta
– een kleine ui
– een klein potje zure room
– peper, zout, olijfolie
– kaas van de rasp
Snij de kerstomaten door, doe ze in een ovenschaal en giet er wat olijfolie op. Kruid met peper en grof zout. Zet ze in de oven op 180°.
Zet water op voor de pasta en kook deze. Na de kooktijd (normaal zit je dan ongeveer achteraan dit recept): afgieten en warmhouden.
Maak de schorseneren schoon en snij ze in stukken. Kook ze in lichtgezouten water, maar gebruik niet te veel water en laat ze niet te lang koken. Beetgaar, niet helemaal zacht. Dat duurt een minuut of vijf tot tien, afhankelijk van hoe dik de schorseneren zijn. Giet ze af, maar vang het kookwater op en laat dit staan (soms zit daar wat zand in, het is belangrijk dat dit bezinkt. Als ge niet op kamp zijt met de jeugdbeweging is zand in uw eten een no-no).
Terwijl de schorseneren koken: snipper een kleine ajuin fijn en pel een teentje of twee look. Rooster ook de pijnboompitten en hou die apart.
In de pan waarin je de pitten hebt geroosterd doe je wat olijfolie, en fruit je de ajuin. Na een paar minuten: schorseneren toevoegen en meebakken. Nog een paar minuten later: look erbij persen en meebakken. Nog even daarna: spinazie erbij. Goed kruiden met peper en zout.
Als de spinazie geslonken is: voeg de tomaten met al het vocht uit de ovenschaal toe. Kieper de zure room erbij en roer. Daarna werk je de saus af tot de gewenste dikte met het kookwater van de schorseneren. De saus mag, vind ik, behoorlijk lopend zijn, maar doe vooral uw goesting.
Meng de pasta en de pijnboompitten door de saus, kruid af met peper en zout en rasp er kaas over.
Klaar!
In totaal is dit ongeveer een half uurtje werk, maar veel hangt af van hoe snel je schorseneren kunt schoonmaken. Als dat traag gaat: doe de schorseneren eens ze schoongemaakt zijn onmiddellijk in water met een scheut azijn, tot je ze gaat koken. Na vijf minuten zijn ze namelijk al verkleurd. Doet niks af van de smaak, maar het ziet er minder mooi uit.