Mijn pepe had konijnen, vroeger, in kotjes in de hof. Lieve knuffelbeesten, die wij elke dag het afval van de groenten gaven. We hielpen met het uitkuisen van de kotten, we mochten ze vastpakken en aaien. Als ge gras plukte, en dat door de draad stak, dan kwam er een klein warm neusje tegen uw hand duwen en voorzichtig gulzig knabbelen.
Wanneer de konijnen volgroeid waren, dan werden die doodgemaakt en dan maakte mijn meme ze klaar. Met pruimen en kroketjes. Ik weet nog dat ik dat op een bepaald moment in mijn kindertijd superzielig vond. Ik weet nog dat mijn pepe toen zei: “Niet onnozel doen, hé. Die konijntjes zijn om op te eten.”
Mijn andere pepe had duiven. Elk weekend werden een paar duiven in manden gestopt en naar Arras gebracht met de camion. Op zondag stond mijn pepe dan aan zijn duivenkot, met een blik mais te schudden. De duiven vielen en de ringen werden in de kas gestopt. Met die kas moest ge naar het café, en dan hadt ge misschien een prijs.
Soms hadden de duiven babyduiven. Jonge duiven zijn aandoenlijk schattig, met die lieve pluizen op hun hoofd. Ik ging altijd kijken naar de kleine duifjes. Soms mocht ik er eentje vastpakken, zomaar op mijn handen. Ze waren ontstellend zacht.
Jonge duiven zijn fantastisch lekker. Mijn meme maakte die klaar met kleine ajuintjes en bruine saus. We kregen er patatjes bij die ge mocht moezelen, met de saus. Heerlijk.
Fast forward dertig jaar.
De vriend van de dochter komt uit een gezin waar vegetarisch wordt gegeten.
“Mama? B. zegt dat hij geen dode dieren eet. Eten wij dode dieren?”
“Ja, wij eten dode dieren. Niet vaak, maar als we vlees eten, dan is dat van dode dieren.”
“Ojo. Welk dier is worst dan?”
“Varken, meestal, of kip. Of koe.”
“Wow”
“Wij proberen weinig dieren te eten. En als we vlees eten, dan koop ik vlees van dieren die een tof leven hebben gehad.”
/insert een hele uitleg over dierenwelzijn.
“Wil jij liever helemaal geen dode dieren meer eten? Want als jij dat wil, dan is dat ok hoor.”
De dochter denkt na.
“Neen. Ik lust graag worst. Dus dan moet ik dode dieren eten.”
Tot zover de theoretische uitleg. En dan nu de praktijk. Ik stel u voor: de drie biggetjes.
Schattig hé.
Ze zitten hier in ons eigen klein Berlijn, sinds een paar weken en we geven ze eten, zowat elke dag. We zien ze groeien als kool, en ze zijn machtig aanhankelijk, met al die spelende buurtkinderen die hen komen bezoeken.
In het najaar gaan ze op de barbecue. Mmmmm, speenvarken, met wat sla en een stuk stokbrood.
De kleine weet het, en vertelt het ook tegen bezoekers. “In oktober gaan we de varkentjes opeten op een groot feest.” Ik moet altijd een beetje glimlachen als ze het vertelt want ik ben razend benieuwd hoe vlot ze er mee gaat omgaan als het zover is.
This autum, on a blog near you.