Ge raapt de scherven van uw hart op, neemt ze voorzichtig in uw trillende handen en stapt door de automatische deur. Die klapt dicht, en daar staat ge dan. Gij hier, tranen verbijtend. Zij daar, aan de andere kant van de deur, slapend terwijl mensen in groene pakken voor haar zorgen. Terwijl iedereen weet dat dat eigenlijk uw werk is.
Ge loopt, rent bijna naar de kamer, want als ge niet bij haar moogt zijn, dan wilt ge bij hem zijn. Ge valt in vertrouwde armen en ge schreit, want tranen zijn de lijm die de scherven van uw hart wankel aan elkaar zullen plakken, in het uur dat ge hebt tot ze terugkomt.
Ge vertelt hem over de paarse ballon en hoe ze flink in- en uitademde, vol vertrouwen. Hoe ze wegviel toen en hoe de assistente zei: “nu weet ze het al niet meer hoor”. En dat ge daar stond, met haar T-shirt in uw hand, en ge weg moest van iedereen maar van uzelf moest blijven.
Ge stopt met huilen, want flink zijn telt niet enkel voor haar vandaag. Ge haalt koffie, leest, zet wat dingen op sociale media. Na een uur gaat ge de gang op, staren naar de deur van het operatiekwartier. Ge vervloekt het falen van uw mentale kracht om deuren te openen.
Na nog een half uur, ge zijt net op het toilet en probeert vooral niet gek te worden, hoort ge opeens stemmen. De tandarts is terug en ge hoort “tand moeten trekken” en “drie kroontjes”. Hij legt allerlei dingen uit over nazorg, maar gij wilt alleen naar haar. Naar daar.
Daar in de PACU houdt ge haar hand vast. Ze huilt zacht en is verward. Uw hart blijkt niet zo stevig gelijmd, en voorzichtig legt ge wat overschiet bij haar in bed. Ge wrijft op haar voet, ge streelt haar wang, legt dekens om blote schouders die het koud hebben. Ge kijkt naar monitors en vooral naar haar gezicht. Als hij uw plaats inneemt (één ouder per keer, a.u.b.), doet ge wat ieder normaal mens doet: ge belt uw mama vanop de gang en jankt een beetje.
Na wat veel te lang lijkt is er dan de kamer en een zielig hoopje kind, ineengedoken tegen haar vader in het bed. Hij sust en houdt vast. Zij hangt en klemt vast. Er volgt water, een infuus dat wegmag, een halve pudding en een fiat om naar huis te gaan. Ze staart stil naar buiten in de auto, is slapkes thuis in de zetel.
En dan opeens is ze daar. Uw kindje. Ze schrokt een sandwich binnen, trekt een prinsessenkleed aan en kijkt u verwachtingsvol aan: “Wat gaan we feitelijk nog doen vandaag?”