“Het stinkt hier wel hoor”, zei ze, en ze kneep haar neus dicht. Wij keken naar elkaar, en op dat moment wisten we zeker dat we zouden intekenen. Want we mogen dan wel in de stad wonen, zo’n kind dat bang is van modder en boerderijen en dat haar schoenen niet wil vuilmaken: we gaan dat toch een beetje proberen vermijden.
We waren naar den buiten gereden, vanmiddag, om de luisteren naar de info van de nieuw op te starten zelfoogstboerderij. Allez, het zelfoogstconcept is nieuw, maar de boerderij niet. Mijn meme haalde er jarenlang boter en melk en yoghurt en chocomousse, de oude boerin was een vriendin. “De zondag liep ze nog aan mijnen arm op weg naar het toneel. En een paar dagen later…” “Ik weet het”, zei ik. En ik was blij dat ik daar was en dat de mensen daar weten wie ik ben.
De zelfoogstboerderij is iets van de kleinzoon, en toen ik een paar weken geleden een flyer in mijn handen kreeg wist ik het eigenlijk al. Onze stadstuin is te klein voor echte groentenkwekerij en we hebben te weinig tijd voor een volkstuin, maar ik doe dat ongelooflijk graag. Dan dit. Elke week, of meer indien nodig, naar de boerderij. Daar zelf het veld op en oogsten wat er is op het moment. Met mijn handen in de modder en mijn kop in de buitenlucht. Ik kan nu al de smaak van echte tomaten en sla proeven, zoals ik die vroeger at uit de hof van mijn grootouders.
Het winkeltje bij de boerderij heeft zuivel, en aardappelen en ijscrème. Wat betekent dat ik nauwelijks nog andere winkels nodig ga hebben en dat maakt mij blij, want ik hou niet van winkels.
Alles is bio. Geen sproeigedoe, geen kunstmest. Bovendien: veel korter dan dit kan een keten niet zijn.
De kleine liep rond in de stallen vanmiddag. Bij schapen en koeien, tussen hooi en modder. Ze kneep af en toe haar neus dicht, maar ik heb goede hoop dat ook dat binnen een paar weken voorbij zal zijn.