Mijn dochter is een held, maar een trage. Al sinds haar babytijd is het scenario steeds hetzelfde: als we iets nieuws willen doen met haar, dan wil ze niet. Ze tiert de hele handel bij elkaar en heeft echt oprecht stress. Eens ze vertrokken is, verandert ze. Eerst langzaam en aarzelend, dan heel resoluut en zonder angst.
Als het gemiddelde kind op de schaal van durf langzaam evolueert van 30% naar 50%, dan gaat zij in één sprong van 10% naar 100%. Na een paar keer hetzelfde doen is ze de held van de bende.
Wij weten dat ondertussen, en na vier jaar kunnen we daar al een beetje mee om. We weten dat we haar af en toe eens moeten pushen. Haar over een randje heenduwen, om haar dingen te laten doen waarvan we zeker zijn dat ze het fijn gaat vinden. Maar het blijft lastig.
Zo begon ze vorige week met zwemles. Ik ging de eerste keer niet mee, wegens longonstekingen en zwembaden en hoe dat naar het schijnt geen topcombi is. Toen het lief thuiskwam zag ik dat zijn “ca va, het ging wel” een zwaar eufemisme was. Gisteren bleek ik gelijk te hebben, want al van ‘s ochtends zocht de Mini allerlei excuses om niet naar de zwemles te kunnen. En dus maakte ik tekeningen, praatten we over wat ze wel fijn vond aan het zwembad, en gaf ik voorbeelden van kindjes die wel kunnen zwemmen en hoe leuk dat is. We kochten een zwem-T-shirt in countering van het argument “Het water is te koud” en vertrokken uiteindelijk toch.
In de kleedkamer brak mijn moederhart in 1000 stukken. Ze pruilde toen ik haar badpak aantrok, en toen de juf de kinders kwam halen, klampte ze zich vast als een aapje en was hartverscheurend en paniekerig verdrietig. En ik verplichte haar mee te gaan.
Met knieën die knikten van de emotie, en een lief dat mij zacht over de rug wreef, namen we plaats op de tribune aan de overkant van het bad. De dochter zwaaide haar arm uit haar lijf. Huilde de volle eerste vijf minuten.
Ik slikte. Slikte. Zwaaide terug.
Ze stopte met huilen, bleef zwaaien. Elk wuifje was een steek in mijn buik en ik moest al mijn wilskracht gebruiken om niet naar haar toe te gaan en haar mee te nemen.
En toen zwaaide ze een paar minuten niet. En toen ging ze zodanig op in de spelletjes dat ze ons vergat. Ze wuifde nog af en toe tussen de oefeningen, maar ik zag haar vooral tetteren tegen juf en andere kinderen.
Een dik half uur later kregen we in de kleedkamer een rillende en breed lachende kleuter terug. Dat het superleuk was, de zwemles, en dat ze veel had mogen spelen. En ze was alleen in het water gesprongen.
Mijn dochter. Een held. Maar wel een trage.