Year: 2013

kinderspam

Het drama (dat er geen was) (of toch maar een beetje).

Ze fietste weg, uitgelaten enthousiast, lachend. Ik nam afscheid van het nog steeds babyvierend volk in het park en keek terloops of ze niet naar de straat fietste. En toen opeens viel ze, terwijl ik keek.

Het is vreemd hoe je meteen kunt inschatten hoe ernstig de situatie is. Soms valt een kleuter, maar door de manier waarop zie je meteen dat het een val is die in een grijns zal eindigen. En dus praat je gewoon verder en roept vanop afstand: “alles ok, zoetje? Stelt u maar recht.”

Ze viel en ik liet alles vallen. Tassen en jassen die ik in het park had verzameld werden gegooid waar ze terechtkwamen en ik rende naar haar toe. Het lief, die 20 meter verder ook afscheid aan het nemen was arriveerde vijf seconden nadien.

We hielpen haar recht. Inspecteerden de schade, die misschien nog meeviel. Een elleboogschaafwonde. MIJN HAAAAAND. Een lelijke kiezelsteentjestarmakwonde in de muis van haar hand. Ik hapte naar adem. Een vierkante centimeter slechts, maar dat bloed aan mijn kind: dat is een stomp in mijn maag.

Ze werd getroost en luid gillend naar huis gedragen. Alwaar we verzorging en ontsmetting en plakkers deden. Het kindje voor tv werd gezet, met knuffel, om wat te kalmeren. Ze huilde nog steeds. En hield haar arm nog steeds krampachtig omhoog.

Wij natuurlijk wat ongerust. De mini weigerde resoluut haar arm te plooien want dat deed pijn. GRUWELIJKE PIJN, als we haar drama moesten geloven.
Wanneer beslis je naar spoed te rijden om foto’s te laten nemen?

Best niet te snel, zo blijkt. Want een kwartier later was ze wat afgeleid en deed de poes iets grappig. Ze lachte, ik vroeg haar te zwaaien naar de poes, en ze zwaaide.

Met de arm van de gruwelijke pijn. Die er niet is als ge met de kat aan het lachen zijt, blijkbaar.

Ja!

Martha maakt boekjes.

Ik kreeg een boekje van Martha.
Martha is mijn collega, getalenteerd en gedreven. Ik zeg dat, want ik zie dat. En ik merk het ook aan de studenten als ze met hen praat. Ik kijk daar graag naar.
Ze is bijna niet ouder dan hen. Voorzekers de piepjongste collega die ik ooit heb gehad.

Ze werd geboren toen ik Sandra Kim playbackte op mijn kamer, voor de spiegel en met een roze vestje. Want Sandra had een roze vestje.
Dat was ook het jaar dat ik voor het eerst verliefd werd, op Johnny. Ik was Baby in het diepst van mijn gedachten, toen, overtuigd dat ik ook de lift zou kunnen, ooit. No one puts Baby in the corner.

We stonden ooit te praten na een lastige vergaderdag, Martha en ik, op een receptie. Blokjes kaas, wat witte wijn en vooral mini-salami als zalf voor vermoeide hoofden. We hadden het over reizen, en ik vertelde over de droom van de west coast.

En dus kreeg ik een boekje, zomaar opeens, gisteren. Over die reis en hoe zij hem hebben gemaakt. Ik heb daar zo hard om moeten lachen, gisterenavond, in mijn bad.

Daarmee dat ik het u vertel. Zo kent u haar ook. Als ze later groot en beroemd wordt, zal u dan denken: ha ja, ik heb daar al eens over gelezen bij i., over Martha. Als dat geen schoon vooruitzicht is, dan weet ik het ook niet meer.

Ja! kinderspam

Another first.

Nadat ik vandaag in de zuiderzon de kamperfoelie had gesnoeid (Alleen al dat! Zon! Snoeien! Ik heb het gezegd hé!) wisselden de dochter en ikzelf onze jurk met lange mouwen voor een exemplaar met korte mouwen en liepen naar het park. Voor een verjaardagsfeest. Een echt.

Niet dat ze nooit eerder op een verjaardagsfeest was, maar tot nu toe waren dat feestjes van kinderen van vrienden en familie. We zijn daar namelijk niet moeilijk over: onze vrienden zijn haar vrienden, dus ze mag dan mee als er iets te vieren valt. En sommige van die kinders zijn ondertussen zelfs grote vriendinnen geworden.

Maar dit was een feestje van een jongen die zij helemaal zelf heeft leren kennen. Niet eens in haar klas, zomaar op de speelplaats. Een paar maand geleden had ze het vaak over ene El, en ik ging er eerst van uit dat ze zich weer een imaginair vriendje had aangeschaft.

Daarvan gesproken. Als ze het ooit met u heeft over De Drakenjake: die is niet echt. Maar het is wel een sloeber, want zowat alles wat hier thuis gedaan wordt wat eigenlijk niet mag, is zijn fout. Wie heeft dat water gemorst? De drakenjake. Die koek gepakt? De Drakenjake. Op het tafelkleed getekend? De Drakenjake. De Drakenjake is krapuul.

El bleek niet imaginair te zijn. Ik ken zijn moeder van het interwebs (u weet wel, die magische plaats van vriendschap en identiteitsdiefstal) en op een dag kreeg ik van haar een bericht. Of onze mini een kanarie was, want dat haar El het altijd had over M, een kanarie. Enfin: linken werden gelegd, koffies werden gedronken in de daaropvolgende maanden. Playdate galore!

Vandaag was er dus het feestje. Haar eerste. Ik dacht, ik noteer het even, want het lijkt me wel een scrapbookmoment. Toch?

Ja!

100 jaar mijn, uw, onze Vooruit.

De laatste weken kunt ge geen gazet of tijdschrift vastnemen, of er staat iets in over 100 jaar Vooruit. Dit weekend, bijvoorbeeld, genoot ik van een stuk in De Standaard, waarin mensen hun Vooruit-herinneringen vertellen. Ik dacht: ik ga ook.
Want man, wat heb ik veel herinneringen aan Mijn Vooruit. Die misschien ook Uw Vooruit is, maar zeker ook Onze Vooruit. Onze, zoals in van mijn lief en van mij. Want mijn lief, die had in een ver verleden een studentenjob in De Vooruit. U gaf hem geld, hij hing uw jas netjes op een kapstok. Onze, ook zoals in van mijn maten en van mij. Ik weet niet hoeveel voorstellingen en concerten ik er zag, maar het zijn er veel. Zo ergens tussen vijftig en honderd lijkt me realistisch. Van Boudewijn De Groot, over Life of Agony, langs nog eens een Rock Rally tot Mark Lanegan. En alles daartussenin. Allemaal daar, altijd links voor de PA, in de buurt van de toog.

Ik weet niet precies hoeveel keer ik eindeloze gesprekken heb gevoerd in de gangen buiten de zalen, op nog eens een fuif. Alweer een feest. Hoe vaak ik buiten heb gestaan of gezeten, troostend bij liefdesverdriet, lachend op zomeravonden. Altijd aan het water, beneden, altijd ‘s nachts.
Ik weet niet precies hoeveel dagschotels ik heb gegeten in het café, met dat ingewikkelde systeem van bestellen en betalen en dan wachten tot je bord stond te dampen op de toog. Nu zijn er bakjes met flikkerlichtjes, ondertussen. Het is efficient, maar minder spannend. Ik heb er liters koffie gedronken, stapels kranten gelezen, lange avonden weggebabbeld aan tafels vol wijn en bier. Ik heb er uren aan het raam zitten werken, uitkijkend op het kruispunt. Lezend, studerend. Nu nog: als we die kant van de stad zijn, drinken we daar koffie. Als ik moet afspreken met iemand die ik niet zo goed ken, doe ik dat in De Vooruit. De Vooruit is altijd veilig, altijd vertrouwd. Altijd van mensen van Gent.

Ik ga ook nooit vergeten hoe welkom we daar altijd geweest zijn met Het Project. Zaaltje nodig om met mensen af te spreken en dingen uit te leggen? Wees welkom, wees welkom. Een interview? Een fotopas? Een plaats om te trakteren? Wees welkom.

De Vooruit, lieve niet-Gentenaars, is een monument. Elke Gentenaar, van elke leeftijd, zal u eigen redenen geven waarom dat zo is. Daarmee ook dat deze foto, jaren geleden door Hans Dekeyser genomen op de heerlijke zolder, nog steeds uitvergroot op mijn bureau hangt.

Court01_SM

Happy birthday, Vooruit. Ge heerst, en dat zult ge altijd blijven doen.

Ja!

*neuriet*

U mag mij een halvegare vinden, of een optimist — afhankelijk van waar in het levensvreugdespectrum u zich bevindt — maar heden draag ik geen jas meer. Ik draag een trui, ja, of misschien eventueel nog een licht vestje, indien nodig, maar de donsjas gaat de kast in. Ik hoop dat ge een beetje meewerkt, zon. Ik moet volgende week naar het voetbal, namelijk, en in ons oud stadion is geen zetelverwarming (maar volgend jaar! volgend jaar! manmanman!).

De jas blijft uit, want ik voel ze namelijk. Ze is daar, ze zit klaar, en ze kan de liefdevolle aanmoediging gebruiken. Daarmee ook dat ik bleef glimlachen toen ik daarnet een regenbui over me heen kreeg. Daarmee dat ik niet kwaad werd op de losliggende stoeptegel met water en modder eronder. Splets op mijn broek. Gelukkig heb ik mijn nieuwe schoenen niet aan, dat was al wat ik dacht. Ik zal die klachtenbrief wel een andere keer versturen.

De regen was niet eens koud, zo beweerde ik. Mijn lief keek verwonderd over zoveel goed humeur. Hij had het waarschijnlijk nog niet gezien, dat ze daar is. Dat ze klaarzit. Dat het lichtroze van de Japanse kerselaar al hier en daar door de botten durft schijnen.

Morgen zal ze arriveren. Frank heeft het ook gezegd. Neem een deken, wat eten, en iemand die ge graag hebt. Zet die allemaal in een park, sluit uw ogen en luister naar kinders die spelen in het gras.

Lente mensen. Wie had dat ooit kunnen denken.