Month: November 2013

En al

Het blijft een soort van baby.

Hij keek op, daar in zijn hok, toen hij mijn stem hoorde. Hij keek me aan, en maakte zijn geluidje.

Zijn geluidje is iets tussen spinnen en miauwen en hij doet het altijd als hij op mijn schoot springt of op het voeteind van het bed. Of als ik hem binnenlaat, ‘s morgens vroeg.
Het is bijna praten, dat geluid, en ik versta na acht jaar feilloos wat hij bedoelt.

Deze keer was het: woooohoew, gij zijt hier en ik mag naar huis. Eindelijk, mens. Eindelijk. Ik ben zo blij.

Hij was niet de enige die blij was. De dochter had donderdag al een gigantische huilbui gehad toen ik vertelde dat Boogie bij de dokter moest blijven slapen omdat hij iets aan zijn tandjes had en daardoor heel hard kwijlde. Ik probeerde nog een verhaal over dat hij met andere katten mocht spelen, daar bij de dierenarts, en dat hij eerst pijn had en nu geen pijn meer zou hebben, maar zij kwam niet verder dan: “Hij is daar helemaal alleen zonder ons en hij heeft pijn en hij gaat ons missen. Ik mis hem.”. Eén nacht werden er twee, ze vroeg naar hem, ik suste en ontweek wat. Zei dat alles in orde was en hij bijna naar huis mocht.

Ik suste ook mezelf, want vrijdagavond op weg om hem op te pikken, had ik na een telefoontje van de dierenarts even een gigantische krop moeten wegslikken. Ze zei dat het erger was dan gedacht. Ze had zes tanden moeten trekken en hij bloedde nog een beetje en hij had veel pijn. En dat ze hem graag nog een nachtje wilde in de gaten houden.

“Is hij erg zielig?”
“Ja, eigenlijk. Ik denk dat hij morgen veel beter zal zijn, maar nu heb ik er toch wat compassie mee.”

Hij was veel beter, vandaag, gelukkig. En hij mocht mee naar huis. Hij schrokte als een leeuw zijn zachte voorgeschreven voeding binnen. Hij liet zich aaien door de dochter, en kroop bij ons in de zetel. En subiet mag hij mee naar het voeteind van het bed.

Want katten die net zes tanden zijn getrokken, die mogen niet buiten in de kou slapen.

internet

Stok! Je!

Er gaat zo’n gedoe rond, al een tijdje. Ik had het al eens gekregen, maar toen dacht ik “ja, als ik eens tijd heb anders.” En tegen dat ik tijd had was ik vergeten van wie ik het had gekregen en dus liet ik het maar zo en keek een aflevering Homeland in de plaats.

Maar! Nu kreeg ik het toch wel weer zekers, en wel van zij-die-met-grote-honden-in-deelgemeenten-van-deinze-wandelt: de beroemde en door werkgevers eeuwig ondergewaardeerde Simberly Lonia. Omdat ik niet kan weigeren aan de dame die ervoor gezorgd heeft dat ik De Post voor altijd zal uitspreken als De Poooooowst: een kettingblogpooowst vol moeilijke vragen die opgesteld zijn voor het stimuleren van filosofische contemplatie; zo lijkt het wel.
Spijtig genoeg heb ik net acht uur in kleuterklassen doorgebracht, thema Sinterklaas, dus het contemplatieve resultaat gaat sowieso een teleurstelling zijn voor ons allemaal. Dat u het weet van tevoren.

Hoe ben je er achter gekomen dat je schrijftalent bezit?
Wacht, ik doe zoals _iedereen_ die dit al heeft beantwoord en zeg: Goh, ik kan helemaal niet goed schrijven en dan gooi ik er een hele uitleg achteraan.

Of neen. Wacht. Ik zeg het eerlijk.
Ik heb altijd al geschreven, van zodra ik een stylo kon vasthouden. Als kind, als puber, als volwassene. In schriftjes, in dagboeken, in brieven, in word-documenten en op deze blog. Opstellen maken was mijn ding, geef mij een open verhandelingsvraag op een examen en ik ben erdoor. Dus ja: ik weet dat ik niet zoveel moeite heb met schrijven, en dat ik zinnen kan verwoorden zonder dat ik daarover hard moet nadenken. Ik steek het eerder op training dan op talent evenwel.
Verder maak ik mij ook weinig illusies over eventuele professionele ambities. Ik herlees nooit blogposts, schrijf elke post in één keer en druk dan op publish. Op dat moment ben ik al niet meer heel erg geïnteresseerd in wat ik heb geschreven. En dat zorgt er denk ik voor dat ik waarschijnlijk nooit een schrijver zal worden: ik ben te lui, ik ben te vluchtig en ik verveel mij te snel. Misschien dat het nog verandert, later als ik groot ben, maar ik vrees ervoor

Als je schrijversinspiratie een stad zou zijn, welke was het dan? En waarom?
Ik zag lang geleden Henry Rollins een heerlijk spokenword-stuk doen over absurde vragen tijdens interviews. Zoals “Als je een kleurpotlood was, welke kleur zou je dan zijn? En waarom.”. Ik moest daar vreselijk hard om lachen en sindsdien antwoord ik op alle absurde vragen ofwel Ivo Van Damme, ofwel blauw.

Dus. Blauw, denk ik. Omdat Ivo Van Damme het zo zou gewild hebben.

Wat heb je nodig om goed te kunnen schrijven?
Weinig. Ik heb een lichte voorkeur voor mijn computer, maar ik schrijf bijna even graag op papier, in mijn boekske, met eender welke stylo. Ik heb geen stilte nodig, geen speciale plaats en geen bepaald moment van de dag.

Ik ga er even vanuit dat je trots bent op je schrijftalent. Waar blijkt dat uit?
Ik zou geen blog hebben als ik niet een beetje trots was, denk ik. Dan zou ik in een tekstdocument schrijven en dat met een paswoord op de harde schijf van mijn computer zetten. Mensen die schrijven op het internet hebben, denk ik, sowieso wel het idee dat ze iets te vertellen hebben wat andere mensen willen lezen. Ik ben daar niet anders in. Maar hoeveel mensen en wanneer: dat houdt mij niet zo bezig.

Als je bevestiging zoekt voor je blogs, waar vind je die dan?
Ik heb niet zo veel bevestiging nodig, dus ik zoek het niet zelf op, al vind ik commentaren natuurlijk fijn.
Ik ben verder altijd heel blij als mijn lief iets heeft gelezen en mij een compliment geeft. Hij leest niet alles hier, namelijk, en ik vind het altijd leuk als hij het wel doet.

Verder: als iemand die ik zelf graag lees zegt dat ik iets schoons heb geschreven, dan blink ik gelijk een vers gecireerde parket. Marie en Zezunja, bijvoorbeeld, en Kruimels. En Lilith en Tante.

Favoriete blogs, om dit stokje aan door te geven?
Zie vorige vraag. Hup hup, dames!

internet

For reals, gasten.

Ik had een tijdje geleden eens gevraagd of jullie dat fijn zouden vinden, een facebookpagina voor dit weblog. Een pagina waarop de postjes dan verschijnen, en nog wat andere dingen, die misschien te kort zijn voor een echte blogpost. Er was wat discussie in de commentaren, en ik schreef het uiteindelijk op mijn lijstje van “dan eens werk van maken als het past”. Dat was ongeveer duizend jaar geleden.

Dat lijstje, dat is namelijk een problematisch geval. We gaan daar niet over liegen: er zijn altijd belangrijker dingen dan dat lijstje.
Behalve als ge, voor de zoveelste avond op rij, dat andere lijstje (“dingen voor het werk die ik dringend moet doen”) bekijkt en alleen maar kunt zuchten. En ge dus totaal geen zin en energie hebt.
Het helpt ook dat ge op dat moment in een veel te moeilijke level van Candy Crush vastzit, en er niks op de lichtbak te zien valt. En uw lief gaan werken is, en uw kleine slaapt.

Dan, lieve mensen, dan hebt ge opeens een facebookpagina voor uw blog.

DUS! Vind mij leuk!

Ja!

Hoe Disney het weer goedmaakte met i. #frozen

Vorige week was ik boos op Disney. Dat kwam omdat de kleine op een avond vroeg wie haar eerste moeder eigenlijk was. Aja, want jij bent mijn tweede moeder, en mijn eerste moeder die is er niet meer. Want de moeder waarbij ge woont is de tweede. Kijk maar naar Sneeuwwitje en Assepoester en Rapunzel..

Hashtag zucht.

Ik ben rustig gebleven, maar inwendig schreeuwde ik iets over 57 uur weeën en een keizersnede. En dat het allemaal de schuld was van de bovengenoemde filmmaker.

Edoch: alles is heden vergeven. Gisteren gingen wij namelijk naar de film, op uitnodiging van diezelfde meneer Disney en het was zo leuk dat ik mijn boosheid spontaan vergeten ben.
Omdat de uitnodiging voor vier was en wij maar met drie (Katten mogen niet naar de cinema. Huisregel.) zijn, mocht het jongste kindje haar eigen plus one kiezen.
Wij dus naar Brugge, met een extra klaskleuter op de achterbank, voor Frozen. Or, as the father puts it: vervrozen.

Er waren BVs bekender dan de mijne, wat over het algemeen een fijn gegeven is voor mijn rust, want ik wil niet op de foto. (Er was ook een fotograaf die mij nog kende van de première van Planes vorige maand en die zei: “We gaan een foto nemen, dus best efkes uit de weg gaan met de dochter.” U mag daaruit concluderen dat ik goed boos kan kijken, ja.)

Er waren veel prinsessen, maar die van ons waren de allermooiste, met hun blinkende nylon verkleedjurken vol statische elektriciteit en hun reclamemutsen.

#frozen, de prinsessen gaan naar de film

Na twintig minuten in de –overigens ook voor grote mensen uitstekende — film hadden wij elk een kleuterprinses op de schoot (het. is. een. beetje. eng. Magikbijjouzittenalstublieft.) Na anderhalf uur hadden we twee stralende meisjes, gesmolten voor de romantiek van de prins en zeer te spreken over de halve zak m&m’s die ze soldaat hadden gemaakt tijdens de film. Ze kregen hotdog en cécémel, ze scoorden een filmaffiche en ze tekenden in hun nieuwe prinsessenboek. Good times were had by all.

Maar de leute was nog niet gedaan want we waren ook uitgenodigd op het ijssculpturenfestival in Brugge.
**veelbetekende pauze***

Ik ga daar eerlijk in zijn: kersttoestanden zijn mijn hoogstpersoonlijke hel, right up there met binnenspeeltuinen en wachtrijen in pretparken.
Sfeermuziek, veel mensen en een gluhweingebeuren: ik ga daar nooit goed in worden. Maar ik wist dat van tevoren, mijn lief weet dat we zoiets niet te lang moeten trekken en de kleuters vonden het heerlijk, fantastisch en magisch.
Breedlachende gezichten en aanhoudende verwondering, zelfs nadat ik voor de twintigste keer mijn stem moest verheffen met mijn “IK HEB GEZEGD: NIET AAN LEKKEN”.

ijssculpturen

We sloten af met ijsberen knuffelen en suikerwafels voor de minimensen, koffie en een stoel aan het raam voor mezelf en het lief.
Als u houdt van dit soort sfeervolle kerstambiance is dit waarschijnlijk een aanrader, maar bij mezelf is het een succes als ik niet schuimbekkend naar de pyschiatrie word afgevoerd.
Het was al bij al een succes dus.

Op weg naar huis werd ik tot slot getrakteerd op mijn persoonlijke hemel: twee kindjes die gelukzalig en stil naar buiten staarden, zetelverwarming achter mijn rug en Eels in de CD-speler.

De dochter vroeg gisterenavond bij het slapengaan aan haar vader om “ook nog eens aan mama danku te zeggen voor de leuke dag”.

Dankwoorden die ik meteen aan jullie overmaak, Disney.

En al

Mijn onderbewustzijn is een dramaqueen.

Op de dochterschool wordt sinds halverwege september het u vast welbekende luizenbriefje meegegeven. Er zijn een paar keer luizen vastgesteld en de school vraagt dan om extra te controleren en te behandelen indien nodig. Dus doe ik af en toe natkammen en check ik elke dag in bad of douche het kleuterhaar en mezelf. De STIBO-mensen bekijken de hoofden van de kleuters ook regelmatig, en voorlopig is alles cool: geen spoor van besmetting bij de dochter.
Ik ben daar ook niet zo paniekerig over, trouwens. Ik weet dat het kan gebeuren en dat het niks met hygiëne te maken heeft. Ik heb ze zelf als kind gehad terwijl ik een zeer propere mens ben. Er was pok een periode waarin ik actief was als leiding op een speelplein en op vrijdag standaard mijn haar behandelde met een luizenshampoo, omdat ik anders zeker besmet geraakte. Allez, om maar te zeggen: ik kan er wel tegen.

Maar dan vraag ik mij dus wel af hoe het komt dat ik deze nacht droomde dat mijn kind, mijn lief, onze kat en ikzelf ten prooi gevallen waren aan luizen. Luizen die gemakkelijk even groot waren als een pink en die overal zaten. Op het hoofd, maar ook op de vloer, in de zetel, in het bed. Gigantische luizen dus, die ik in mijn droom opstofzuigde.

Ik ben wakker geschrokken op het moment dat ik ontdekte dat het opgezogen ongedierte opnieuw uit de stofzuiger was gekropen en van het katteneten aan het schrokken was.

Really, onderbewustzijn? REALLY?