Month: May 2013

En al

Kleine handen.

(één)
Ze is ondefinieerbaar ergens tussen 14 en 17, al jaren. Ze woont in onze straat, met haar ouders en een broer. Ze lacht altijd, en ze ziet eruit alsof ze altijd hier heeft gewoond. Wat ook zo is, voor zover ik weet.

Ze draagt geen hoofddoek, kleedt zich zoals de meeste meisjes tussen 14 en 17. Haar vel is wat donkerder, ja. Maar voor de rest is er geen verschil met de blondine van om de hoek, of de half-Afrikaanse leeftijdsgenote twee huizen verder.

Op zondagavond belt ze geregeld bij ons aan. Of we kranten hebben die ze mag gebruiken. Ze moet prentjes zoeken namelijk, als huiswerk. De ene keer over bureaumateriaal, de andere keer over bejaarden. Altijd prentjes zoeken.
Als ze belt zijn er zoveel verschillende gedachten in mijn hoofd. Prentjes zoeken, alweer, begot, denk ik dan, en mijn ogen rollen automatisch bijna uit hun kassen over wat het onderwijs soms is.
Ook vertedering zit erbij, natuurlijk. Ik herinner me hoe ik tussen 14 en 17 jaar ook altijd op zondagavond nog mijn huiswerk moest maken. Veel kans dat als ik nu huiswerk kreeg, dat ik het ook op zondagavond nog moest maken. Trouwens.
Maar al die dingen worden steevast overschaduwd door machteloosheid. Omdat ze eigenlijk zeer onbeholpen Nederlands spreekt, voor een kind dat hier is geboren. Veel fouten. Ze moet woorden zoeken. Ik heb het daar zo moeilijk mee, ik kan het bijna niet uitleggen. Omdat het zoveel zegt over kansen, over omkadering, over onderwijs. Over deze buurt, over deze stad. Over ons collectief falen.

Vorige week was ze er op vrijdagavond. Er was een taak voor Engels, en een vertaling die niet lukte. Het onderwerp was vrij te kiezen, ze schreef over reizen. Of ik wilde helpen. Ik kreeg een Nederlands kladje, en de moed zonk in mijn schoenen, omdat ik een tekst las waarvan ik de taalvaardigheid zelfs niet in een niveau durf in te delen.
De moed zonk verder toen ik las dat het onderwerp reizen eigenlijk Mekka was, en wat dat betekent voor gelovigen.

Als ik nadenk over onderwijs, dan probeer ik steevast voor ogen te houden dat een leerkracht zich bewust moet zijn van het eigen referentiekader. Dat mijn waarheid niet die is van een ander. Mijn opvoeding, mijn achtergrond, mijn waarden zijn niet die van andere mensen, en dat is niet erg. Veroordeel niet, zie verschillen als kansen. Ik zeg het honderden keren, ook tegen mezelf.

(twee)
Ik loop in het park, op weg naar de bakker. Een jong koppel komt met een grote sporttas uit de struiken. Ze spreken me aan, in moeilijk Nederlands. Een lastige conversatie, met veel gebaren en gewijs later, over waar ze het OCMW kunnen vinden en over een vrouw die hun had aangeboden bij haar te slapen maar dat ze niet hadden kunnen bellen en haar niet vonden en dat het koud was geweest om te slapen waar de kinderen spelen, geef ik hen 3 euro. Om brood te kopen, want ze hebben honger. Ik wandel verder, en laat mijn hart in duizend stukken op de grond achter, daar in het park.
Op mijn terugweg kom ik de buurtwerker tegen. Ik vertel over het koppel in de struiken, hij weet over wie het gaat. Hij vertelt over de oplossingen die al gezocht zijn voor hen. Nachtopvang, OCMW, begeleiding. Over elke uitgestoken hand die niet aanvaard wordt; kansen die niet genomen worden. Over wanhoop aan beide kanten.

(drie)
Soms, als ik mijn handen op de wereld leg, zijn het kleine handen. (*)

(*)Vrij naar Jotie

En al

Alles gaat voorbij (ii).

Dra rijst voor haar aan ‘t horizon
lauwer en zegekroon
Dan schallen bazuin en klaroen
AG is kampioen.

Ik ben opgegroeid in een voetbalfamilie. Niet de kleuren die ik nu bij elke thuismatch draag, maar die andere ploeg waar in het Meetjesland wel wat supportersclubs van te vinden zijn. Het zijn daar al boeren, ja. Mijn nonkels hadden (hebben?) abonnementen, en op familiefeesten gaat het steevast over de pintjesliga.
Mijn vader en ik, wij zijn de buitenbeentjes. Voor ons geen rijke ploeg uit het Bokrijk van Vlaanderen, maar de schoonste indiaan van ‘t land. Slechts een paar kilometer van huis, dus dat is de logica zelve. Daarbij: nen echte Gentenaar is nen Buffalo, zo is dat maar net.
Sinds een paar jaar — de papa in aanloop van pensioen en eindelijk wat tijd voor zo’n dingen — hebben we samen een abonnement, en gaan we naar alle thuismatchen. Ik kan u zelfs niet beschrijven hoe ongelooflijk plezant dat is, voetbal in een stadion. Als u mij niet gelooft: u moet het zelf eens doen, echt waar. Want een spannende voetbalmatch op een kille winteravond, in een stadion vol gezang en met zoveel adrenaline dat ge de kou vergeet, dat is één van de meest ontspannende dingen die er zijn.

Ondertussen, zoals dat gaat met abonnementen, kennen we een hoop mensen daar in onze tribune. De gewone voetbalmaten (die ge echt wel kent, weetwel) buiten beschouwing gelaten is daar iets wat mij ongelooflijk fascineert: jarenlang zit ge naast, vlak achter, voor mensen waar ge een heel rare relatie mee opbouwt. Ge kent hun naam niet, maar ge weet wel of ze moeten werken volgend weekend. Ge weet niet wie hun vrouw is, maar wel waar ze op vakantie geweest zijn en wanneer. Soms valt er iemand vantussen, en dan zijt ge zelfs een beetje bezorgd. Hij zal toch niet ziek zijn of iets mankeren? En ge weet niet aan wie ge het zoudt moeten vragen, want ge kent die mensen eigenlijk niet. En toch ziet ge ze vaker dan sommige van uw beste maten.

Als ik daaraan denk dat het de laatste keer was dat we allemaal, in die formatie, samenzaten, donderdagavond, dan word ik wat melancholisch.

Donderdagavond was legendarisch. Met stip in mijn top 5 van meest memorabele voetbalavonden in ons vervallen stadion (Ook daarin: de 6-2 tegen Club, in de allereerste play-offs en die Europese keer met vreselijk veel sneeuw. En die keer tegen Feyenoord. En die keer tegen Club voor de beker, vorig jaar.), en aangezien het de allerlaatste was, zal die daar ook blijven staan, dat is evident.

Om u een idee te geven: hier.

Even na 22 uur was het gedaan, en veranderde alles. We gaan naar een nieuw stadion. Het logo kijkt naar de andere kant nu. En met dit laatste beeld nam ik donderdag afscheid.

fin.

internet

Alles gaat voorbij.

Ik dacht: ik zwijg efkes.

Dat vorige stuk was blijkbaar nogal deelbaar op sociale media, en dat voelt een mens dan al eens in de commentaren en de feedback. Been there, done that, don’t want the T-shirt, feitelijk.
Ik kijk dan naar mijn statistieken, wat ik normaal alleen doe als ernaar gevraagd wordt, en ik schrik. Opeens vijf of zes keer zoveel mensen. Die zijn allemaal welkom, daar niet van, maar ik ben daar een beetje bang van.

Want mijn gewoonlijke lezers, daarbij heb ik altijd het idee — misschien onterecht, ja, maar laat mij maar in mijn illusie — dat die mij wel een beetje kennen. Of op zijn minst mijn toon, hoe mijn hoofd gedachten vormt. Of het feit dat ik al eens graag in het diepe spring, gewoon om te zien hoe koud het water daar is. Ik denk dan altijd dat als jullie iets lezen dat verontwaardiging oproept, dat jullie eens oogrollen en dan weer verdergaan. Maar al die mensen die hier klikkerderwijs terechtkomen: ik durf mij niet voorstellen wat voor beeld die dan hebben van mij.

Zoals alles gaat ook dat voorbij. Gewoon efkes zwijgen.
Dag 2: nog gewoon dubbel zoveel mensen. Dag 3: normalisatie. Het leven gaat snel op het internet, en er is vast alweer een nieuw topic van de dag in de maak (alstublieft. laat het kinderarmoede zijn.) Dus hier ben ik terug, en gij ook. Gezellig onder elkaar, niet mekkerend over informeel taalgebruik. En dan kan ik u vertellen over iets anders dat voorbijging, straks.

En al

Ik ben een paar jaar geleden gestopt met schuldgevoel, en sindsdien gaat alles beter.

Vrees niet, jonge mensen. Ik weet dat jullie het stuk van Sofie hebben gelezen, op haar blog, of op de Knack of op de media die het daarna nog hebben overgenomen. Ze heeft gelijk, natuurlijk, zoals haar leven nu in elkaar zit, en ik ken de situatie bij hen behoorlijk goed zelfs. We hebben daar al wel eens over gepraat, zij en ik, en ik ken haar bezorgdheden. De keuzes die jonge mensen moeten maken zijn ook niet van de poes, en kiezen is per definitie delen in deze.
Maar ik wil toch efkes schrijven. Niet om oneer te doen aan haar verhaal, want er zijn veel mensen die hiermee worstelen, maar om ook te tonen dat het iets is waar ge uiteindelijk in groeit. Ge maakt keuzes, zoekt evenwicht en uiteindelijk vindt ge dat. Want kiezen, en dus delen, is niet per definitie verliezen. Integendeel.

Ik schrijf dit ook omdat het niet zo erg is als alles niet perfect loopt zoals ge het in uw hoofd hadt op uw twintigste. Of op uw dertigste. En omdat ik wat droevig word van jonge mensen die door ons aller angsten over de keuzes en problemen die een gezin meebrengt zeggen dat ze niet weten of ze nog wel kindjes willen. Want dat het niet te doen is, als ge het zo leest.

Vreest niet, jonge mensen. Want volwassen zijn, en een kindje hebben, dat brengt natuurlijk bepaalde uitdagingen mee. Maar het is vooral ook leuk, en schoon en het gezinsleven is ook zo zwaar als ge het zelf maakt.
Als ge denkt dat ge er klaar voor zijt: sluit uw ogen en spring, doe uw best, maar voel u niet schuldig of slecht als het niet allemaal lukt.
Morgen is er weer een dag, en dat kan een leutige zijn of een mindere. En daarna komt er nog eentje. En dan weer.

Het heeft bij mij jaren geduurd voor ik zover was, maar echt: niet te veel eisen van uzelf, dat is de beste beslissing die ge kunt nemen. En het besef dat schuldgevoel alleen lastig is voor uzelf, en iedereen waarvoor ge schuldgevoelens hebt daar absoluut niks aan heeft.

Maar u bent natuurlijk op zoek naar praktische tips over hoe u ook zo’n vrolijk, monter en onbezorgd gezinsleven kunt hebben. Ik versta dat, dus daarmee dat ik schrijf.

1. Een vrolijk, monter en onbezorgd gezinsleven bestaat niet.
Er bestaat een relatief rustig en kabbelend gezinsleven met mensen die al eens kunnen lachen en waarbij de dramamomenten overbrugd kunnen worden. Als u dat heeft, dan bent u de eerste van de klas. Echt, het wordt niet beter dan dat. En dat is niet erg, want ge wordt daar heel gelukkig van.

2. Werkliefde beats Locatie beats Tijd beats Geld.
Ik doe mijn job doodgraag en ga zelden tegen mijn zin werken. Dat komt deels en ook omdat ik werk waar ik woon. Eens ge een gezin hebt is tijd wat ge het meeste tekort hebt. In Gent werken is daarom de belangrijkste beslissing die ik ooit heb genomen, om het leven leefbaar te houden.
Als mijn droomjob in Brussel was, dan zou ik in Brussel wonen. Op lange lesdagen begin ik om 8.15h met mijn eerste les, en eindigt de laatste om 17.45h. Als ik daar twee keer een extra uur verplaatsing bij zou nemen, dan heb ik geen leven meer. Ik verdien een pak minder dan in mijn vorige job, maar dat stoort mij niet. Of nauwelijks. Tijd is belangrijker dan geld, voor mij.

3. Steun en uitbesteding zijn geen schande.
Wij hebben het geluk om aan beide kanten op de grootouders te kunnen steunen, zeer hard. Mijn ouders vullen met de glimlach elk gat in onze agenda op, mijn schoonouders springen in als mijn ouders niet kunnen. We profiteren daar niet van, en ik ben ervan overtuigd dat ze dat voelen. Ik vraag zelden om op de kleine te passen voor zaken die niet werkgerelateerd zijn, omdat ik gewoon niet zoveel niet-werkgerelateerde dingen doe. Daarover later meer.
Ik voel mij daar niet schuldig over, omdat het win-win-win is: wij kunnen met een gerust hart en volle focus ons werk doen, de kleine wordt fantastisch gesoigneerd, én de grootouders zijn zot van het kind en hebben haar graag bij zich. Win-win-win.

Verder doen wij niet graag van huishouden, dus hebben wij twee keer per week een poetshulp, die ook strijkt en de ruimte heeft om dingen te doen die ik vervelend vind, zoals bedden verschonen. Ik zie mensen soms met hun ogen rollen als ik dat zeg, maar ik schaam mij daar niet over. Er was een tijd dat ik geen poetshulp had — Lang geleden. De eerste zes maanden dat ik alleen woonde, denk ik. Ik was de allereerste in mijn hele vriendenkring die iemand betaalde om dingen te doen die ik liever niet zelf doe. En daar is dus niks verkeerd mee, ik vond dat al heel snel de investering meer dan waard. Want dat kost wat geld, maar opnieuw: zie verder.

Eerst kwam de hulp eens om de 14 dagen. Toen kreeg ik een kind en kwam ze wekelijks. En toen ging het lief nog meer werken, werd ik vervelend omdat ik meer moest huishouden en sindsdien komt ze twee keer per week. Soms kijken mensen dan wat raar, en pakweg vijf jaar geleden zou ik het gevoel gehad hebben dat ik faalde in mijn huishoudcapaciteiten, maar daar doe ik niet meer aan mee.

Net zoals ik mij ook niet meer schuldig voel als mijn mama mijn huis opruimt of een strijk doet (al zal ik het nog steeds zelden zelf vragen om zoiets te doen). Net zoals ik het absoluut niet erg vind als mijn papa mijn huis helpt verbouwen. Of mijn schoonmama mijn terras heeft geschuurd terwijl ze oppast. Geen schuldgevoel, ik geniet gewoon en zeg: danku, dat is heel lief dat ge dat doet, en ik heb dat graag. Ik meen dat ook oprecht. En neen, dat is niet profiteren. Ouders helpen hun kinderen graag, en ik zou hetzelfde doen voor mijn kinderen. En als onze ouders hulp nodig hebben, dan zijn wij er ook, altijd.

4. Kies (of ook: alle zie-verders hierboven)
Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik niks heb opgegeven voor mijn kleine en Het Gezin. In mijn geval: ik ga bijna niet meer uit, ik koop bijna niks meer en ik heb geen hobby’s buitenshuis. Ik ga om de twee weken naar het voetbal, met mijn papa, maar voor de rest blijf ik thuis, voornamelijk. Op weekendavonden, en heel vaak in de week ook, is mijn lief uit werken, en dan werk ik thuis. Ik steek het kind in bed, en ik bereid mijn lessen voor, lees papers, corrigeer en doe ander schoolwerk tot elf of twaalf uur. En dan ga ik slapen. Ik kijk nauwelijks TV, lees geen boeken meer en sport niet. Dat lukt niet meer, en ik vind dat een kleine opoffering voor wat in de plaats komt: tijd overdag om met de belangrijke dingen bezig te zijn. De kleine, mijn lief, mijn familie en vrienden.

Er zijn ook zaken waarvoor ik standaard pas, tenzij het echt vlotjes uitkomt zonder geregel. Zo doe ik geen nieuwjaarsrecepties, geen werketentjes voor pensioenen, geen avondvergaderingen, geen extra-curriculumdingen met de collega’s. Hoe gezellig dat soms ook kan zijn, ik doe dat gewoon net niet graag genoeg om daar zaken voor te regelen. Weekendjes weg met vriendinnen, zijn nog zo’n voorbeeld, zij het dat ik dat wel veel liever doe dan werkdingen. Ik geniet daar enorm van als het eens lukt, maar meestal ben ik al moe als ik denk aan al het geregel alleen al. Babysit, mijn werkritme dat verstoord is, achteraf werk inhalen, te weinig slaap en daardoor een week moe. Als het dus past: zeer graag. Maar ik wring mij niet in 1000 bochten. Want dat moet niet meer van mezelf.

Dat van nauwelijks nog iets kopen heeft in sé niks met gierigheid te maken. Ik had gewoon op een bepaald moment genoeg, een beetje zoals bij haar (zie dit artikel). Gewonnen: tijd, een gerust gemoed, geld. Om drie uur extra poetshulp per week te betalen, bijvoorbeeld. MWOEHA!

projecten

Die kleine verrassingen maken het helemaal de moeite waard.

We hebben onze hof, mensen. Helemaal getekend en officieel. Meneer de tuinaanlegger heeft gisteren en vandaag al superveel werk verzet: er werd een oude (niet meer gebruikte) (wel leeggespoelde) beerput dichtgegooid, zavel werd afgegraven, terras werd uitgebroken, goeie grond en stabilizé werden aangevoerd en opengelegd. En een immens netwerk van afwatering (regen, wasmachine, dakgoot) en verluchting (kelder) werd vernieuwd. Om 16h vanavond zwaaide S. Goed weekend en begon ik te hopen op zon, zodat alles goed uitdroogt en er volgende week een terras kan gelegd worden. Blij man, blij, ik moet u dat niet zeggen.

Om 17.30h droeg ik een bak vol overbodig keukengerief de keldertrap af (kelder= uitgesteld containerpark. ge kent het principe ongetwijfeld) en stapte beneden met mijn teenslipper in een diepe plas. Water. Veel.
Nu is er in onze kelder sowieso een kleine issue met grondwater als het veel regent, en een paar kleine plasjes. Er is het incident geweest met iemand (misschien ik, maar ik zal dat publieklijk steeds ontkennen) die in een overijverige bui de kelder stofvrij ging maken met een staalborstel en daarbij _misschien_ een deel van de maak-uw-kelder-waterdicht-coating heeft mee afgeschuurd. Kan iedereen overkomen. (Net als die krassen op de koepel. Wist ik veel dat ge die niet met een schuurspons moogt propermaken alsof gij dat wist, dat plexiglas krast stop met mij verwijten te maken.)
Enfin. De kelder is niet droogdroog. Bygones. Mijn lief gaat dat oplossen, de komende maanden.

Maar ge hebt niet droogdroog en ge hebt vijf centimeter water en modderslijk. Geloof mij: dat is een wereld van verschil. Het is best spannend, want ik heb net 13 emmers vuil water geschept en naar boven gezeuld, en nu wacht ik af of er morgen weer water is.
Als het over is, dan ga ik het gebeuren negeren. Als het terugkomt, dan moeten er oorzaken gezocht worden. Maar waarschijnlijk is het water van de lege beerput (toch rap zo’n 1000l) een stuk langs de kelder weggelopen doen die werd gedempt. Dat is de huidige gok, ge moogt duimen dat het dat was.

Dat soort toestanden zijn de leuke onverwachte extra’s die bij verbouwingen horen. Iedereen met een oud huis knikt nu grijnzend en denkt aan pakweg die keer dat een steunbalk rot bleek te zijn, er vocht in de muren zat of de vorige eigenaar zijn steenpuin in de tuin had begraven.

Iedereen met een nieuwbouw: kom binnen 30 jaar eens terug, dan praten we keer.

Maar de echte verrassing van vandaag is dat ik op geen enkel moment ook maar een spatje stress heb ervaren. Ik heb de powertools omhoog gezet zodat ze niet nat kunnen worden en heb vervolgens een boterhammetje gegeten met mijn kleine. Dan eens gebeld naar het lief (“hoe lang geleden zijt gij in de kelder geweest? Ah dan zal het van de werken zijn hé”), een telefoontje naar mijn ouders (“De kelder is nat. Ja jom, dat was verschieten.”) en naar de tuinaanlegger (“gewoon efkes luisteren of er geen buis kapot is gegaan ofzo. Neenneen, ik ben niet in paniek hoor, dat geraakt wel opgelost.”). Toen de dochter in haar bed zat het hozen gestart, met rubberlaarzen aan. En nu een douche en morgen een nieuwe dag.

Verbouwingszen. Na zes jaar heb ik het eindelijk te pakken.