Ze fietste weg, uitgelaten enthousiast, lachend. Ik nam afscheid van het nog steeds babyvierend volk in het park en keek terloops of ze niet naar de straat fietste. En toen opeens viel ze, terwijl ik keek.
Het is vreemd hoe je meteen kunt inschatten hoe ernstig de situatie is. Soms valt een kleuter, maar door de manier waarop zie je meteen dat het een val is die in een grijns zal eindigen. En dus praat je gewoon verder en roept vanop afstand: “alles ok, zoetje? Stelt u maar recht.”
Ze viel en ik liet alles vallen. Tassen en jassen die ik in het park had verzameld werden gegooid waar ze terechtkwamen en ik rende naar haar toe. Het lief, die 20 meter verder ook afscheid aan het nemen was arriveerde vijf seconden nadien.
We hielpen haar recht. Inspecteerden de schade, die misschien nog meeviel. Een elleboogschaafwonde. MIJN HAAAAAND. Een lelijke kiezelsteentjestarmakwonde in de muis van haar hand. Ik hapte naar adem. Een vierkante centimeter slechts, maar dat bloed aan mijn kind: dat is een stomp in mijn maag.
Ze werd getroost en luid gillend naar huis gedragen. Alwaar we verzorging en ontsmetting en plakkers deden. Het kindje voor tv werd gezet, met knuffel, om wat te kalmeren. Ze huilde nog steeds. En hield haar arm nog steeds krampachtig omhoog.
Wij natuurlijk wat ongerust. De mini weigerde resoluut haar arm te plooien want dat deed pijn. GRUWELIJKE PIJN, als we haar drama moesten geloven.
Wanneer beslis je naar spoed te rijden om foto’s te laten nemen?
Best niet te snel, zo blijkt. Want een kwartier later was ze wat afgeleid en deed de poes iets grappig. Ze lachte, ik vroeg haar te zwaaien naar de poes, en ze zwaaide.
Met de arm van de gruwelijke pijn. Die er niet is als ge met de kat aan het lachen zijt, blijkbaar.