Wij zijn van het koppige soort, bedacht ik deze middag. Drie warmeluchtblazers zoemden synchroon in onze hal, drie verfkrabbers werkten geduldig verder. Zo gaat het al weken, elke dinsdag, en vaak ook woensdag. Soms mijn papa alleen, soms mijn mama en mijn papa, en vaak ik er ook nog bij, als ik niet aan het werken ben. Laag na laag na laag na laag.
Het lief kijkt wat hoofdschuddend, als hij passert onderweg naar de kelder, die hij uitmest en waterdicht maakt terwijl wij tergend langzaam vooruitgang boeken. Hij heeft er de moed niet voor, namelijk, voor deze klus. Hij wilde gewoon een beetje schuren en dan een veertiende laagje. Maar wij, wij weten dat het mooier gaat zijn als de dertien lagen verf eraf zijn, voor we de deuren en de trap weer lakken. Want het zijn mooie deuren. En het is een mooie trap.
En dus werken wij geduldig verder. Nog een paar dinsdagen, een handvol woensdagen en ook deze fase is weg en komt nooit meer terug. En tegen die tijd is het vast mooi weer, is er een akte getekend, en kunnen we een tuin aanleggen.