Weet nog, toen ik u vertelde dat wij vanaf nu in projectontwikkelaarsland woonden? Voor een stand van zaken: lees op Het Project..
In bad ligt speelgoed, restanten van zaterdagavond. De kleine mini (die van mij) en de grote mini (die van haar) besloten samen in bad te gaan. Moeders alleen zijn verbazend praktisch aangelegd, en het is verwonderlijk hoeveel tijd ge kunt wegtetteren, leunend in een badkamer, terwijl dochters schuim naar elkaar toe blazen.
Aan de vloer in de living kleeft rijst, vermengd met plasticine. Restanten van zondagavondeten van geïmproviseerde overschotjes. Een maaltijd die naadloos overging in een knutselsessie met playdoh door de aanwezige drie kleuters.
Als ik naar boven ga om de dochter toe te dekken, kom ik op de trap een vergeten kleutersok tegen. Van die keer dat de kleuters boven speelden, en wij beneden in de zetel hangend koffie dronken. Af en toe kwam er eentje naar beneden, telkens anders verkleed. Of gewoon in ondergoed, want zo is die jongste van hen wel.
Er was een incident met plassen in een potje dat daar niet voor gemaakt was. Er was een incident met mustella en een cavia. Er was het begraven van een door katten verscheurde duif. Er was een drama met een pijnlijke botsing tegen een glazen deur.
Maar een topweekend, dat wel. Simpele dingen. The little things, alweer.
We reden naast het kanaal, op weg naar zee. De zon probeerde voorzichtig of ze al eens lente zou maken, en achteraan zat de dochter ingesnoerd in haar reglementair gekeurde zetel heur zonnebril op te poetsen. Klaar voor de zomer, die van ons.
Ik staarde wat naar buiten, en zag iets waar de meeste mensen misschien gewoon voorbij razen. Dat gebeurt al eens, ge weet dat ondertussen, en het is meteen ook de reden waarom ik ‘s avonds altijd doodmoe ben. Prikkels prikkels overal prikkels.
Ik grijnsde en zei “Kijk”.
Want er was een roeiboot, zo’n professioneel ergonomisch en aerodynamisch geval, daar op het kanaal. Erin vier jongens in hetzelfde broekje en shirt. Perfect synchroon en symmetrisch, dus ik hoopte meteen dat ze ergens voor aan het trainen waren. Ze gaan voorzekers winnen, dan.
Ze doorkliefden met gestage regelmaat het kanaal. Door niets tegengehouden, blijkbaar, want daarbij loodrecht een koppel witte zwanen van elkaar scheidend, tot ontsteltenis van de arme dieren.
De zwanen vlogen op, voor de boot uit, vlak boven het water. Die boot, de voorzichtige zon, de zwanen met hun verwarring: prachtbeeld.
Dus ik zei “kijk”. En terwijl ik mijn hoofd naar hem draaide, wist ik dat hij het ook al lang gezien had.
Wat doet een mens als de voorziene pompoen heel funky blijkt te geuren bij het opensnijden (denk: vuilnisbaksap)? Een mens bedenkt rap iets anders met wat nog in de frigo ligt.
Het werd een halve courgette, een aubergine, twee rode uien en een venkel. Ik sneed alles in grove stukken, gooide in een ovenschaal en kruidde met peper, grof zout, pimenton de la vera, provencaalse kruiden en een paar teentjes fijngesnipperde look. Alles werd royaal met olijfolie begoten en gemengd. Zorg ervoor dat alle groenten goed ingevet zijn.
Dit gaat in de oven, op 220°, tot de groenten zacht zijn.
Ondertussen kookte ik penne. Eens de groenten klaar waren liet ik de dochter kiezen: ze at pasta met courgette en een beetje venkel. Nadat haar bord uitgeschept was, werkte ik de schotel af voor ons: de pasta erbij, wat extra kruiden, een scheut balsamico en een blok feta, verkruimeld. Mengen, eventueel wat gesnipperde bladpeterselie erover en klaar. Dat, lieve mensen, is bijzonder lekker, zeker met was parmesan of andere kaas van de rasp eroverheen.
Er stonden zeker 60 stoelen in de zaal. Wit, in ‘t gelid. Er zaten 15 mensen in de zaal. Ik nam mijn koffie mee en keek — zo onopvallend mogelijk — naar de oude man vooraan. Hij rommelde wat met stiften en flipboards. Glimlachte elk van ons toe.
Hij leek de lage opkomst niet erg te vinden, maar mij irriteerde het. Hier stond een held, en mijn studenten hadden zijn naam niet reflexmatig aangeduid bij de programmakeuze. Soms lijken generatiekloven onoverbrugbaar en dat maakt mij een beetje droevig.
Hij schreef mijn allereerste Engelse boek. Daarom is hij een held. Ik las “Je moet dansen op mijn graf”, de vertaling, ergens in het eerste middelbaar. In één ruk, zonder de nuances, maar opgezogen in het verhaal. Een instant fan. Een jaar of twee later zag ik in de bibliotheek “Dance on my grave”. En ik herlas het, opnieuw in één ruk. Terwijl ik niet eens wist dat ik dat kon, lezen in het Engels. Van toen af wel, en daarom is hij mijn held.
Bijna 80 is hij, ondertussen. Een uur lang praatte hij met zachte stem en verbazende humor over kinderen aan het lezen brengen. Over de rol van ouders en leerkrachten. Daarbij maakte hij schema’s op het bord, vermeldde terloops zijn haat voor powerpoints, zijn liefde voor iPads, zijn angst voor luchthavens en hoe hij op zijn elfde pas ontdekte wat een bibliotheek was. 80 al. Ik durf niet te berekenen hoe groot de kans is dat mijn studenten hem ooit wel horen praten.
Vandaag was ik met mijn studenten op een studiedag, voor Mind The Book. Ik laafde mij, net als een paar jaar geleden, een uurtje aan het enthousiasme van de heerlijke Tine Mortier. Tine verpatste me een gesigneerd boek voor de dochter, natuurlijk (of liever, ik smeekte haar: hier neem mijn geld), en dat was aanleiding tot een wonderlijke conversatie deze avond. Daarover later meer. Ik zag oud-collega Sterre hele fijne dingen doen met gebarentaal en soundpainting. En ik luisterde naar Aidan Chambers.