Year: 2012

Ja!

Kiezinge.

Ik moest nog, voor de archieven. Want ook al hebt ge onmenselijk veel werk: de archieven zijn dat binnen zes maand vergeten, en dan blijft over dat ge niet over de kiezing hebt geschreven in 2012. Zonde.

Ik heb de Mini uitgelegd wat het betekende. Verkiezingen voor driejarigen: dat al die mensen op de borden naast de weg graag burgemeester wilden worden. En dat alle grote mensen moesten kiezen wie zij wilden dat het zou worden. Zondagochtend heel vroeg besliste zij dat _ik_ burgemeester moest worden. Ik heb gelachen, maar we weten allemaal dat ik te rap moe ben voor zo’n job.

Ik droeg mijn nieuwe groene jurk en mijn rode jas, met zorg de avond voordien klaargelegd, speciaal voor het privilege van het bollekeskleuren. Enig gevoel voor symboliek en drama is mij niet vreemd, ik weet dat en ik koester het. Net zoals het gevoel van zondag: dat ik mij geborgen voel, in deze buurt, deze stad, bij deze mensen.

Ik deed tradities. Uit eten. Daarna voor de televisie en balkjes kijken. Een beetje zenuwen, maar diep in mijn hart wist ik dat alles goed zou komen. Hier. Maar mijn stad nam haar tijd, en een mens blijft toch op zijn hoede.
Het resultaat is wat ge al een paar maand voelt in de stad. De pols van contente mensen. De geestdrift van het verlangen naar echte verandering. Het soort dat komt met respect voor uw stad, voor de mensen, voor het leven. Ik noemde het hoop, maar nu is het bevestiging.

Dus ja, ik heb op u gestemd, winnaars-van-gent, en nu is het aan u. Maak de schoonste stad van ‘t land nog schoner, de komende zes jaar. Luister naar de mensen, durf het evidente in twijfel te trekken. Verbied mij van met mijn auto in de stad te rijden, want ik ben lui van mijn eigen. Hoor het signaal van verontwaardiging van een groep mensen die niet gediend zijn van een samenleving die harder, kouder en minder sociaal wordt. Hoor het zoeken van een groep mensen naar hoe we anders kunnen leren omgaan met de werkelijkheid. Want we zijn met veel, die mensen, en we wonen hier. Gebruik ons.

werk

Het moet niet altijd over ICT gaan.

We zaten aan één van de picnictafels in de tuin. Half vier, pauze, ik at een chocoladepudding — door vergaderingen en lopen en hollen en veel lesgeven mijn eerste voedsel van die dag. Zij rookten sigaretten, dronken koffie en iedereen had het over zondag. Eigenlijk is dat gewoon vroeg opstaan. Ik heb geen idee op wie ik zou moeten stemmen. De burgemeester, zekers, dat is een hele vriendelijke mens. Ja. Ik weet niet goed waarom dat allemaal van doen is.

Ik zag in de verte mijn paard af komen galopperen. Natuurlijk dat ik erop kroop.

Eigenlijk is dat iets magisch, vind ik, die verkiezingen.

Ze keken mij vragend aan.

Zondag, dan gaat iedereen naar een stemlokaal in zijn buurt. Iedereen hé. Iedereen die oud genoeg is, iedereen die hier woont, iedereen die hier belastingen betaalt. Iedereen waarvan we zouden kunnen aannemen dat ze volwassen genoeg zijn om een doordachte keuze te maken. Die gaan allemaal in zo’n stemhokje en die kiezen dan aan wie ze voldoende vertrouwen durven geven om hen de komende zes jaar te vertegenwoordigen. Die kiezen wie zij het verstandigst vinden, met de beste ideeën. Dus dan gaat het ook over uw eigen ideeën. Dan denkt ge dus eerst na wat GIJ belangrijk vindt. En dan zoekt ge iemand die ook die dingen bepleit. En daar stemt ge op.
Dat is ongelooflijk belangrijk. En een heel groot voorrecht dat ge dat moogt uitspreken.

Ze waren een beetje stil daarna. Ik heb dan maar gezwegen over Emilie Claeys en hoe 1948 echt nog niet zo lang geleden is, hoewel er een hele speech klaarzat in mijn hoofd. Soms moet ge af uw paard komen nadat ge hopelijk een klein zaadje hebt geplant, zodat ge de kiem niet versmoort.

De volgende keer misschien.

En al

Het gaat altijd wat over uzelf.

Gisteren gingen wij voor het laatst samen naar het Filmfestival. Zij en ik, zoals altijd sinds ze gemeenteraadslid is geworden.
We gingen ook nu weer naast de rode loper, want we moeten geen van beiden van onze bekende kop leven en evenmin moet er iemand herverkozen worden.
Het voelde een beetje als het einde van een tijdperk, een tijdperk dat voor altijd dat zal zijn waarin ons leven voor altijd is veranderd. Het was in al die jaren de eerste keer dat we allebei tijd hadden gehad om ons haar te wassen, een jurk aan te trekken en die ook nog chocovlek- en peutersnotvrij te houden. Onze meiskes worden groot, meneer, mevrouw.

Drie minuten. Zo lang heeft het geduurd voor mijn hart de eerste keer brak. Ik wist dat het zou breken, want ik heb het gezien indertijd, het theaterstuk waar de film van is gemaakt. Toen lag mijn ziel na afloop in duizend stukjes op de grond. Ik heb een hele week nodig gehad om het samen te vegen.

Deze keer is anders. Ik heb geweendgeweendgeweend. Na afloop en een glas champagne ben ik naar huis gekomen, heb mijn pyjama aangetrokken en ben naast het bed van mijn kindje gaan staan. Ik heb naar haar vredig en bloedmooi gezicht gekeken, heb over haar slapende haar gewreven, haar deken goedgestopt en mijn lippen zacht op haar voorhoofd gedrukt. En ik heb nog eens geweend. Maar een klein beetje.

Deze ochtend, toen ze ver voor het opstaanuur al riep, ben ik niet humeurig geworden. Ik heb haar geduldig getroost, gepraat en gesust. Tot ze rustig was en nog wat terug ging slapen.
Deze avond, toen ik stikkapot thuiskwam van een lastige dag, ben ik niet ongeduldig geworden van eindeloos getreuzel. We hebben samen aan tafel gezeten, terwijl zij vertelde over een centje dat ze had gevonden op de speelplaats. En dat ze gevraagd had of het van iemand was, maar dat niemand het wist, en dat ze het dus mocht hebben. En dat ze het morgen mee gaat nemen om fruit te kopen in het kraam op school, voor alle kinders.
We hebben een bad genomen, en haar lange haar gewassen. We hebben een lijstje gemaakt van wie er allemaal eens moet komen slapen en komen spelen, in de vakantie. Ze heeft verleld over vrijdag, dat ze op het podium mag en een muis gaat spelen. We hebben in de zetel gehangen en daarna in haar bed een lang verhaal gelezen, hoewel ik had beweerd dat er alleen tijd was voor een kleintje.

We hebben fladderzoenen en knuffels uitgewisseld. Toen ik de deur van haar kamer dichtdeed riep ze: wacht mama, je bent iets vergeten. Toen ik terug binnenkwam: Kom eens zitten. En vertel eens hoe het op jouw school was vandaag.

Ik heb verteld, en ik heb daarna beneden geweend. Niet omdat mijn ziel in duizend stukjes op de grond ligt, zoals vorige keer, maar omdat ik keihard besef hoeveel geluk wij hebben.

Dus merci, Johan, Felix, Veerle en co. Voor het besef. Echt merci.

Ja!

De vogels.

Kijk, ik weet ook niet hoe zo’n dingen *precies* gebeuren. Vanavond bij het avondeten hadden we het tussen het constante mira-eet-uw-boterham-op, mira-blijf-met-uw-handen-uit-uw-soep en neen-ge-moogt-geen-kaas-in-mijn-water-gooien (dat laatste was ook tegen de mini, trouwens, voor u denkt dat mijn verloofde geen manieren heeft) over de vogels in de boom. Want die kwetteren een eind weg, zo elke dag bij zonsopgang en vlak voor zonsondergang. Ik vertelde dat ik het al had opgenomen met mijn gsm om als ringtone te gebruiken enzo. En toen zei het lief: “weet ge wat cool is, als ge verontwaardigd kucht, alsof het u stoort, dan stoppen ze.”

En neen dus, ik weet niet hoe hij *precies* zo’n dingen ontdekt. Ik weet wel dat we twee minuten later op de koer stonden om het te proberen en heel hard moesten lachen. En dat hij vijf minuten daarna besliste dat hij zijn promofilmke voor Zwerm, zoals de nieuwe voorstelling zal gaan heten, had gevonden.

Soon. In een zaal in uw buurt: meer moppen met vogels!

En al

Ohere.

Het was het uur tussen wolf en hond, de eerste lesweek bij ons. Terwijl ik tevergeefs de slaap en virale infecties allerhande uit mijn hoofd probeerde te verjagen (de dochter was ziek en sliep dus onrustig. De man was verkouden en snurkte dus onrustig. De vrouw sliep niet en vocht tegen virussen en nachtlawaai) op weg van de auto naar ingang, zag ik in mijn ooghoek de derdejaarsstudente ietwat onwennig neen schudden. Ik beantwoordde haar vragende blik toen ik passeerde en merkte toen pas het kleine meisje op de fiets op.

Een jaar of twaalf. Eerste jaar op de middelbare school, ziet dat van hier. Fluo-hesje, fluo-hoesje over de te zware rugzak. Een beugel en betraande ogen. Dat ze haar school niet vond, en niet wist waar ze was. Dat ze aan de Zuid moest zijn, en of we haar de weg konden uitleggen.

Nu moet u weten, van Ledeganck naar de Zuid, u en ik rijden daar blindelings naartoe, maar het kind was al eens verdwaald, en was duidelijk in paniek, dus uitleg genre “en dan is het de eerste of de tweede straat. Aan het tankstation, geloof ik.”, dat was precies geen goed idee. Ik brak mijn hoofd over hoe ik haar best zou sturen, aarzelde,…

En toen merkte ik het label op haar hesje op. Ik wees. “Is dat jouw school?” Bleek van wel. “Ik ken die school, dat is toch niet echt aan de Zuid?”. Ahneen, maar ze legde uit dat ze van aan de Zuid zeker de weg wist. Pubermeiskes, dat hangt na school voorzekers de hele tijd in dat shoppingcenter rond.

Enfin, lang verhaal kort: naar haar school was het wel eenvoudig uit te leggen, maar het kind was echt kilometers verkeerd gereden. Ik wees de weg, liet haar alles nog eens herhalen en legde het daarna nog eens uit. De studente en ik keken haar na, terwijl ze in het halfdonker de parking afreed met haar te grote rugzak. Verbeten en vastberaden.

Ik hoop dat ze nog op tijd was.