Ik ben in mijn moederschap tot veel bereid. Ik sta elke dag te vroeg op, jongleer met werk en huishouden om het kind op deftige uren van school te halen, duw zonder morren schommels op speeltuinen, laat mijn vloeren vol glitter gooien als dat toevallig bij de knutsel van de dag hoort en laat mijn living ombouwen tot kampement. Ik sta ‘s nachts op om bedjes te verschonen, maak al twee jaar geen witlof meer omdat zij het niet lust (terwijl ik niks liever eet) en weet nauwelijks nog hoe een café er vanbinnen uitziet. Ik hijs mijn kind op fiets of in auto en ze mag altijd overal mee. Ook als dat een chique restaurant is met leren stoelen waar haar botinnen krassen op kunnen maken. Ik ga naar dierentuin, pretpark en kindermuseum, luister naar CDs met zonzienzakkenindezee als ze erom vraagt, en zag al 2 jaar geen tv-journaal meer, omdat dat net voor bedtijd is en ze dan kinderfilmpjes kijkt. Ik ben tot veel bereid, en het voelt niet eens als een opoffering. Maar sommige dingen doe ik niet. Omdat ik weet dat ik er fysiek niet toe in staat ben om de boel vrolijk te houden, terwijl ik ondertussen het gevoel heb dat mijn hoofd met een botte bijl in twee wordt gehakt.
Gelukkig heeft mijn dochter heerlijke grootouders. En zo trokken mijn ouders deze middag met haar naar de Kaatje-show aan zee. Met Kamiel, Victor, een kroon op haar hoofd en een tekening in haar hand. Ondertussen haakte ik mijn arm door die van mijn lief, en wandelde met hem een paar uur op het verlaten winterstrand. Mijn laarzen werden nat, mijn haar had precies een storm doorstaan, maar ik kreeg er geen hoofdpijn van.
Twee uur later kreeg ik een vrolijk meisje terug, met verhalen over liedjes en een foto met de rosse heldin herself. Zij kreeg een rustig glimlachende moeder en een kalm hoofd. En iedereen kreeg een pannenkoek. Topzondag.