Het was het uur tussen wolf en hond, de eerste lesweek bij ons. Terwijl ik tevergeefs de slaap en virale infecties allerhande uit mijn hoofd probeerde te verjagen (de dochter was ziek en sliep dus onrustig. De man was verkouden en snurkte dus onrustig. De vrouw sliep niet en vocht tegen virussen en nachtlawaai) op weg van de auto naar ingang, zag ik in mijn ooghoek de derdejaarsstudente ietwat onwennig neen schudden. Ik beantwoordde haar vragende blik toen ik passeerde en merkte toen pas het kleine meisje op de fiets op.
Een jaar of twaalf. Eerste jaar op de middelbare school, ziet dat van hier. Fluo-hesje, fluo-hoesje over de te zware rugzak. Een beugel en betraande ogen. Dat ze haar school niet vond, en niet wist waar ze was. Dat ze aan de Zuid moest zijn, en of we haar de weg konden uitleggen.
Nu moet u weten, van Ledeganck naar de Zuid, u en ik rijden daar blindelings naartoe, maar het kind was al eens verdwaald, en was duidelijk in paniek, dus uitleg genre “en dan is het de eerste of de tweede straat. Aan het tankstation, geloof ik.”, dat was precies geen goed idee. Ik brak mijn hoofd over hoe ik haar best zou sturen, aarzelde,…
En toen merkte ik het label op haar hesje op. Ik wees. “Is dat jouw school?” Bleek van wel. “Ik ken die school, dat is toch niet echt aan de Zuid?”. Ahneen, maar ze legde uit dat ze van aan de Zuid zeker de weg wist. Pubermeiskes, dat hangt na school voorzekers de hele tijd in dat shoppingcenter rond.
Enfin, lang verhaal kort: naar haar school was het wel eenvoudig uit te leggen, maar het kind was echt kilometers verkeerd gereden. Ik wees de weg, liet haar alles nog eens herhalen en legde het daarna nog eens uit. De studente en ik keken haar na, terwijl ze in het halfdonker de parking afreed met haar te grote rugzak. Verbeten en vastberaden.
Ik hoop dat ze nog op tijd was.