Month: August 2012

projecten

We zitten hier met een reeksje, peisk.

Het zit zo: ik zat gisteren in mijn boekskes te bladeren. Want ik schrijf weer veel, tegenwoordig, maar eens ik aan de computer kom ben ik het precies allemaal vergeten. De vakantie zit in mijn hoofd, en dat maakt mijn denken wat wollig. Omdat ik ook niet elke dag kan schrijven over hoe heerlijk traag de dag zich voortsleept, bladerde ik door woorden en zinnen van de laatste weken. En toen maanden, en toen jaren.

Ik kwam tot de conclusie dat ik blijkbaar coole buren heb, aangezien er veel over hen genoteerd stond. Dat kan kloppen, want ik woon in de coolste buurt van de coolste stad van het land. Daarom, om de zomerluwte te overbruggen, ga ik mijn nota’s van de afgelopen jaren over mijn gebuurs eens uittikken, de komende dagen.

Ge weet wel: koop komkommers mensen, c’est bien la saison!

En al

De gebuur.

Elke keer als ik hem zie lopen, met die mevrouw aan zijn hand, glimlach ik in mijn hoofd. Ze is er nu zowat een jaar, hand in hand naar de bakker, in de voormiddag als ik met de Mini naar de zandbak trek.
Ik moet dan ook denken aan de matrassen op het eerste verdiep. En of die kamer nog net zo zou zijn. Ik vraag dat niet, natuurlijk, want ik zeg alleen vriendelijk goeiendag. Zo doet ge dat met gebuurs.

Twee zomers geleden liep hij daar nog alleen. Als hij in zijn voordeur stond te kijken, dan was hij alleen. Als hij zijn auto uit de garage voorreed, dan was hij alleen. Hij was altijd alleen. Ik weet dat, want hij had het verteld.

Dat was toen we hier pas woonden. We lieten toen een keer een nieuw dak leggen en ‘s avonds stonden we aan de overkant van de straat te turen hoe het eruitzag. Hij stond in zijn deurgat. Dat ge het goed kunt zien vanop zijn tweede, en dat we anders eens van daar mochten komen kijken.

Wat volgde was een groot half uur rondleiding in zijn huis en bijhorende verhalen. Over zijn vrouw die overleden was, en hoe hij sindsdien alleen was. Over het waskot dat eerst een koer was, maar dat ge beter zijt met een waskot, want ge kunt toch niet buiten met dat slecht weer altijd. Over de kamer, op de eerste verdieping met de vloer en muren van plastiek matrassen. Over de zoon, die daar vroeger woonde, en dat die zich dan geen pijn kon doen. Over zijn vrouw die ziek was geworden en hoe het zorgen voor de zoon toen niet meer ging. Over hoe nu andere mensen voor de zoon zorgden, professionelen. En over hoe hij nog meer alleen was sindsdien.

Wij woonden een maand in ons pas gekochte huis. Jonge mensen, aan het begin van een heel leven samen, popelend van al het geluk dat ons stond te wachten. Ik weet nog dat ik kapot was van het contrast, als ik hem daar zo zag staan. Alleen.

Als ik ze zie, hand in hand, op weg naar de bakker, dan zit er zon in mijn hoofd. Het is een schone zomer.