Al zolang wij the infamous Santa Boogie hebben, is hij een onmiskenbaar deel van ons huishouden. Zit bij mij in de zetel. Ligt op onze voeten terwijl we slapen. Komt overal in huis, en komt altijd flemen. Soms begint hij al te spinnen van pure anticipatie als hij ons thuis ziet komen, het engelke.
Ok, er is het gedoe met het in huis plassen, en dat is niet fijn. En het wordt steeds minder om te lachen. Ik zeg u: als ge net het overgrote deel van uw spaargeld in een kanjer van een verbouwing hebt gestopt, dan vloekt ge nog wat harder dan normaal als blijkt dat de kater ergens in de pas gerenoveerde deel een grote plas achterliet. Dat is niet leuk, neen, maar het was blijkbaar nog steeds niet de druppel voor ons gevoelig hart. Die druppel was iets anders.
We kwamen thuis van een week Frankrijk, laadden de auto uit en gooiden het kampeergrief in de inkomhal. We zouden de volgende wel opruimen. Elke keer als ik in de gang passeerde die avond, moest ik een beetje lachen. Dat we die tent toch nog een beetje gingen moeten verluchten, want dat zo’n koeienwei blijkbaar een geurtje achterliet. Tot ik aan de trap passeerde en merkte dat het geurtje daar sterker was dan in de buurt van het kampeermateriaal. Enig onderzoek en een kokhals of vier later bleek dat Boogie in onze afwezigheid de net betegelde ruimte onder de trap (waar een ingemaakte kast komt, ooit) gebruikte als kattenbak. Voor grote boodschappen.
Druppel zegt u? Dat was hem.
Sindsdien slaapt de kater buiten, en is hij enkel nog in de woonkamer toegelaten onder supervisie van ons. De rest van het huis is verbpden terrein.
Hij en ik, we moeten keihard wennen. Want ik mis hem, zo aan het voeteind van mijn bed als het lief laat thuiskomt. En ik sterf een beetje vanbinnen als ik hoor dat het begint te regenen. Om nog maar te zwijgen van de voorzieningen die ik probeer te treffen voor de winter, zodat hij een veilig en warm hokje heeft als het kil wordt.
Maar het is het beste zo, ik weet dat wel. En de meeste katten zitten veel buiten. Right? RIGHT?