En al

Loslaten.

Zondag was het alle hens aan dek, hier deze kant van de Brugse Poort. Toen we naar de bakker wandelden bleek er op het eind van de straat een hele hoop politie te staan, veel zorgelijk kijkende mensen, geagiteerde kinderen en af- en aanrijdende fietsflikken. We wandelden door want op zo’n moment kunt ge mensen beter hun werk laten doen en niet in de weg lopen, maar bij navraag achteraf bleek dat er op dat moment een meisje van zes zoek was. Vier uur waren ze haar kwijt, en ze is uiteindelijk teruggevonden, zonder erg.

Ik ken het meisje. Ze is één van de vrolijkerds die altijd in het parkje en de straten daaromheen speelt, recht tegenover haar huis. Het park waar wij met Mira ook in de zandbank gaan wroeten. Ik weet niet wat er precies gebeurd is, maar kan er me wel iets bij voorstellen: één van de kinders gaat elders spelen, ze gaat mee en vergeet de tijd, zoals alleen kinderen dat kunnen.
We hebben het ook nog meegemaakt, lang geleden: neef S. was in onze jonge jaren een expert in zoek geraken. Ik herinner me een avond dat de hele buurt hem liep te zoeken tot laat in de avond, waarop hij plots rustig kwam aanfietsen. Computerspelletjes gespeeld bij T., vergeten dat hij eigenlijk nog geen avondeten had gegeten. En dus al van de middag wegwas.

Het hele gedoe houdt me bezig, nu. Ik weet dat het nog veel te vroeg is om zo’n bruggen te nemen, wegens mijn kind is ontegensprekelijk te jong, maar het gaat zo snel dat ik er toch al eens over nadenk. Hoe dat zit met dat loslaten.
Toen wij (En met wij bedoel ik niet “bij ons thuis” maar “bij iedereen bij ons in het dorp”) klein waren vertrokken wij in de vakanties na het middageten thuis. En we werden om zes uur terug verwacht om te eten. In tussentijd was de enige richtlijn: gedraag u, zijt voorzichtig, en niet over de Grote Baan.
Natuurlijk gedroegen we ons niet, waren we behoorlijk onvoorzichtig, en reden we de Grote Baan over als de middag dat vroeg. En onze ouders wisten eenvoudigweg niet waar we zaten.
En ja, wij hadden in ons dorp een Grote Baan en dat is wat de naam zegt: de grootste baan van de gemeente. Stopt met lachen.

Enfin. Loslaten, en hopen dat alles goed afloopt, dat was het, denk ik. Ik ben blij dat ik zo opgegroeid ben, het heeft mij gemaakt tot wie ik ben: een durver, zelfzeker en zelfstandig.
Ik heb altijd gezworen dat ik het met mijn kinderen ook zou kunnen, dat loslaten, maar als ik eraan denk dan keert mijn maag. De tijden zijn veranderd, zegt iedereen, maar de vraag is: is dat wel zo, en indien wel, is dat zo in die mate dat we het andere uiterste moeten kiezen en onze kinders alleen nog in de achtertuin mogen laten spelen? En kweken we zo geen generaties bange mensen, die niet buiten komen omdat ze nooit anders geweten hebben?

Ik zie dat bij mensen in mijn omgeving ook, die nood om de kindjes dicht te houden. Wij willen bijvoorbeeld graag dat de kleine later in een jeugdbeweging gaat, omdat we dat allebei heel graag hebben gedaan vroeger, maar als ik dat vertel krijg ik vaak de reactie: zot, en die leiding die zijn maar een jaar of 18 en die kunnen toch nooit voor zo’n troep koters zorgen op een veilige manier. En dan gaan die op kamp, en dan hoort of ziet ge niks gedurende 10 dagen.
Dat is waar, denk ik dan. Ik bel nu vier keer per dag als de kleine uit logeren gaat, wat zal dat dan zijn met mijn hart als ze ooit op kamp gaat? Dat gaat voorzekers tien dagen bloeden van de ongerustheid. Maar betekent dat dan dat ik ze niet moet sturen? Dat ik haar die vrijheid mag ontzeggen voor mijn eigen gemoedsrust?

Moeilijk allemaal, vind ik. Ik zal nog veel moeten nadenken, de komende jaren.